De Vlaamsche Gids. Jaargang 1
(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerstening van heidensche zaken, vooral in verband met Boom- en Bronvereering in België. (Vervolg.)II.De stroomen, rivieren en bronnen waren, evenals de bosschen, den Germaan heilig; immers, zij werden evenals deze, door goddelijke wezens bewoond en ontvingen dan ook offers: menschen, dieren, planten, spijzen, enz.Ga naar voetnoot(1). Onder al de dingen, waaraan de oude Germaan, zelfs na zijn bekeering, het meest gehecht was en dan ook het hardnekkigst bleef vasthouden, mogen zeker, naast enkele andere, boom- en bronkultus genoemd worden. Van den laatste is echter meer overgebleven dan van den eerste. Boomen, trouwens, kan men omhouwen of ze sterven hun natuurlijken dood, maar bronnen doen verdwijnen gaat niet zoo gemakkelijk. Van waar komt het bronwater? vraagt Prof. K. Weinhold bij den aanvang van zijn studie over Die Verehrung der Quellen in Deutschland, en de mythe antwoordt ‘uit de zetelplaats der goden, den wolkenzamelenden hemel. De bliksem splijt de wolken en de hemelsche wateren stroomen neer op aarde; de bliksem dringt in den aardbodem en de bron springt te voorschijn.’ ‘Een goddelijke geheimenis, zegt hij verder (bl. 17), omgaf de bron en des te geheimnisvoller was die plaats, dewijl zij ook de ingang scheen tot de mysteriën der onderwereld.’ Van daar tot het geloof dat bronnen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- ook rivieren, stroomen en zeeën - door goddelijke wezens werden bewoond, was slechts een stap; bronvereering, waterkultus hier rechtstreeks uit voort. Nog in de 17e eeuw bepaalde te Baden (bij Weenen) een badreglement, dat degene strafbaar was, die niet met ontblooten hoofde de warme bron, bij het in- en uitgaan, zou groeten en zegenen.Ga naar voetnoot(1) Al spoedig begreep dan ook de Kerk dat het een ijdel pogen was den waterkultus bij den bekeerden Germaan te willen uitroeien, en daarom was zij op middelen bedacht, om er een kristelijke wijding aan te geven. In Duitschland b.v. zien wij haar beelden van heiligen (een apostel, een Joannes Nepomucenus, de H. Maagd) op de bruggen plaatsen, ten einde aldus de afgodenbeelden te verdringen. Een merkwaardig voorbeeld van bronkerstening - en van dien aard zijn er meer - treft men te Trafoi (Tirol) aan: boven deze vermaarde bron staan thans de beelden van den Verlosser, van O.L. Vrouw en van St. Jan, elk met een ijzeren buis in de borst, langs waar het geneeskrachtig water uit vloeit.Ga naar voetnoot(2) Even karakteristiek en welsprekend is het feit, dat een aantal bronnen, zoowel te onzent als in Duitschland, Frankrijk, enz., binnen de muren van kerken en kapellen te vinden zijn: hier onder het hoogaltaar, ginder in de sacristij of een bijbouw van de kerk, elders in een alleenstaande kapel. Dat is o.a. het geval in de St-Kunibertuskerk te Keulen, de St-Kiliaanskerk te Heilbronn (beteekenisvolle naam), de Mariakapel te Dresden, de Berwardskapel te Hildesheim,Ga naar voetnoot(3) enz. Ook Prof. Weinhold en Dr. R. AndreeGa naar voetnoot(4) geven beiden een reeks kerken en kapellen op, binnen wier muren zich mirakuleuze bronnen bevinden. Voor ons land kunnen wij insgelijks op eenige voorbeelden wijzen, o.a. te Grembergen (zie beneden, ons no15), te Anderlecht (no 30), te Meldert-bij-Tienen (no 54), te Nijvel (no 56), te Lissewege (no 92) en te Maastricht (no 50). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontegenzeglijk hebben wij in dat geval met oude bronnen te doen, die bij onze heidensche of half heidensche voorouders in hoog aanzien stonden en is de vereering van de thans er mee verbonden heiligen slechts achterna gekomen. Het gewone kersteningsmiddel evenwel, door de Roomsche Kerk gebruikt, was het bouwen, dichtbij de druk bezochte bron, van een kerk of kapel aan een heilige gewijd: ook op deze wijze kreeg de heidensche grond een kristelijke kleur en was voorloopig de schijn gered. Bij de heilige bron te Aken, stichtte Karel de Groote een kapel ter eere van O.L. Vrouw. Op de plaats, waar de Domkerk te Baden-Baden, die dichtebij of bijna over de heete bronnen staat, zich heden verheft, moet oorspronkelijk een Romeinsch-heidensche tempel geweest zijn.Ga naar voetnoot(1) Gregorius van Tours verhaalt dat in het land van Gevaudan, opeen berg Helanus geheeten, zich een groot meer bevond, waaraan de plattelandbewoners offers brachten: stoffen, koeken, enz. Zij kwamen er elk jaar heen met wagens, voorzien van mondbehoeften, slachtten dieren en maakten er drie dagen lang goede sier. Den vierden dag, op het vertrekuur, werden zij door een geweldig tempeest overvallen. De bisschop van Javols begaf zich ter plaatse en maande het volk aan, zich van die gebruiken te onthouden, hen zelfs met de goddelijke gramschap dreigend. Doch, het hielp niet. Dan bouwde hij op den zoom van het meer eene kerk ter eere van St. Hilarius van Poitiers, plaatste er relikwieën in van den heilige en ditmaal had hij het bij 't rechte eind. Het meer werd verlaten - in schijn althans, en wat men er placht in te gooien werd voortaan naar de kerk gebracht. Ook het tempeest woedde aldaar op den Feestdag niet meerGa naar voetnoot(2). Legio is in de katholieke landen het aantal kapellen die naast een bron staan, en zoo traden langzamerhand de kristelijke heiligen (vooral O.L. Vrouw) in de plaats van Vrouw Holle en van de meestal vrouwelijke watergeesten. ‘Nur die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen hatten sich verändert, zegt Weinhold (bl. 36), die Sache selbst war die alte.’ In ons land vindt men nagenoeg hetzelfde stelsel toegepast. Een eerste reeks van mirakuleuze of geneeskrachtige bronnen en waterputten draagt den naam van een heilige of van een heilige zaak, 't zij dat men het ontstaan van de bron aan dien heilige of die zaak toeschrijft of dat er in de onmiddellijke nabijheid een kapelletje staat, of dat de kerstening op eenige andere wijze heeft plaats gehad.Ga naar voetnoot(1) 1) O.L. Vrouw-ten-Putte (Kortrijk). Men bedevaart er, vooral in de Meimaand, voor de koortsen, oogziekten en kinkhoest en schept water uit het putje, bij de kapel gelegen. 2) De fontein van O.L. Vr. van Wijnendale (Torhout). Volgens sommigen werd de kapel gesticht door Boudewijn Hapken (1118) uit dankbaarheid, omdat hij ten tijde van gebrek aan drinkwater, ter plaatse een fontein ontdekt had.Ga naar voetnoot(2) 3) O.L. Vr. fontein of de mirakuleuze fontein (West-Rozebeke). Dit Mariabeeld, thans in de parochiekerk, berustte tot in 1382 in een kapelleken in het bosch van W.-R., daarom Kapellebosch geheeten. Toch wordt de fontein nog heden bezocht, en haar water vooral gebruikt tegen oogpijn en blindheid. - Volgens de overlevering heeft dit Mariabeeld krachtig meegewerkt tot de nederlaag der Gentenaars in den slag van West-Rozebeke. Men leze daaromtrent het belangrijke opstel van J. Vuylsteke, Eenige bijzonderheden over de Artevelden in de 14e eeuw (Verz. Prozaschriften, dl. IV., afl. 1, bl. 63 vlgg). 