| |
| |
| |
De abnormale kinderen uit maatschappelijk oogpunt.
Sedert ongeveer twintig jaar is er, in België, op maatschappelijk gebied, een krachtige strooming ontstaan ten voordeele der kinderbescherming. Inderdaad, in 1888, dank zij het heerlijk initiatief van den toenmaligen minister van Justitie, den heer Jules Le Jeune, werd de wet op de voorwaardelijke veroordeeling en de voorwaardelijke invrijheidstelling gestemd. Kort daarna kwamen in de voornaamste steden besturen tot stand, met het doel de patronage van de veroordeelden in te richten; in 1889, gingen die verschillende besturen over tot het stichten van een centrale vereeniging: ‘Bond der Belgische maatschappijen voor de patronage der in vrijheid gestelde veroordeelden’. Het volgende jaar, in 1890, hield het eerste Internationaal Congres voor de studie der vragen betrekkelijk de patronage der in vrijheid gestelde veroordeelden en de bescherming der zedelijk verwaarloosde kinderen, zijn zittingen te Antwerpen. In Augustus ll. heeft de vierde vergadering van dat Congres te Luik plaats gehad. In 1890 ook bracht de heer minister van Justitie een gansche verandering aan de tuchtscholen toe: de ouderwetsche tuchtscholen werden herschapen in Staatsweldadigheidscholen met een opvoedend karakter, welke tevens van het beheer der gevangenissen naar het beheer der weldadigheid werden overgebracht. Het streven naar verbetering in het lot der veroordeelden had zich dus reeds uitgebreid en de kinderbescherming omvat; en dat moest ook, omdat, in deze zaak vooral, het beter is de kwaal te voorkomen dan ze naderhand te moeten genezen.
In die uitmuntende maatregelen op 't stuk van verzor- | |
| |
ging van verwaarloosde en misdadige kinderen, ligt eigenlijk de kiem van het streven, dat zich, in 1896, ten bate der abnormale kinderen openbaarde. Vroeger - en de toestand is ongelukkiglijk nog op veel plaatsen zoo - achtte men het alleenlijk noodig zich om de normale kinderen te bekommeren; men kende de misdeelden niet; althans, men handelde alsof ze niet bestonden.
Op het einde der achttiende eeuw, namelijk in 1785, werden in ons land de eerste pogingen aangewend om de doofstommen en de blinden ter hulp te komen. Het is inderdaad een eigenaardig feit te bestatigen, dat, in ons land, evenals in de meeste, om niet te zeggen in alle landen, de belangstelling in het lot der abnormale kinderen aanvankelijk en gedurende langen tijd zich bepaalde tot de doofstommen en de blinden. Tegenwoordig komt men tot een nieuwe opvatting van de zaak en men begrijpt, dat men zijn aandacht ook moet schenken aan achterlijke, spraakgebrekkige en gebrekkige kinderen. Want wil de twintigste eeuw wezenlijk den naam van ‘eeuw van het kind’ waardig zijn, dan moet zij niet alleenlijk de normale maar bovendien de verschillende groepen abnormale kinderen in haar belangstellende aandacht betrekken.
Wij bevinden ons thans juist in een tijdperk dat, in dat opzicht, zeer kenschetsend is. In de maand Augustus l.l. werden er twee internationale congressen gehouden, met het doel verbetering te brengen in het lot der doofstommen. In dezelfde maand werden op het internationaal congres voor lager onderwijs, in een bijzondere afdeeling, verschillende kwesties betrekkelijk de opvoeding der achterlijke en abnormale kinderen besproken. Eindelijk, in de maand September, op het eerste internationaal congres voor kinderopvoeding en bescherming, hield een afdeeling zich uitsluitend bezig met de abnormale kinderen. Het lijdt dus geen twijfel dat er een nieuw maatschappelijk begrip ontstaan is: het begrip van de noodzakelijkheid de ‘minderwaardigen’ op te voeden en te beschermen.
De strekking die in den beginne slechts de doofstommen en de blinden in acht nam, breidt zich op een buitengewone wijze uit, omdat de hedendaagsche wetenschap bewezen heeft,
| |
| |
dat ook de achterlijke kinderen voor een bijzondere verzorging in aanmerking moeten komen, wijl zij voor ontwikkeling en opvoeding vatbaar zijn. Meteen ligt daar een nieuw bewijs van den overwegenden invloed der wetenschap op onze sociale denkbeelden; trouwens, meer en meer zullen onze apriorische en vooringenomen denkbeelden zich wijzigen, dank zij de nieuwe gegevens welke de wetenschappelijke proeven en waarnemingen in het licht stellen.
