onder eene katholieke pen. Nog duidelijker doet Leo van Puyvelde in een belangrijk en flink gesteld artikel De Katholieke Vlaamsche Literatuur deze zienswijze uitschijnen. Wij kunnen niet weerstaan aan den lust hier een fragment uit deze studie mede te deelen.
‘Nooit mag een strekking het tastbaar hoofddoel zijn van een kunstwerk: want dan verdwijnt het louter kunstgenieten. En zeker mag ze niet de katholieken beletten het volle goede leven af te beelden.
Tot groot nadeel van ons katolieke literatuur zelf, wordt door sommige overvoorzichtigen vereist dat ook onze broertjes en zusjes met smaak zouden moeten kunnen snoepen aan al de lettervruchten van katolieken.
O, we weten het: iedereen draagt in zich om een woelend duiveltje, - en op de literaire voortbrengselen die het nog ophitsen, die op ons zedelik gemoed terugstotend werken, moet zonder dralen het brandmerk worden geslagen.
Maar omdat een overangstig gemoed - vervormd door een verkeerde opvoeding-in-onwetendheid of opgehitst door een verdorven fantasie - bij het goed-natuurlike “shocking” zou huilen, - mag daarom aan het lezend publiek geen lektuur gegeven worden, die zijn eigen ware leven weergeeft, dat een botsen is van goede en kwade vermogens tegen malkaar?
Mag daarom de goede liefde, die het motief ìs van de levenssimfonie van de meeste lezers, niet in al haar schakeringen voorgesteld worden? - Moet men daarom den Schepper euvel opnemen dat - zoals Dr P. Schmidt zegt - “das genus: homo sapiens aus Männlein und Weiblein besteht und sein Bestehen an diese Zweiteilung geknüpft ist?”
Wie zo iets niet lezen kan is een abnormaal mens. Die heeft slechts zichzelf tot het leven te sterken en te volmaken, maar die mag zich niet het recht aanmatigen de dichters over het leven zelf te doen zwijgen.’
En zoo gaat het betoog voort.
Het is bepaald een frissche, beloftevolle wind, die door De Groene Linde waait.
Wij verbergen het niet, dat deze verklaring van De Groene Linde ons verheugt en opbeurt vooral omdat zij ons de overtuiging geeft, dat niet alle katholieke letterkundigen de denkbeelden, ontwikkeld in het beruchte boek Romans à lire et romans à proscrire van den Kamerijkschen pastoor Louis Bethlehem, tot de hunne maken. Deze priester is nog strenger dan de pauselijke index-commissie. Tal van werken, die niet op de pauselijke lijst der verboden boeken gebracht werden, worden hier aan de kaak gesteld als godlasterend en onzedelijk. Tolstoï, d'Annunzio, France, Barbey d'Aurevilly (O Prêtre marié!), Mérimée, Loti, enz. enz., allen moeten geweerd worden uit de deftige huizen! Zelfs onze brave, zuivere Conscience mag niet in de handen van jonge lieden komen.
Neen, maar... dan toch honderd maal liever de Groene Linde!
S.