4) St-Omaarsput (Alveringem). St-Omaar, vertelt de legende, kwam in 663 bij Adalfridus, overste van Veurne-Ambacht en vader van een blindgeboren kind. De H. Bisschop wou het kind doopen, maar had geen water; met zijn staf boorde hij een putje in den grond en er ontstond een put, met welks water hij het doopsel toediende, en terstond werd het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kind ziende. Anderen zeggen dat de put destijds reeds bestond.Ga naar voetnoot(1) Ter verklaring van dit wonder, wijzen we op den mythus van den bronverwekkenden bliksem, waarvan boven (bl. 45) sprake is. Aan den bliksem beantwoordt het best de werpspiets, zegt Weinhold. De krijgsgod Baldr leed eens met zijn leger grooten dorst; hij stiet zijn speer in den grond en dadelijk ontsproot er een bron. Volgens anderen was het door een hoefslag van zijn paard. In Baldr's plaats stelde het kristendom Karel den Groote, Graaf Arnold III, van Holland, den H. Bonifacius. Gemeenlijk echter vervangt een staf den bronscheppenden bliksem: ik wijs hier op den staf van Mozes in de woestijn, en op dien van Rheia Kybele in Arkadië. In de heiligenlevens is het meestal door een staf dat het wonder verricht wordt. Verg. no 47, 42 en 27. 5) St-Willebrordsputteken, vroeger St-Garembertusputje geheeten (Wulpen). 't Putje bevindt zich nevens een ‘landskapelle’; de oorsprong werd toegeschreven aan St-Willebrordus, die dergelijke putjes ook deed ontstaan te HeilooGa naar voetnoot(2) en in Friesland op verscheidene plaatsen. Jaarlijks gaat er op de Sinksendagen eene processie naar de kapel en den put, waarvan het water dan telkens door den pastoor wordt gewijd. Men bedevaart er voor de koortsen en drinkt dan van dat heilig water.Ga naar voetnoot(3) 6) De St-Arnoldusbron (Tiegem). Ze ontspruit naast de St-Arnolduskapel, te midden van een bosch. Vermaarde bedevaartplaats. 7) Het putken van Ste-Godelieve (Gent). Moordenaars, die Godelieve verwurgd hadden en zich van haar dood wilden verzekeren, dompelden haar met het hoofd in een nabijgelegen bron. Sedert geneest dat bronwater al wie aan keel- en oogpijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijdt. Haar plechtige novene, aanvangend met 6n Juli, lokt jaarlijks nog veel geloovigen naar 't Klein-Begijnhof, waar, men hare relikwieën bewaart en het mirakuleuze bronwater te drinken geeft.Ga naar voetnoot(1) 8) De put van St. Makaris (Gent). Daar, waar te Gent de tempel van Wodan gestaan heeft, stichtte St. Bavo een abdij, waar St. Makaris eenigen tijd heeft gewoond. Hiervan is een kapelletje overgebleven met 2 verdiepen, St. Makaris' kapel geheeten. Bij de onderste kapel, die verwelfd is, spruit de fontein van St. Makaris, aldus genoemd, omdat de H. Man van dat water heeft gedronken. Men vertelt dat die put, bij menschengeheugen, nooit is gereinigd geweest, en toch is 't water heel zuiver en smakelijk. Vroeger werd het door de koortslijders gedronken.Ga naar voetnoot(2) 9) De fontein van St. Fiacrius (Akkergem-Gent). Men bedevaart er voor de kinderen, die ‘van den Ouden Man hebben’ (rachitisme). De bedevaarder brengt gemeenlijk een hemdje en een mutsje van den zieke mee en werpt die in de bron; gaan ze onder, zoo zal 't kind sterven; drijven ze boven, zoo zal 't genezen. Dit gebruik 't welk ook op tal van andere plaatsen, vooral hier en in FrankrijkGa naar voetnoot(3), wordt aangetroffen, is een overblijfsel van de heidensche offers aan het water. De oorspronkelijke menschenoffers, aan stroomen en rivieren gebracht, werden later tot schijnoffers - een strooman, een kleedingstuk, een stukje stof, spelden - en bestaan nog heden, in die vormen, vooral in Duitsche en Fransche gewesten. In Finland offert men thans nog bloed (dierenbloed? oorspronkelijk voorzeker menschenbloed) met een weinig zout.Ga naar voetnoot(4) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10-11) De fontein van St-Amandus (Strombeek). Het kapelletje van den heilige bevindt zich in de nabijheid. Weer een bedevaart voor den ‘Ouden Man’, met indompeling van 't hemdje van het kind. Op de bron, die zelfs in de droogste jaren overvloedig water geeft, staat thans een monumentale pomp, zoodat men de proeven met het hemdje in den pompbak, welke men sluiten kan, dient te nemen. De bedevaarder draagt ook een fleschje water uit de fontein mede, 't zij om den kleinen zieke te drinken te geven of het te huis in een kuip water te gieten, waarin men dan dezelfde proef met het hemdje kan doen. ‘De overleden pastoor, schreef mij een vriend uit Strombeek (in 1894) hield dit gebruik voor superstitie en raadde de bedevaarders aan, om alleen vertrouwen te stellen in den heilige; de tegenwoordige pastoorGa naar voetnoot(1) daarentegen heeft op de nieuw gekleurde santjes, voor de bedevaarders bestemd, een vrouw doen afbeelden, die met een hemdje in de hand vóor de bron is gezeten.’ Dat klopt dus met hetgeen ik reeds zeide, dat er geestelijken zijn, die om bekende redenen, sommige heidensche gebruiken eerder bevorderen dan bestrijden (Verg. beneden, no 20). Ook te Kortenberg, waar St. Amand de patroon is der parochiekerk, bestaat een St. Amandsborré.Ga naar voetnoot(2) 12) De fontein van St. Germanus (Chapelle-lez-Herlaimont). Zelfde gebruiken voor dezelfde kinderziekte: het gedeelte van het hemdje, dat eerst nat wordt, duidt den zetel der kwaal aan. De schrijverGa naar voetnoot(3) zegt niet, hoe de bron aan dien naam gekomen is. - Zie nog no 86. 13) De fontein van de drie Maagdekens, de gezusters Bertilia, Eutropia en Genoveva (Brustem, Rijkel en Zepperen). Vermaarde bedevaartplaats voor de bleekzucht der vrouwen, en te Brustem ook voor de koorts. Over de bijzonderheden is men het echter oneens: de een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spreekt van slechts éen enkele bron, de ander van drie bronnen, die vóór de graven der 3 maagdekens ontspruiten. Om te weten of een vrouw werkelijk van bleekzucht is aangedaan, werpt men haar muts in een bron: gaat ze onder, dan heeft ze de ziekte, anders niet.Ga naar voetnoot(1) Men offert er wat naaigaren, een naald en wat koorn, en die voorwerpen moet men onderweg afgebedeld hebben; men dient er tevens een novene te onderhouden, en die zoodanig te schikken, dat er twee Vrijdagen in komen.Ga naar voetnoot(2) 14-15) De fontein van St.-Elooi (Burst). De bron bevindt zich achter het koor der parochiekerk en wordt elk jaar op den feestdag van Petrus en Paulus (29 Juni) gewijd. Dien dag komen er meer dan honderd ruitersbedevaarders in een stormpas den ommegang doen, en laten dan zichzelf en hun paard met de relikwieën van St.-Elooi zegenen. Zij ontvangen hierbij een driekantig papieren vaantje waarop een paard met de kerk en de processie afgebeeld staan: dat wordt op 't hoofd van 't paard gestoken en daarna in den paardenstal bewaard. Zulke heidensche paardenrennen met dezelfde gebruiken verbonden, vindt men ook nog te Herdersem, te Grembergen, Vosselare, Mater, Hakendover, Anderlecht, Galmaarde, Rutten, enz. De Kerk heeft het gebruik gekerstend en laten voortbestaan. De gewone bedevaarder ‘van Burst en Borstbeke’ (voor huiduitslag en zweren) wascht met het bronwater den brand af, en de ruiters drenken er hun paarden mee. Ook te Grembergen bestaat een fontein van Sint-Elooi, en wel binnen de muren eener kapel aan dien heilige gewijd. Ofschoon die kapel op een hoogte staat, droogt het putje nooit uit, zegt men, zelfs niet wanneer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er in heel den omtrek gebrek is aan water. Het putje wordt er, evenals te Burst, jaarlijks gewijd; het water en de vaantjes dienen eveneens voor de paarden. 