Wat zijn dan eigenlijk abnormale kinderen? Iedereen kent ze, want iedereen heeft ze reeds ontmoet. De geleerden mogen twisten over een juiste definitie en een scherp afgebakende indeeling. Wij weten dat er abnormale kinderen zijn en dat hun aantal ontzaglijk groot is. Wij ontmoeten ze nu en dan, zoowel op den buiten, waar lucht en licht in overvloed zijn, als in de enge straten en gangen van de overbevolkte steden. Zij leven overal, want de open en gezonde natuur volstaat niet om de verstandelijke minderheid te voorkomen of te verdrijven. Nu eens zijn de abnormale kinderen hun ongelukkigen toestand verschuldigd aan een noodlottige erfelijkheid; vóór zij het licht zagen, droegen zij reeds den stempel der achterlijkheid. Ofwel zijn zij op een regelmatige wijze geboren, maar hebben gedurende hun eerste levensjaren aan een erge ziekte geleden - aan een ziekte van het zenuwstelsel b.v. - die storend werkt op de ontwikkeling der kleine ongelukkigen. Soms is hun verstandelijke ondergeschiktheid het uitwerksel van een slecht of verkeerd maatschappelijk midden, dat het karakter in een ongunstigen zin gewijzigd en de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling doen afwijken heeft. Soms ook heeft het overlijden hunner ouders, of dezer volkomen onverschilligheid, er verwaarloosden van gemaakt, die aan zichzelven overgelaten werden, die van school tot school en van klas tot klas sprongen, zonder ooit vorderingen te maken.
Ziedaar de voornaamste oorzaken die aanleiding kunnen geven tot de verbazende massa doofstommen, blinden, spraakgebrekkigen, medisch-achterlijken en paedagogisch-achterlijken, al die misdeelden, die zwakken of onregelmatigen van geest, die de noodlottige slachtoffers zijn van onze maatschap- | |
| |
pelijke samenleving, welke streeft naar een immer toenemenden vooruitgang. De gewone opvoeding staat machteloos tegenover hun ziekelijk gestel: het zijn zieke wezens. Hier hebben wij nu de groote fout aangewezen, die zoo menigmaal bedreven wordt. Vaak zegt men: ‘De abnormalen zijn volstrekt geen zieke wezens; zij zijn wel is waar zooals de andere kinderen niet, maar mettertijd komt daarin verbetering!’ Als het kind zeer jong is, dan luidt de raad: ‘Wacht totdat het zeven jaar oud is, dan zal het heelemaal veranderen!’ Later wordt gezegd, vooral wanneer het een meisje is: ‘Rond twaalf of veertien jaar zal het kind eensklaps worden zooals al de kinderen!’ En die valsche, onwetenschappelijke woorden zijn de oorzaak dat niets - of zeer weinig - gedaan wordt voor de breede schaar van minderwaardigen. Later, wanneer die kinderen groot zullen zijn en onvermijdelijk in de gevangenis of in het krankzinnigengesticht zullen geplaatst worden, dan zal men de kwaal erkennen waaraan zij lijden; dan eerst zullen zij ziek verklaard worden. Het is echter van heden af, dat zij als dusdanig moeten aanschouwd worden; en daarom hebben zij recht op de verzorging, welke hun toestand vereischt, evenals alle zieken het recht hebben te worden verzorgd.
Een breede schaar van minderwaardigen, schreef ik daar even. Inderdaad, verschillende onderzoeken hebben bewezen dat er in ons land zijn:
1 doofstomme |
op 1250 inwoners, dus 5000 doofstommen |
1 blinde |
op 1250 inwoners, dus 5000 blinden |
1 medisch-achterlijke |
op 850 inwoners, dus 8000 medisch-achterlijken. |
Men schat op 6000 het aantal convulsieven van allen aard (lijders aan vallende ziekte, aan hysterie, aan chorea).
In de lagere scholen, aan het Staatstoezicht onderworpen, zijn er 10,5 per honderd paedagogisch-achterlijke kinderen (9,8 per honderd jongens; 11,8 per honderd meisjes). Met andere woorden, er bevinden zich in onze lagere scholen 85,000 kinderen, die ten minste drie jaar ten achteren zijn in het leeren.