16-17) De fontein van Ste Amelberga (Mater). Door de tusschenkomst der heilige ontstaan. Ook hier is jaarlijks een ommegang te paard, en deze, naar men zegt, is een zegen voor de veldvruchten, juist als b.v. te Hakendover. Op zekeren keer had men verwaarloosd die processie te gaan, en dat jaar werd de oogst totaal verwoest door den hagel. Te Temsche bestaat insgelijks een fontein van Sint-Amelberga, en de oorsprong wordt er verklaard als te Mater: Bij de oude kapel van de heilige te Temsche was een bron, de eenige van de streek en die water verschafte aan de omliggende dorpen. Ongelukkiglijk bevond zich die fontein op den akker van een zeer gierigen eigenaar, die er den toegang van verbood. Op verzoek van de inwoners ging Amelberga, met een zeef tot bij de bron en vulde ze met water, dan goot zij het op den aanpalenden akker uit en dadelijk ontsproot er eene rijke bron, die nog steeds bestaat, terwijl de andere op hetzelfde oogenblik uitdroogde.Ga naar voetnoot(1) 18) De steenborn van Ste Christiana (Dikkelvenne). De bron, uit een steenachtigen grond opborrelend, werd volgens de overlevering te voorschijn geroepen door de heilige, opdat zij en haar gezellinnen hun dorst konden lesschen.Ga naar voetnoot(2) Het zoogenaamde Ziekenputje, op de wijk Rots (Dikkelvenne), zal wel met de steenborn éen en dezelfde fontein uitmaken. Deze naam wijst op de talrijke mirakuleuze genezingen, waarvan een sage gewaagt. 19) De St. Lambrechtsfontein (Denderwindeke). In St. Lambrechtsbosch aldaar wordt de H. Lambrecht (Lambertus) in een oude kapel aangeroepen voor de lamheid bij mensch en dier: door zijn naam was die heilige daartoe als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorbeschikt.Ga naar voetnoot(1) Op deze bedevaartplaats (begankenis 2en Paaschdag) vindt men boom- en bronkultus vereenigdGa naar voetnoot(2): eerst gaat men 3 m. rechtsom rond de kapel, dan 3 m. linksom rond een nabijstaanden, heiligen boom, aan welks voet een kleine bron vloeit. Een weinig van dat water wordt in 't voedsel van den lijder gemengd, anderen wasschen er de aangetaste lichaamsdeelen mede. 20) De fontein van Ste Berlindis (Meerbeke, bij Ninove). Ze bevindt zich op een 100-tal met. afstand van de kerk. Daar ging indertijd de H. Berlindis, patrones der parochie, water putten; en nog heden schrijft menigeen er wonderkracht aan toe en gebruikt het vooral voor het zieke stalvee. De tegenwoordige geestelijkheid der parochie, schrijft mij een vriend, houdt niet veel van de bron, zoodat tal van bedevaarders er niet langer gebruik van maken.Ga naar voetnoot(3) Algemeen zal die onthouding toch niet worden, en hierbij wijs ik op de fontein van St. Léger in het Fransch dorp Bissey-sous-Cruchaud. Die fontein wordt van heinde en ver bezocht, doch de tegenwoordige pastoor, dat misbruik willende uitroeien, liet ze door een afsluitingsmuur bij zijn tuin voegen. Nu kruipt men vaak over de omheining, ondanks het verbod van den pastoor.Ga naar voetnoot(4) 21) De St. Aldegondisput (Hofstade bij Aalst). Volgens de mededeeling van den schrijver (A. Gittee, in Volksk. I. 54) zou die put het overblijfsel zijn van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den ‘wal’ van haar vaders kasteel. Deze wilde Aldegondis tot een huwelijk dwingen, maar zij vluchtte en werd door een engel opgenomen en aan de overzijde van de kasteelgracht neergezet. 22) O.L. Vrouw van Sterreborne (Butzel-Boutersem). De naam van Sterreborne wijst op den oorsprong: Twee jonkvrouwen van Leuven reisden naar Tienen. Smachtend van dorst, riepen zij Maria aan: daar bemerkten zij een glansrijke ster, die haar een plaats te midden van 't bosch aanwees; zij ontdekten aldaar een bron, wier water haar laafde en sindsdien vele zieken heeft genezen. In de 17e eeuw werd er een O.L. Vrouw kapelletje bij gebouwd, maar volgens de legende bezat de bron toen al sedert twee eeuwen een buitengewone vermaardheid. Groote begankenis op O.L. Vrouw Hemelvaart en dan wordt de bron telkens gewijd.Ga naar voetnoot(1) 23) O.L. Vrouw ter Bron (Kortenaken). Twee eeuwen geleden, zegt de overlevering, hing het Mariabeeld aan een eik, aan welks stam een bron vloeit. Vooral koortslijders kwamen hier genezing zoeken. Boom- en bronvereering gingen ongetwijfeld ook hier gepaard.Ga naar voetnoot(2) Later bouwde men er een kapel. 24) O.L. Vrouw ter Kluis met het Kluizeputteke (Hekelgem). De kerstening van die aloude bron, thans Kluizeputteken genaamd, is merkwaardig. In de onmiddellijke nabijheid, vertelt een legende, had eeuwen geleden, een heilige monnik van Affligem zijne kluis.Ga naar voetnoot(3) 't Was die zelfde monnik, die eens in de bosschen rondom de abdij, 100 jaren lang naar het hemelsch gezang van een vogel luisterde.Ga naar voetnoot(4) Ter herinnering aan dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wonder, werd aldaar later een kapel gebouwd aan Maria gewijd en Kluizekapelle geheeten. Op ‘Kluizekermis’, den 1en Zondag na Paschen, gaat iedereen de kapel en het putje bezoeken; immers het water wordt geacht de koorts te genezen. De moeders vertellen aan hunne kleinen dat uit het kluizeputteken de nieuwgeboren kinderen komen. Vele jongens en meisjes gaan dan ook in het putje kijken om te zien of er geen enkel kindje in ligt, of leggen zich met het oor op den rand van den put en denken dan soms het geschrei der nog ongeboren kindjes heel in de verte te hooren. Diepen mythischen grond, zegt Weinhold (Verehrung der Quellen, bl. 26-28) hebben de kinderbronnen, uit welke, naar een in gansch Duitschland verbreid geloof, de kleine, nieuwgeboren kinderen opgevischt, of door den ooievaar of de vroedvrouw opgehaald worden. Hier en daar heeft zich de overlevering staande gehouden dat zij van Vrouw Holle komen, tot wie ook de stervende kinderen terugkeeren.Ga naar voetnoot(1) Te Hekelgem is O.L. Vrouw in de plaats getreden van de heidensche godin, wat ook in Duitschland vaak is geschied. Thans bestaat er weer een strekking om al de plaatselijke bronheiligen, hier en elders, die eeuwen lang in de kapelletjes over of bij de heilbronne zijn vereerd geworden, door de modernste brongodin, de Fransche O.L.V. van Lourdes te vervangen (Z. ook Weinhold, 37.) 25) O.L. Vr. ten Poel (Tienen). Dirk van Kempen, hoogleeraar te Parijs, een zeer deugdzaam man, werd op een terugreis naar zijn vaderland, te Tienen vermoord en in een modderpoel geworpen. Buitengewoon licht boven den poel wees die plaats aan, en er gebeurden tal van wonderen. Men besloot den poel te vullen en er een kapel te bouwen. Bij 't leggen van de grondslagen, ontdekte men het lijk van Dirk te midden van drie frissche bronnen. Een dezer bronnen bestaat thans nog aan de rechterzij beuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der later gebouwde kerk. Dat bronwater, als drank gebruikt, heeft al veel zieken genezen, vertelt men.Ga naar voetnoot(1) 26) De fontein van Ste Renildis (Ste Renelle).Ga naar voetnoot(2) De oorsprong van dien nog al diepen put, waaruit men het water met een emmertje bovenhaalt, wordt aan de heilige toegeschreven: Op zekeren dag werkte zij aan den hooioogst; doordien haar medearbeiders verschrikkelijk door dorst werden gekwollen, stak Renildis hare hark in den grond en dadelijk ontstond daar een waterput.Ga naar voetnoot(3) Honderden ooglijders komen daar jaarlijks hunne oogen wasschen en laten dan het gebruikte doekje naast den put liggen. Aan die oude doenwijze ligt oorspronkelijk deze voorstelling ten grondslag: de kwaal op het doekje te doen overgaan. Elders, in 't buitenland, bestaat het gebruik in de nabijheid van een bron natgemaakte kleedingstukken aan boom of struik op te hangen, en ze ter plaatse te laten tot zij in stukken vallen.Ga naar voetnoot(4) Te St. Renelle evenwel neemt men tevens een fleschje van dat bronwater mede naar huis, om er zich de oogen mee te wasschen, en zulks is een afwijking van 't heidensche gebruik en wijst hier meer op heiligengeloof: kristelijk en heidensch treden hier weer beide duidelijk in 't licht. 27) Het bornputje van Ste Apollonia (Ledeberg-Pamel). Het opgemetste putje, van welks water de bedevaarders-tandpijnlijders drinken om hun kwaal weg te nemen, bevindt zich op slechts enkele stappen van het kapelletje der heilige. 28) De fontein van O.L. Vr. van Schaffen. Een steenen Mariabeeld wordt in de parochiekerk te Schaffen bijzonder vereerd. Eens, ten tijde van buitengewone droogte, smeekten de inwoners O.L. Vr. om drinkwater, en zie! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar ontsprong schielijk een milde bron, die overvloedig water gaf.Ga naar voetnoot(1) 29) De heilige PutGa naar voetnoot(2) (van O.L. Vr. van Werchter). Een eigenaardig voorbeeld van kerstening: Op zekeren Sinksendag, den gewonen processiedag, was, uit hoofde van het slechte weder, het mirakuleuze Mariabeeld in de processie niet meegedragen geworden; ook had men enkel den kleinen processieweg afgelegd, in plaats van den grooten. Maar 's nachts ging Maria zelve den grooten processieweg; men zag 's morgens haar voetstappen op de treden van het altaar en vond haar averechts op haar oude plaats staan. En iemand had haar aan den put van het plein gezien, bezig met haar beslijkte kleeren te wasschen. Sedert heet die put de heilige put. Tevens was de groote processieweg met een roodzijden draad afgespannen.Ga naar voetnoot(3) Op dit mirakel van den roodzijden draad, gemeenlijk ter aanduiding van het plan van een nieuwe kerk of kapel, werd boven reeds de aandacht gevestigd. Niet minder verbreid is het andere mirakel van Werchter: Maria die gansch alleen processie houdt. Dat is ook geschied o.a. te Hakendover, Hollebeke, Zele, Hallaar, Tongeren, Hasselt en Maastricht. Te Temsche en te Mater vertelt men hetzelfde van Ste Amelberga. 30) De Sint Wijdens-borre (Anderlecht). Toen mente Anderlecht een nieuwe kerk wilde bouwen, moest men de oude bidplaats van Sinter Wijen, waar zijn graf zich bevond, totaal afbreken. Zijn gebeenten werden dan ontgraven en gewasschen in een bron, die sedert bovennatuurlijke eigenschappen heeft behouden. Zij ontsprong uit den grond, ter plaatse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar het middelpunt is van de tegenwoordige kerk en waar men later het graf van den heilige gemaakt heeft. Heden vindt men de bron halfweg de noordelijke helling van de vlakte van AnderlechtGa naar voetnoot(1). 31) De fontein van Ste Ragenufla (Incourt). Daags vóor de processie der Sinksendagen wordt de relikwieënkast der heilige naar die bron gedragen en door aanraking met die kast wordt het water gewijd. Dit geneest vooral waterzuchtigeGa naar voetnoot(2). 32-34) De Ste Annafontein (Laken). Ze ontspruit bij de druk bezochte Ste Annakapel. Men drinkt haar water om zeere en loopende oogen te genezen. Wauters noemt deze bron den Borrekene of de Borre van de vijf Wonden; volgens hem is haar water koortsverdrijvend.Ga naar voetnoot(3) Men vindt ook een Ste Annabron te Haren en te Roosbeek op beide plaatsen gelegen tegen de parochiekerk, waarvan de H. Anna de patrones is. 35) De Veronusborre (Lembeek). Men heeft op de bron, die nooit uitdroogt, een pomp geplaatst, en op den arduinsteen leest men: St Veronus heeft deze bron doen ontspringen binst zijn leven. Men bedevaart er voor de hoofdpijn. 36. De St. Veronaborre (Leefdaal), op den Veronen- of Vronenberg. Dichtbij staat (stond?) de kapel van het H. Kruis, waarin de H. Verona, zuster van den H. Veronus, begraven is. Dit bronwater, als koortsverdrijvend beschouwd, lokte eertijds veel bezoekers.Ga naar voetnoot(4) 37) De fontein van Ste Wivina (Groot-Bijgaarden). Men vertelt dat de heilige, toen zij de bosschen van deze gemeente bewoonde, geen ander water dronk dan dat van een nabijgelegen bron; sedert werd het als geneeskrachtig beschouwd. Zij is de patrones tegen de keelpijn, de pleuris, de heete koorts en de beroerteGa naar voetnoot(5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38) De fontein van Ste Odila (Sint-Adele-Orp-le-Grand). Volgens de overlevering is die bron aan de heilige te danken; haar water geneest de oogziekten.Ga naar voetnoot(1) 39-41) De St. Quirinusfontein (Loenhout). Deze bron droogt nooit uit; haar water wordt gebruikt voor de oogziekten: men wascht er zijn aangezicht mede. Een tweede St. Quireyns of Quirinus borre treft men aan te Bunsbeek, dicht bij de kerk, aan dien heilige gewijd,Ga naar voetnoot(2) en een derde, te Zellik, bij de kapel van St. Quirinus. De heilige wordt er aangeroepen voor de oorpijnGa naar voetnoot(3). 42) De St-Gommarusfontein (Emblehem). De legende vertelt dat de werklieden van den heiligen patroon van Lier aan den graanoogst werkten, maar bijna stierven van dorst. Gommarus plantte zijn stok in den grond, en terstond welde daar een bron op. Thans staat er ook een kapel van St-Gomar, Het volk kent aan dat water buitengewone krachten toe. Tijdens de kermis van Lier en van Emblehem (zijn naamfeest) gaat iedereen, door middel van een ijzeren schepvat, aldaar water putten om er van te drinkenGa naar voetnoot(4). 43) De fontein van O.L. Vrouw in 't Zand (Herenthals). Voorheen een vermaarde bedevaartplaats, waarbij van het water der bron gedronken werd. Sedert 1830 is de kapel afgebroken en het Mariabeeld naar de parochiekerk overgebrachtGa naar voetnoot(5). 44) De St. Evermaarsfontein (Rutten). Deze bevindt zich in een weide door een gracht omgeven, in de nabijheid van de kapel van den heilige. Haar water geldt als een uitstekend middel tegen de derdendaagsche koortsGa naar voetnoot(6). 45) De St. Antonisput (Barbefosse-Havré). Dicht bij den put, welks water door St. Antonius werd gewijd en ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
acht wordt besmettelijke ziekten te genezen, staat de Antoniskapel waar de heilige gewoond hadGa naar voetnoot(1). 46) De fontein van St. Humbertus (Maroiles).Ga naar voetnoot(2) De H. Aldegondis, abdis van Maubeuge, kwam eens den H. Humbertus te Maroiles bezoeken, en daar zij bijna bezweek aan dorst, deed Humbertus door zijn gebeden uit den dorren grond een fontein opwellen.Ga naar voetnoot(3) 47-48) De fontein van St. Servaas (Maastricht).Ga naar voetnoot(4) Deze ontsproot op een half uur gaans van Maastricht op den weg naar Neer-Kanne. Het water wordt geacht oogziekten te genezen; eertijds ook de koorts. Hendrik van Veldeke (12e eeuw) gewaagt er van: De borne die was vele goed
Ende de beke, ende de vloed,
Die uit den borne daar vloot,
Vele lieden daarvan genoot.
Ende het vee dat daar drank,
Dat ongezond was ende krank,
Het wierd gansch ende genaas,
Dus wierd geëerd Sinte Servaas.
Volgens de overlevering was St. Servaas door een hevigen dorst gekwollen, toen hij aldaar aankwam, en, zijn reisstaf in de grond stekend, ontstond er dadelijk een fontein; een engel bracht hem een drinknap, die thans nog wordt bewaard. Eenen nap hem de Engel brochte
Daar hij des bornsmede drinken mochte
Die nog in zijn monster es.