Eindelijk, het aantal spraakgebrekkige kinderen in de lagere scholen bedraagt 8,250 (1 per honderd).
| |
| |
De hedendaagsche wetenschap heeft bewezen dat het mogelijk is al die misdeelden ter hulp te komen, te verbeteren, te verheffen uit hun rampzaligen toestand. Op theoretisch gebied is de zaak bijgevolg klaar. Op practisch gebied echter blijft nog ontzettend veel te doen.
De toestand der doofstommen en blinden is tamelijk goed. België bezit voor hen veertien gestichten: te Antwerpen voor doofstommen, te Antwerpen voor doofstomme meisjes, te Bouge (bij Namen) voor doofstomme jongens en meisjes, te Brugge voor doofstomme en blinde jongens en meisjes, te Brussel voor doofstomme en blinde meisjes, te Charleroi voor doofstommen, te Gent voor doofstommen, te Gent voor doofstomme meisjes, te Ghlin (bij Bergen) voor blinde jongens en meisjes, te Luik voor doofstomme en blinde jongens en meisjes, te Maaseyk voor doofstommen en blinden, te Maaseyk voor doofstomme en blinde meisjes, te Ste-Agatha-Berchem (bij Brussel) voor doofstommen en blinden, te St.-Lambrechts-Woluwe (bij Brussel) voor doofstommen en blinden.
Al deze gestichten zijn private inrichtingen, behalve het instituut te Ste-Agatha-Berchem, dat in 1883 door de provincie Brabant gesticht werd en dat deswege gansch onze sympathie verdient.
Voor de achterlijke kinderen is nog maar bitter weinig tot stand gebracht. Het bijzonder onderwijs (zoo heet het onderwijs aan achterlijke kinderen) werd te Brussel ingericht in April 1897, te Antwerpen in October 1899, te Gent in November 1904, te Molenbeek (bij Brussel) in September 1898, te Cureghem (bij Brussel) in September 1904. In de twee laatstgenoemde gemeenten is de zaak onvolledig opgevat, wijl de geneeskundige dienst ontbreekt.
De tegenwoordige toestand van het bijzonder onderwijs is in de volgende tabel aangeduid:
| |
Brussel.
Jongens: School nr |
7, 5 kl. Bevolking |
153 kinder. { 21 klassen voor jongens, met een bevolking van 540 kinderen. |
Jongens: School nr |
10, 3 kl. Bevolking |
77 kinder. { 21 klassen voor jongens, met een bevolking van 540 kinderen. |
Jongens: School nr |
14, 11 kl. Bevolking |
253 kinder. { 21 klassen voor jongens, met een bevolking van 540 kinderen. |
Jongens: School nr |
18, 2 kl. Bevolking |
57 kinder. { 21 klassen voor jongens, met een bevolking van 540 kinderen. |
| |
| |
Meisjes: School nr |
3, 5 kl. Bevolking |
103 kind. { 13 klassen voor meisjes, met een bevolking van 239 kinderen |
Meisjes: School nr |
8, 3 kl. Bevolking |
47 kind. { 13 klassen voor meisjes, met een bevolking van 239 kinderen |
Meisjes: School nr |
16, 5 kl. Bevolking |
89 kind. { 13 klassen voor meisjes, met een bevolking van 239 kinderen |
Geneeskundige dienst: een geneesheer-toezichter en drie toegevoegde geneesheeren.
| |
Antwerpen.
Jongens: School nr 21, 5 klassen. Bevolking 95 kinderen
Meisjes: Niets.
Geneeskundige dienst: een geneesheer.
| |
Gent.
Een klas. Bevolking: 10 kinderen (6 meisjes en 4 jongens)
Geneeskundige dienst: een geneesheer.
| |
Molenbeek.
Vier klassen voor jongens. Bevolking: 164 kinderen
Geneeskundige dienst: ontbreekt.
| |
Cureghem.
Een klas voor jongens. Bevolking: 36 kinderen
Geneeskundige dienst: ontbreekt.
Er bestaan daarenboven twee private instellingen voor achterlijke kinderen, waarvan de eerste de voornaamste is: een te Brussel en een te Elsene (bij Brussel, wijk ‘Petite Suisse’).