Ende die van den febres (koorts)
Ziek zijnde ende ongezond
Komen daar te menigen stond.Ga naar voetnoot(5)
Verg. boven de nos. 4, 18, 22, 26 en 42. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tweede St. Servaasborne bestaat te Hoegaarde (wijk Rommersom). Er is een Servaaskapel nevens gebouwd.Ga naar voetnoot(1) 49) De jontein van St. Gerlach (Maastricht). Zij is overdekt en voorzien van 2 emmers om water te putten. De bedevaarders drinken er van en geven het ook, ten tijde van veeziekten, als voorbehoedsmiddel aan hun staldieren.Ga naar voetnoot(2) 50) De put van Ste Barbara (Maastricht). Hij bevindt zich in het koor der O.L. Vrouwekerk. Men wijdt het water door er het kaaksbeen der H. Barbara in neer te laten.Ga naar voetnoot(3) 51-52) St. Jorisborne (St. Joris-Winge). Te midden van het dorp aldaar, bestaat eene weide, die Strijdbeemd genoemd wordt, en waarin de mirakuleuze St. Jorisborne vloeit. Volgens de sage heeft St. Joris aldaar een monsterachtig dier overwonnen en om de 3 jaar wordt er te zijner eer, den 23e April, een godsdienstig feest gevierd. Dan wordt telkens de bron gewijd en de boeren drenken hun paarden.Ga naar voetnoot(4) Ook te Oorbeek vindt men een St. Jorisfontein, aldus genoemd naar den patroon der parochie. Bron in 1790 gewijd. 53) De fontein van St. Domitianus (Hoei). Volgens de legende had een draak het water van die bron vergiftigd; de heilige doodde den draak en reinigde het bronwater. Daarna gebruikte men het tot genezing van een aantal ziekten. Jaarlijks wordt, door indompeling van de relikwieën van den heilige, het water opnieuw gewijd.Ga naar voetnoot(5) In de laatste twee ners vindt men dus een nieuwe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijze van kerstening: het heidendom, hier gesymboliseerd door een monster, bezoedelt alles waarmee het in aanraking komt; het kristendom, overwinnaar van den heidenschen draak, reinigt en adelt alles. 54) Sinte-Ermelindis bron, in de 15e eeuw (in 1454) geheeten: Sinte Ermelen borne, en in de 16e eeuw Sinte Ermelynen borre (Meldert, bij Tienen). Wijdvermaarde, mirakuleuze bron, waaruit duizenden bedevaarders, vooral op de Sinksendagen, water komen putten om van de koorts of van een of andere kwaal verlost te worden. Reeds in 600, beweert men, werd de kapel van Ste-Ermelindis, patrones der parochie, boven die bron gebouwd; eerst in de 13e eeuw wordt er melding van gemaakt. Kapel en bron bevinden zich op het kerkhofGa naar voetnoot(1). 55-59) De Ste Gertrudisput te St. Jans-Molenbeek, dicht bij de St. Janskerk, waarvan de stichting aan Ste Geertruid wordt toegeschreven. Het water beschouwd als met bovenatuurlijke krachten toebedeeld werd eertijds druk bezochtGa naar voetnoot(2). Een gelijke wonderkracht kende men weleer ook toe aan het water van Ste Gertrudisput, in de onderaardsche kapel van de Gertrudiskerk te Nijvel. Van heinde en ver kwamen de buitenmenschen, die door ratten en muizen geplaagd werden, naar Nijvel om bronwater, waarmede zij hunne huizen en stallen besproeiden.Ga naar voetnoot(3) Immers, Ste Geertruid is als patrones tegen ratten en muizen in België algemeen bekend; in de Ste Gertrudis kerk te Leuven ziet men haar beeld tegen een pilaar geplaatst, en ratten en muizen kruipen haar het lijf op. Ook te Tervuren stond vroeger een Gertrudisput bekend; deze bevrijdde van de koorts, doch heeft omstreeks 1600 zijn goeden naam en zijn bezoekers verlorenGa naar voetnoot(4). Een vierde bron van denzelfden naam (in 1562 luidde hij: Sinte Geertruyen borre), vindt men te Wommersom en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vijfde (reeds in de 14e eeuw vermeld) te Meldert bij TienenGa naar voetnoot(1). 60) De O.L. Vrouwfontein te Brussel. In de 18e eeuw bestond erop de binnenplaats van het paleis van den Landvoogd (heden het muzeum) een fontein met een Mariabeeld bekroond. Om aldaar genezing te bekomen van de koorts, dienden, voor de mannelijke zieken, 7 jongens 7 maal rondom de bron te gaan, en voor de vrouwelijke, 9 meisjes 9 maalGa naar voetnoot(2). Ondanks de kerstening ziet men dus ook hier de heidensche gebruiken en voorstellingen voortleven, want het toekennen van een bijzondere kracht aan de getallen 7 en 9 (ook aan 3, 77 en 99) is heel en al heidensch. 61) St. Lardusfontein (Huise). Men bedoelt Sint-Adelardus, geboren te Huise, alwaar vroeger, naar men vertelt, een jaarlijksche begankenis te zijner eere zou geweest zijn. Men wijst er ook twee oude linden aan, door 't volk larduslinden geheetenGa naar voetnoot(3). 62) Ste Alénebörre (Dilbeek, wijk Couden Haerd). In de onmiddellijke nabijheid der bron staat de kapel van Ste Alena, patrones der parochie. Talrijke bedevaarders trekken er heen, putten water uit de bron, baden daarmede hunne oogen en nemen dan nog een fleschje mee naar huis. Jaarlijks, op Ste Alena's dag (17e Juni), gaat de geestelijkheid processiegewijze de kapel bezoeken. 63) St. Lendriksbörreken (Neder-Overheembeek). Op eenigen afstand van de thans vervuilde bron is de mooie kapel gebouwd van St. Lendrik, tevens patroon der parochie. Was vroeger een zeer bezochte bedevaartplaats voor de koorts; de beeweg wordt door 3 personen afgelegd; de lijder doopt zijn kouseband in het bronwater en werpt hem dan door een rond kijkgat der ingangdeur in de kapel. Dit is weer een nieuwe vervorming der koorts-afbinding, waarover wij boven (afl. 2, bl. 167-168) spraken: bij gemis van een traliedeur, weet men een nieuw middel te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64) De put van het H. Kruis (Galmaarden, wijk St. Pauwels). Volgens de legende had de graaf van Galmaarden van hertog Filips van Bourgondië een stuk van het H Kruis ontvangen, maar in oorlogstijden raakte het verloren. Doch een heilige eremijt, uit Pruisen, maakte aan twee vluchtelingen, geboortig van Galmaarden, bekend dat de verloren relikwie in een put van hun dorp, wijk St. Pauwels, lag. En inderdaad, men had bemerkt dat een troep vogels, zoo winter als zomer, zoo bij nacht als bij dag, hun mooiste liedjes over dien put kwamen zingen. Men zocht en vond er het H. Kruis, en plaatste het in de nabijgelegen kapel van St. Paulus. Nadien werd het gestolen, maar men vond het spoedig weer terug, waarna men het naar de parochiekerk overbracht. Later, bij nieuwe oorlogen, wanneer krijgslieden de kerk wilden gaan plunderen, zag men ‘dat er uyt gemelde kerk een klaer licht verscheen, hetwelk zich verspreydde over eene waterbron, genaemd den Houwerick te Gallemaarden.’ En te dier plaats vond men ‘het H. Kruys tusschen twee toórtsen aldaer aangedréeven uyt vyands handen, tot welkers gedachtenis het zelfde H. Kruis alle jaeren op den eersten Kruysdag gestéeken word in het water der gezegde waterbron, tot eeuwige memorie.’Ga naar voetnoot(1) Maken deze waterbron en de reeds vermelde put niet éene en dezelfde fontein uit? Ik denk het; zooveel is zeker dat het godsdienstig feest bij den put en de St. Pauluskapel den 25en Jan. (Paulus' bekeering) geschiedt. Men rijdt alsdan met paarden om den put, men zaait er de gewijde pauwelbroodjes (wormkoekjes), die, als souverein middel tegen den worm in 't land, door de bedevaarders worden medegenomen en in hun akkers gestoken. Ook van dat put- of bronwater neemt men mee, om het in 't zaaigraan te mengen. Een merkwaardige bijzonderheid uit deze legende is de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanwijzing van de verborgene relikwie door vogels; denzelfden trek vindt men in de legende van O.L. Vr. ter Zwaluwen en van O.L. Vr. van Borgersteen, in het eerste geval zijn de vogels bepaaldelijk zwaluwen, in het tweede is 't een paard (zie 2e afl., bl. 160-161). Zulke wonderen treft men reeds in het Grieksche Heidendom aan: Theseus, de groote held, had zijne begraafplaats op 't eiland Scyros, doch de bewoners wilden die aan niemand bekend maken. Toen nu het orakel van Delphi de Atheners aangespoord had om het gebeente van den held naar hunne stad over te brengen, en Cimon, zoon van Miltiades, het eiland had veroverd, werd hem door een arend het verborgen graf van Theseus aangewezenGa naar voetnoot(1). 65) De heilige put (Exaarde). De heer van Hontenisse liet op een zijner eigendommen te Exaarde een boom omhouwen. Delvend, vond de werkman een kruis, daarna een tweede, die hij beide opnam. Zijn arbeid voortzettend, stiet hij met de spa op een derde kruis, en bemerkte met verbazing dat het bloedde. Toen hij nu ook dat kruis wilde opnemen, zakte het en werd weer onzichtbaar. De man dolf opnieuw, maar telkens drong het kruis dieper den grond in, zoodat hij na vruchteloos een diepen put gemaakt te hebben, het ten langen leste opgaf. 