In Nederland is de toestand niet beter; in Frankrijk is hij slechter. Duitschland daarentegen, Engeland Noorwegen, Zweden, Denemarken, Zwitserland, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika staan in dat opzicht ver boven ons. Daar heeft men sedert lang begrepen, dat de misdeelde kinderen, evenals de normaal ontwikkelde jongens en meisjes, recht hebben op hulp, onderricht en opvoeding. En daar vindt men dan ook een gansche reeks inrichtingen, die met elkander in nauw verband staan, en waar alle kinderen - van de normale tot de idiote - het noodzakelijke midden vinden om te worden ontwikkeld.
Bij ons blijft men ten achteren; men tracht de beweging ten voordeele der abnormale kinderen uit te dooven. Eerst
| |
| |
werd verklaard dat zulke wezens bij ons niet bestaan, althans dat er te weinig zijn om een gansche beweging te rechtvaardigen. Statistische opgaven hebben die meening wederlegd: duizenden zwakken van geest zijn verlaten.
Thans oppert men dat eerst voor de normalen, later - men zegt niet wanneer - voor de abnormalen moet worden gezorgd. Ook deze zienswijze is valsch, want men vergeet dat de tegenwoordigheid van achterlijke kinderen in een gewone school storend werkt op den regelmatigen gang van het onderwijs. De ontwikkeling der normale kinderen wordt erg belemmerd door de abnormalen. Wanneer men dus voor de misdeelde kinderen zorgt en voor hen afzonderlijke klassen - of beter, afzonderlijke scholen - inricht, brengt men terzelfder tijd verbetering in de opvoeding der normale leerlingen, en zoo komt het inrichten van het bijzonder onderwijs niet alleen de achterlijke, maar tevens de gewone kinderen ten goede.
Trouwens, brengen ons zedelijk gevoel en ons sociaal geweten de overtuiging niet, dat alle kinderen moeten verzorgd worden? De kinderen kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor hun ondergeschikten toestand; de ouders, en meermaals de maatschappelijke samenleving zelf, dragen de verantwoordelijkheid van de psychische en zedelijke defekten, welke de abnormale wezens kenmerken. En in die verantwoordelijkheid ligt nog een overwegende reden, die ons aanspoort de dringende noodwendigheid van het bijzonder onderwijs te doen uitkomen.
Opmerkenswaardig is het te bestatigen, dat allerlei zeer loffelijke middelen genomen worden om de cholera, de pest b.v. te beletten in het land te dringen, maar dat er weinig gedaan wordt om de schrikverwekkende uitbreiding der misdaden te voorkomen. Inderdaad, veel abnormale kinderen worden misdadigers, indien zij niet, in tijd en wijle, en regelmatig, aan een wetenschappelijken opvoedingsregel onderworpen worden. Geen wonder trouwens: de zedelijke begrippen, die hen op de gewone humanitaire baan moeten houden, ontbreken bij hen; het gebeurt zelfs dat het begrip van wat goed en slecht is, niet bestaat. Plotseling, onder de
| |
| |
werking van een vaak onbekende prikkeling, geraken hun natuurdriften in een ongemeene spanning, en dan wordt een van die tallooze misdaden bedreven, bij welker lezing men opschrikt en men, met een ijskoude huivering om het hart, uitroept: ‘Er bestaan menschelijke dieren!’
Door lichtzinnige menschen en dwaashoofden werd de meening uitgesproken - ik weet niet of deze ooit schriftelijk uitgedrukt werd -, dat zulke wezens ‘van kant moeten worden gemaakt’, daar zij nutteloos, ja, gevaarlijk zijn. Dat onmenschelijk stelsel moet voor immer in de duisternis van een ver verleden gelaten worden. Want, wie kan de grens trekken tusschen het nutteloos abnormaal wezen en het voor ontwikkeling vatbaar abnormaal kind? - Niemand. En de volkomen onmogelijkheid waarin men zich bevindt die grens te bepalen, geeft de voornaamste en welsprekendste reden op, die tegen dat barbaarsch stelsel oprijst. Wel mag men wenschen dat een psychisch diep aangetast kind sterve, doch niemand heeft het recht den dood te veroorzaken. Moest dit stelsel een aanhanger vinden, dan zou deze het moeten toepassen op alle nuttelooze wezens en alle door de wetenschap ter dood veroordeelde menschen, zooals kankerlijders, lijders aan erge longtuberculosis, enz. Overigens, alle abnormale kinderen zijn vatbaar, hetzij voor opvoeding, hetzij voor verbetering.