's Anderendaags droeg de man de twee kruisen naar Hontenisse, maar zie, den volgenden morgen waren ze verdwenen en hij vond ze terug te Exaarde, naast den gedolven put. Een 2e en 3e maal droeg de werkman de kruisen naar Hontenisse, maar telkens keerden ze terug naar Exaarde. De eigenaar liet dan bij den put een kapel bouwen, waarin de 2 mirakuleuze kruisen werden geplaatst. Sedert komen daar talrijke geloovigen, ook vele Hollanders die kruisen vereeren. Nadien heeft men een ronden, steenen put gemetseld, met arduinen boordsteen, op manshoogte. Het volk vertelt dat men nooit de diepte van den heiligen put heeft kunnen peilen. De bedevaarders, die aan de kapel den kruisweg eindigen, gaan al biddend 3 m. om de kapel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en daarna 3 m. om den put. Zoo ik me niet vergis, wordt het putwater jaarlijks gewijd, en op de Kruisdagen zet men een emmer ervan bij den put, waarmee de bedevaarder een kruis slaat.Ga naar voetnoot(1) 66) De Kruisborre (Assche). Op de plaats, waar het wonder der geroofde hostie en van 't eerste H. Kruis was geschied (zie afl. 2, bl. 161), dicht bij een fontein, werd toen een kapel gebouwd, die, naar deze bron, kapel van Kruisborre werd geheeten. De fontein is thans ringrond met steenen afgezet, en ter herinnering aan den ouden, mirakuleuzen elzeboom, staat er nu nog een els vóor de kapel. 67) De putjes van den Kruisberg of Kruiskesberg (Herentbout). Te midden der bosschen, tusschen Herenthout en Bevel, staat een koortskapel, met een groot kruisbeeld vòor den ingang; aan de zijmuren ziet men vijf nog al diepe putjes, welke naar men verzekert, nog nooit zonder water zijn geweest, zelfs niet na de droogste zomers. De koortslijder-bedevaarder drinkt uit elk putje, soms enkel stok of paraplu in 't water stekend en dan aflikkend, en bindt daarna zijn kouseband aan het traliewerk der kapellevensters. 68) De fontein van de Hegkapel (Poederlee). De bron bevindt zich nabij een kapel, waaromtrent de legende vertelt dat eeuwen geleden een dief de kerk van Poederlee bestal en de gewijde hostiën in een hegge verborg; s'anderendaags vond men een aantal konijntjes in aanbidding vóor de hosties neerzittenGa naar voetnoot(2). Op die plek verrees weldra de Hegkapel, welke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duizenden bezoekers kreeg. Op H. Sakramentsdag is het aldaar plechtige ‘ganging’ tot genezing van allerhande hoofdpijnen. Men dient zich hierbij met het water der bron het hoofd te wasschen en achter de Hegkapel, in een soort van konijnenpijp wat fijne aarde op te snuiven. 69) Die fonteyne van der KerckenGa naar voetnoot(1) (Hakendover). Belangrijke bron met uitmuntend en als mirakuleus geldend water, ontspruitend dicht bij de parochiekerk, aan St. Salvator toegewijdGa naar voetnoot(2). 70) De heilige borne van O.L. Vrouw, (te Kersbeek). De nog heden bestaande bron lokte voorheen om haar geneeskrachtig water veel bedevaarders. In de 14e eeuw bouwde men in de nabijheid een kapel van O.L. Vrouw, maar het vereerde beeld werd in de 16e eeuw vernieldGa naar voetnoot(3). 71) Het mirakuleuze water van de Sauvenière (Spa). Hier vindt men nogmaals een nieuwe wijze van bronkerstening. Sedert eeuwen genieten de minerale bronnen van Spa, en vooral die van de Sauvenière, de faam dat zij velerlei kwalen genezen, en de onvruchtbaarheid der vrouw wegnemen. Kinderlooze vrouwen zochten en zoeken dan ook troost aan de Sauvenière. In de onmiddellijke nabijheid stond eertijds een kapel, ook Hutte de St. Remacle genaamd, waar, volgens de legende, de heilige gewoond had. Nu, eens was St. Remaclius, al biddend, ingesluimerd, en zijn voet was in den steen gedrongen, waarop hij hem had neergezet en daar was een indruksel van overgebleven. Dat heette voortaan le Pied de St. Remacle. Sindsdien moet elke onvruchtbare vrouw, wil zij verhoord worden, 9 achtereenvolgende dagen het water der Sauvenière drinken, wel zorg dragend echter, bij't drinken haar voet in dat mirakuleuze indruksel te plaatsen. Reeds in een document van 1608 worden die kapel en dat voetindruksel vermeld. De schrijver van Amusements des Eaux de Spa (Amst. 1734) deelt mee dat vooral priesters, monniken en nonnen aan de Sauvenière genezing zochten. Die bron, immers, was geker- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stend. - De oorspronkelijke voetindruk is sinds lang verdwenen en in de 18e eeuw door een kunstmatigen vervangen: de steenhouwer heeft aan zijn werk, niet den vorm van een voet, maar van een schoen gegeven.Ga naar voetnoot(1) Mirakuleuze indruksels van handen en vingeren, voeten en pooten zijn in de folklore overal bekend, ook buiten Europa: in de 19 verschenen jaargg. van de Revue d. Trad. pop. werden reeds 238 sagen van dat slag (Empreintes merveilleuses) medegedeeld. De Luiksche Sauvenière heeft, als vruchtbaarmakende bron, in Duitschland en elders, menigen tegenhanger. Reeds eenigermate op zich zelf, voor mensch, dier en plant vruchtbaarheid aanbrengend, heeft de bron haar levenscheppende kracht hoofdzakelijk te danken aan de inwonende goddelijke wezens, van wie alle bevruchting uitgaat. Het water roept niet alleen gras en gebladerte te voorschijn, het bevat ook de kiemen der menschen. Vrouwen, die onvruchtbaar waren, werden door een dronk of bad in zekere bronnen vruchtbaar. Heden geldt dat als werking van bijzondere scheikundige zelfstandigheden; de voortijd schreef het aan goddelijke machten toe.Ga naar voetnoot(2) 72) De fontein van Plinius, ook fontein van St. Gillis geheeten (Tongeren, wijk Mulken). Dichtbij deze vermaarde fontein, wier naam op hare oudheid wijst, staat het kerkje van St. Gillis. Men bedevaart er voor de vallende ziekte en offert levende harten, d.i. hoenders, eenden en duiven, - nogmaals een overblijfsel van het heidendom.Ga naar voetnoot(3) Gemeenlijk draagt de bedevaarder een fleschje water mee uit de fontein van Plinius, waarvan de zieke dan 9 dagen lang moet drinkenGa naar voetnoot(4). Hier volgen nog een aantal bronnen van gelijken aard, waaromtrent ik echter geene bijzonderheden ken. Ze zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontleend aan het reeds herhaaldelijk vermelde werk van A. Wauters. 73) Sinte-Margriete born (Houtem). Dicht bij de parochiekerk, die aan de H. Margaretha is toegewijdGa naar voetnoot(1). 74) Sinter-Viven borne of Sinte Genovijnen borreGa naar voetnoot(2) (Oplinter). De H. Genoveva is aldaar de patronesGa naar voetnoot(3). 75-76) Sinte-Sulpicius borne (in 1469) of Plissen borne (in 1661) te Neer-Heilissem, dicht bij de kerk, waarvan St. Sulpicius de patroon isGa naar voetnoot(4). Een tweede bron, naar dien heilige genoemd, vindt men te Glabbeek-Zuurbeemde, waar hij de patroon is van de parochie Zuurbeemde.Ga naar voetnoot(5) 77) De fontein van St. Quintijn (Wommersom), patroon der parochie.Ga naar voetnoot(6) 78-80) De St. Martensfontein (Op-Heilissem) en de Martensborne (gemeente Dormaal, parochie Neer-Dormaal). Op beide plaatsen is St. Marten de patroonheilige. Een derde nog is die van St Martens Avendoren, waar een St. Martenskerk heeft bestaan.Ga naar voetnoot(7) 81) De fontein van St. Barthelemi (Zittard). Patroon der parochie. 82-83) Sint-Jansborne (Hoegaarde, wijk Hoxem), bij de kapel van St. Jan-Baptista, en St. Jansborne (Heelenbosch).Ga naar voetnoot(8) 84) Sinte-Odulphusborn, bij de kapel, thans de kerk van Bodenhoven, aan den H. Odulf toegewijd (Halle-Bodenhoven)Ga naar voetnoot(9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
85) De St. LaurentiusfonteinGa naar voetnoot(1) (Tienen). 86) Sint-Germanusborre (Hoeleden). Aldus vermeld in 1566, maar thans vergeten, zegt Wauters.Ga naar voetnoot(2) Ofschoon Wauters voor geen enkele dezer laatste twaalf bronnen vermeldt dat zij als mirakuleus worden beschouwd, meen ik uit hun naam te mogen afleiden dat zij eertijds door het volk vereerd zijn geworden. Van een viertal andere bronnen, werkelijk als mirakuleus beschouwd, zijn mij de naam en de wijze van kerstening onbekend; ik vermeld dus eenvoudig het dorp:
Op elke dezer vier plaatsen bedevaart men voor dezelfde kwaal, nl. voor den ‘Ouden Man’ bij de kleine kinderen, en voor de indompeling der kleedjes en mutsjes handelt men hier zooals te Strombeek en elders (Zie boven ners 9 en 10). Voor sommige mirakuleuze putten heeft men weer een anderen vorm van kerstening verzonnen; de legende vertelt nl. dat er hier en daar bij of in een put, beek of rivier, een beeld van O.L. Vrouw werd gevonden, die gemeenlijk op een duidelijke wijze haar wil te kennen gaf om ter plaatse zelve vereerd te worden. Ik noem: 91) O.L.V. van Breedene. In de duinen aldaar staat een kapelleken, waar vooral de visschers van Oostende Maria komen aanroepen. Naast de kapel is een waterput en volgens de overlevering is het bij dien put, dat het vereerde Mariabeeld gevonden werd. Het werd door de geestelijkheid processiegewijze naar de kerk gedragen, doch 's anderendaags was het beeldje uit de kerk verdwenen en weer teruggekeerd op zijn oude plaats, bij den waterput. En dat geschiedde zoo verscheidene malen achtereen. Men erkende daarin eindelijk den vin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ger Gods en bouwde aldaar een kapelletje voor dat wonder beeld. Groot was eerlang de toeloep. Het mirakuleuze water dient vooral voor de oogziekten.Ga naar voetnoot(1) 92) O.L. Vr. van Bijstand (Lissewege). De legende vertelt dat het beeld van O.L. Vrouw van Lissewege tusschen het riet van een waterput werd ontdekt en dat de schippers van Heist het, als aan hen toebehoorend, terugeischten. De inwoners van Lissewege gaven toe, doch den volgenden dag vonden zij het beeld terug op het altaar hunner kerk. Anderen zeggen dat boven den put een kapel werd gebouwd, waaraan de vermaarde abdij van Ter Doest haar oorsprong verschuldigd is, welke kapel heeft gestaan waar zich thans de groote beuk der kerk bevindt.Ga naar voetnoot(2) Omtrent het bestaan van den put zelf heeft men geen zekerheid. ‘Pour consacrer le souvenir de ce fait miraculeux, zegt E. Van Bemmel, on creusa un puits au milieu de l'église’Ga naar voetnoot(3). 93) O.L. Vr. ten heiligen Eike (Beerse). Ossendrijvers vonden in het oeverzand van het riviertje de Aa een Mariabeeldje en hechtten het wat verder aan een eenzamen eik. 's Anderendaags namen de inwoners van Beerse het aldaar weg en droegen het naar hun dorp, doch 's morgens hing het weder aan den eik. Later werd ter plaatse een kapel gebouwd, thans vervangen door een kerk.Ga naar voetnoot(4) Hier vindt men nogmaals boom- en waterkultus vereenigd. 94) O.L. Vr. van Westwezel. Op zekeren dag kwam ze aldaar langs de kleine Aa aangespoeld. Naar de parochiekerk gedragen, lag het beeld 's anderendaags weer op dezelfde plaats aan 't riviertje. Dat gebeurde verscheidene malen. In de nabijheid staat thans een kerk.Ga naar voetnoot(5) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
95) O.L. Vr. van Meuleschette (Aalst). De knecht van den molenaar, die op de Siesegembeek zijn watermolen had, zag op zekeren morgen een Mariabeeldje vóor 't schof van den molen drijven. Hij vischte het op en droeg het naar zijn meester, die het in zijn keuken op een schoorsteen zette. Den volgenden morgen was het verdwenen en lag weer vóor 't schof van den molen. Zulks gebeurde driemaal. Ter plaatse werd dan een kapel gebouwd. 96) O.L. Vr. van veertien bunders (Blaasveld). Honderd jaar geleden, vertelt het volk, vond men dit Mariabeeldje in een waterput, te midden van een veld dat wel veertien bunders groot is. Men hing het aan een in de nabijheid staanden boom; later bouwde men er een kapel, die veel bezocht wordt, vooral door koortslijders. De inwoners beweren dat het water van dien put nooit bevriest.Ga naar voetnoot(1) 97) O.L. Vr. van Stierbeek (Tweebeek). In en omtrent de beek, die de gemeente doorsnijdt, vertelt de sage, wiesen voorheen een menigte bloemen en daar half onder verborgen, dobberde op zekeren dag een O.L. Vrouwenbeeldje. Het werd opgenomen en ter plaatse in een nisje gesteld, later door een kapelletje vervangen. Weldra was er een groote toeloop van zieken, die het water van de beek kwamen drinken of er zich mede wasschen.Ga naar voetnoot(2)
* * *
Thans wil ik, als aanhangsel, nog enkele gevallen aanhalen, die op geen eigenlijke bronvereering wijzen, maar wel op waterkultus in een breederen zin. Zoo zijn er een aantal legenden in omloop van Mariabeelden of lichamen van heiligen, die op de rivier komen aangedreven of ergens uit stroom of zee worden opgevischt. Ziehier eenige voorbeelden: 98) O.L. Vr. ten Druiven, (Aalst). In 681, zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luidt de sage, dreigde een overstrooming heel Aalst te verwoesten. De inwoners, door St. Amand reeds kristenen geworden, smeekten O.L. Heer en zijne Moeder om hulp. En zie! daar kwam een Mariabeeld op een bos druivenranken den Dender opgevaren en landde waar thans de werfkapel staat. Het beeld werd opgenomen en toen zag men dat het tranen schreide van medelijden; van dit oogenblik af begon het water zichtbaar te zakken. 99) O.L. Vr. van Calfort (wijk van Puurs), of O.L. Vr. ten Traan. Is, naar men vertelt, op het water van een riviertje komen aangedreven. Men bouwde haar een kapel, later een kerk, waar zij tegen allerlei kwalen, doch vooral tegen oogziekten en blindheid, wordt aangeroepen en zeer veel bedevaarders heenlokt. 100) O.L. Vr. ten Boom (te Boom). Men vertelt dat aldaar, eeuwen geleden een onbekende boom stond, aan welks stam een Mariabeeld hing (Van daar ook: O.L. Vr. ten naamloozen Boom). Anderen zeggen dat de boom, ten tijde van een overstrooming, te dier plaatse was aangespoeld, en dat de Madonna daaruit gesneden was. Dat beeld verdween in de 16e eeuw, en volgens de overlevering werd het, op 't einde der 17e eeuw, vervangen door een ander, dat op zekeren dag op den Rupel kwam aangedreven. Boom- en bronvereering gaan in dit geval nogmaals samenGa naar voetnoot(1). 101) O.L. Vr. van Kopkapel (Lokeren). Dit Mariabeeld, dat vooral voor de hoofdpijn wordt bezocht, werd volgens de overlevering opgevischt uit de Durme; in de nabijheid verrees weldra een kapel, sedert herbouwd en vergroot. 102) O.L. Vr. van VII Weeën (Gent). In 1584 zag men, nabij de Minnebrug, een Mariabeeld in de Leie drijven. Men vischte het op en droeg het naar de kerk, en zette het tegen den gevel neder. 's Morgens vond men het beeld in de kerk, naast de sakristijdeur. Men zette het op een geschikter plaats, maar 's anderendaags stond het weer bij de deur der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sakristij. En dat gebeurde zoo meermaals. Het berust thans in de kerk van H. KerstGa naar voetnoot(1). 103) De gelukzalige Margaretha, bijgenaamd ‘Fiere Margrietken’ (Leuven). Deze heilige maagd werd door baanstroopers gedood en in de Dijle geworpen (1225). Men vertelt dat haar lijk bovendreef en lichtstralend, stroomopwaarts, terugging naar de stad. Daardoor heeft, in de meening der Leuvensche volksklassen, het Dijlewater de eigenschap gekregen om ons van de oogpijn te genezen. Negen dagen lang gaan de lijders, elken dag, hunne zieke oogen in de Dijle baden.Ga naar voetnoot(2) In hoeverre dat volksgeloof en -gebruik thans nog voortleven, heb ik niet kunnen achterhalen. 104) O.L. Vr. ter Riven of van den Oever (Gent). Volgens de overlevering zou dat Mariabeeld niet verre van de St-Pietersabdij (door St-Amand gesticht en thans tot kazerne dienend) uit de Schelde zijn opgevischt. Berust heden in O.L. Vr. Kerk.Ga naar voetnoot(3) 105) O.L. Vrouw (uit Antwerpens hoofdkerk). We bedoelen het huidige beeld, dat de oude, oorspronkelijke L. Vr. op 't Staaksken vervangen heeft. Volgens de legende is 't nieuwe beeld in 1371 in de Schelde komen aangedreven en vóór Antwerpen opgevischt.Ga naar voetnoot(4) 106) St-Lambrechtskapelleken (bij Maastricht). Naar een legende vertelt, werd het lichaam van St-Lambertus, die te Luik den marteldood stierf, in een zak genaaid en in de Maas geworpen. Het dreef, stroomafwaarts, naar Maastricht. Daar zagen nu de inwoners dezer stad, op den toren van O.L. Vr. kerk, een engel staan die den vinger uitstak in de richting der Maas. Men liep naar de aangewezen plaats en twee bootslieden namen het drijvend voorwerp op en wilden het te St-Pieter aan wal brengen. Doch hun bootje bleef, ondanks alle pogingen, als vastgeankerd te midden van den stroom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij begrepen toen de beteekenis van dat wonder en lieten hun schuitje, in Godsnaam, maar dobberen en zie, nu ging het van zelve eenige minuten verder naar den oever. Daar besloot men een kapel te bouwen en St-Lambrecht te begraven.Ga naar voetnoot(1) 107) O.L. Vr. van Remedie (Lier). Dit beeld is, zegt men, uit Holland naar Lier, dus stroomopwaarts komen aangedreven, zooals dit onderschrift leert: ‘O Honighzoete Beld uyt Holland langs de baren
Der zee hier aengespoelt en in ons stad gevaeren
Ons tegen oorlog en tegen pest bevryt
In allen noot ons Moeder van Remedi zyt.’