Die groote waarheid werd op veel plaatsen in den vreemde goed begrepen. In Mannheim (Duitschland), een stad van ongeveer 150.000 inwoners, fungeert een merkwaardig stelsel, dat in eenige woorden hoeft vermeld. Daar bestaan drie klassenstelsels:
1ste stelsel: de Hauptklassen, voor de normale kinderen, voor hen wier ontwikkeling regelmatig geschiedt.
2de stelsel: de Wiederholungsklassen, voor de kinderen die eenigermate van het gewoon type afwijken en die het onderwijs in de Hauptklassen niet hebben kunnen volgen.
3de stelsel: de Hilfsklassen, voor de kinderen die, zonder idioot te wezen, toch psychisch ten achteren zijn, en die daardoor een specialer ingericht midden eischen dan de Wiederholungsklassen.
| |
| |
Kortom, de schoolinrichting te Mannheim is hoogst aanbevelenswaardig, omdat het eerste stelsel de gewoon vooruitgaande leerlingen opneemt, het tweede stelsel, de achtergebleven leerlingen of toevallig-achterlijken, de paedagogischachterlijken zooals ze in België genoemd worden, en het derde stelsel, de wezenlijk-achterlijken, d.z. de medisch-achterlijken.
Op dit oogenblik is de toestand te Mannheim als volgt:
301 Hauptklassen, met 13.783 kinderen, d.w.z. gemiddeld 45 leerlingen per klas;
47 Wiederholungsklassen, met 1437 kinderen, d.w.z. gemiddeld 30 leerlingen per klas;
6 Hilfsklassen, met 99 kinderen, d.w.z. gemiddeld 16 leerlingen per klas.
Onvermijdelijk zal in België insgelijks voor de misdeelde kinderen moeten worden gezorgd. Het voorbeeld werd reeds gegeven door een paar steden en gemeenten; andere gemeenten bestudeeren de zaak. Dat nieuw streven moet terzelfder tijd door den Staat ondersteund worden. Het is o.a. plicht dat de gemeentebesturen, die het bijzonder onderwijs inrichten, voor deze scholen en klassen een grootere toelage ontvangen dan voor het gewoon lager onderwijs. Het is plicht dat de idioten niet meer op gelijke lijn geplaatst worden met de krankzinnigen, zooals dit thans nog het geval is, krachtens de wet van 28 December 1873, want een krankzinnige en een idioot zijn twee totaal verschillende wezens, die deswege in hetzelfde gesticht niet thuis hooren. Het is plicht dat in de wetgeving bepaald worde dat de medisch-achterlijken recht hebben op een toelage voor onderhoud en behandeling, evenals de krankzinnigen, de doofstommen en de blinden. Het is plicht dat de commissies der godshuizen het inrichten van scholen voor medisch-achterlijke kinderen op zich nemen, hetzij alleen, hetzij met de medewerking der gemeentebesturen. Het is plicht dat de steden en gemeenten scholen en, voorloopig, klassen voor bijzonder onderwijs inrichten. Het is plicht dat het opvoedingstelsel der weldadigheidscholen gewijzigd worde om met vrucht te kunnen worden toegepast op
| |
| |
den specialen geestestoestand van die schoolbevolking, waaronder zich veel abnormale kinderen bevinden. Het is plicht dat het verplichtend onderwijs - de leerplicht - van zes tot veertien jaar voor alle kinderen ingevoerd worde, om het groot aantal paedagogisch-achterlijken door schoolverzuim trapswijs te doen afnemen en verdwijnen.
Dat alles is plicht, omdat het rechtmatig is dat de abnormale kinderen de onontbeerlijke inrichtingen vinden om te worden ontwikkeld en opgevoed; omdat zoo, uit nuttelooze en schadelijke wezens, nuttige eenheden zullen opgroeien; omdat de maatschappelijke samenleving er belang bij heeft zichzelf te behoeden tegen al wat haar innerlijke waarde zou kunnen verminderen. En daarom verdient de beweging ten voordeele der abnormale kinderen de sympathie en den steun van al wie warmte gevoelt voor het streven der hedendaagsche maatschappij naar goedheid en rechtvaardigheid.
Tobie Jonckheere.
Brussel, September 1905
|
|