Het staat, in een nis, naast de poort van 't begijnhof; eerst was het naar binnen, met 't aangezicht naar 't begijnhof geplaatst, doch tot 3 maal toe keerde het zich om, zoodat men besloot het buiten aan de straat te zetten, met den rug naar 't klooster.Ga naar voetnoot(2) 108) O.L. Vr. van Lombartzijde. De volkstraditie verhaalt dat het mirakuleuze Mariabeeld in 1596 door eenige zeelieden op den oever der Noordzee werd gevonden en ter plaatse in een kapelleken gezet. Daar kwamen de visschers, alvorens in zee te steken, zich onder Maria's bescherming stellen, en na hun terugkeer haar bedanken. Later werd het beeld naar de parochiekerk van Lombardzijde overgebracht.Ga naar voetnoot(3) 109) O.L. Vr. van Meetkerke. Volgens een merkwaardige legende werd dit beeld door visschers van Blankenberge uit de Noordzee opgevischt en in een kapelleken op de zeekust geplaatst; doch 's anderendaags vond men het op de duinen staan. Nu bracht men het beeld naar een naburige kerk, maar den volgenden morgen stond het weer op de duinen. Dan werd het naar een andere nabijgelegen kerk gedragen, maar voor de derde maal werd het op dezelfde plaats, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de duinen, teruggevonden. Toen kwam men op de gedachte het wonderbeeld te laden op een jongen ezel, die nog nooit eenigen last gedragen had, en het dier vrij te laten gaan, waar het heen zou willen. En zie, de ezel toog recht naar Meetkerke, en vóór de kerk hield hij stil. Daar werd dan ook het beeld geplaatst. Bovendien besloten de visschers de opbrengst hunner eerste vischvangst aan Maria's tooi te besteden. En, o wonder! daar trok een dezer visschers met zijn net een kistje op, waar een groenzijden O.L. Vr. mantel ingesloten zat. Naar men zegt, bestaat die mantel thans nog, en op den zoom zijn nog heden de vlekken zichtbaar, door het zeewater veroorzaakt. Op de Sinksendagen is er te Meetkerke een buitengewone toeloop, en binnen de voorafgaande novene gaat 2 maal de processie uit; en tot den huidigen dag komen de visschers van Blankenberge het wonderbeeld in de processie dragen.Ga naar voetnoot(1) De trek van den ezel die het beeld op de bestemde plaats voert is een Bijbelmotief, zooals de lezer wellicht weet: de Ark des Verbonds, ten tijde van Heli door de Filistijnen bemachtigd, werd op een wagen, door 2 zoogende koeien bespannen, zonder geleide, teruggebracht naar 't land der Israëlieten. Dat motief vindt men ook in volkssagen uit Frankrijk, Duitschland, Holland, Lijfland, enz. terug. In het buitenland evenwel zijn het meestal een paar ossen, zeldzamer stieren, koeien of kalveren, welke met die taak belast worden.
* * *
In plaats van het heidensch gebruik te kerstenen, heeft men somwijlen, juist zooals voor de boomvereering, het tegenovergestelde gedaan: men bracht namelijk het water - bron of put - in verband met den helschen geestGa naar voetnoot(2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of met hekserij; vandaar op eenige plaatsen, de zoogenaamde duivels- of helleputten. 1) De Duivelsput te Herdersem. Het is min of meer bewezen dat de H. Gudula in die gemeente, bij Aalst gelegen, ter wereld kwam.Ga naar voetnoot(1) Haar levensbeschrijvers vertellen dat zij met haar dienstmaagd, die een brandende lantaarn droeg, elken morgen, na het eerste hanengekraai, naar de kapel van het naburige Moorsel ging, om er te bidden. Zij moest door eene straat, thans nog Goeds (Gods)straat of Goeistraat geheeten, en waar zich een put bevond, nog heden in beide dorpen onder den naam duivelsput bekend. Dàar hield zich de duivel schuil en zoodra Gudula verscheen, blies hij de lantaarn uit. 2) De Duivelsput te Hekelgem. De ridder van Boukhout, door den heer van Liedekerke beleedigd, riep, om zich te wreken, de hulp in van den duivel. In den put, beneden Boukhoutberg, kwamen de ridder en Satan 's nachts bijeen, en deze beloofde den heer van Liedekerke te dooden en zijn lijk in den waterput te werpen, als de ridder hem zijne ziel wilde afstaan. 't Voorstel werd aangenomen en de duivel hield zijn woord. Dank echter aan de tusschenkomst der paters van Affligem, slaagde men er in de met bloed geschreven handteekening van den ridder uit Satans klauwen te krijgen.Ga naar voetnoot(2) 3-4) Het Heintjesbörreken te Meerbeke. Volgens de overlevering, verblijft elken avond, na zonnenondergang, in deze bron een tooverheks, die er zoet en zacht een klaaglied zingt. De moeders verbieden hun kinderen 's avonds aldaar te gaan, want wie in den donker van dat bronwater wil drinken, wordt er arm, been of nek gebroken.Ga naar voetnoot(2) Heintje wijst hier natuurlijk op Heintjepik; immers heks en duivel zijn nauw verwant. Ook te Dworp bestaat een duivelsborre (bepaaldelijk tusschen Beersel en Dworp); een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duivelsbeek vloeit, dichtbij Alsemberg, in de beek van LansrodeGa naar voetnoot(1). 5) De Helleput te Dendermonde. Sedert onheuglijke tijden draagt een waterput te Dendermonde, dicht bij de Appelsche poort, den naam helleput. Lang geleden gingen 12 leden van 't broederschap van St Rochus, in duivels verkleed, op Vastenavond in de stad rond om giften voor den H. Patroon in te zamelen Zoo waren zij tot aan de bewuste poort bij den waterput gekomen. En zie, daar was hun getal op eens tot dertien geklommen. Verschrikt noemden zij elkander hun naam, maar de 13e sprak niet. Toen sloegen zij een kruis, en dadelijk ontvlood de onbekende en plofte in den put.Ga naar voetnoot(2) Een tweede Dendermondsche helleput, met een vuil stinkend water gevuld, past minder in ons kader; dat mag eveneens gelden voor het vroegere hellegat bij Ronse en den helleput te Melden.Ga naar voetnoot(3) * * * De lezer zal opmerken, dat mijn lijstje gekerstende bronnen en putten bijna uitsluitend betrekking heeft op Brabant, Antwerpen en de beide Vlaanderen. Mocht er voor deze provinciën een grondiger onderzoek worden ingesteld en kon dat onderzoek zich ook over de andere provinciën uitstrekken, zoo zou dat lijstje stellig op verrassende wijze aangroeien. Een Fransch geleerde, de heer Lex, heeft het gedaan voor het dep. Saone-et-Loire en vond, voor slechts 65 gemeenten, 76 bronnen en putten: enkel twee daarvan dragen geen heiligennaam; twee putten liggen binnen een kerk; de bronnen vindt men bij parochiekerken, naast kapellen, hermitages en kruisen; bij een 4-tal wijst men mirakuleuze voetindruksels aan. Ik erken met den schrijver dat men in deze zaak niet te veel mag generalizeeren; uit het feit namelijk, dat onze voorouders den waterkultus in eere hielden en dat deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot heden toe is blijven voortbestaan, mag men niet afleiden dat volstrekt al de bronnen, die in de middeleeuwen of in later dagen vereerd werden of worden, ongetwijfeld overleefsels zijn uit den heidenschen tijd. Voor het meerendeel zal dit echter wel degelijk het geval zijn. En te recht dan ook zegt Prof. Weinhold (bl. 32); ‘Aber die meisten (bronnen) gewiss sind älter als die Heiligen, sie wurden aus den Heidenthum übernommen.’ Door de voorgaande bladzijden meen ik dus bewezen te hebben, dat de oude, Germaansche boom- en bronvereering, en vooral de laatste, ten huidigen dage, nog innig versmolten is met de Vlaamsche volksreligie. Doch het heidendom van den onbeschaafden werkman grijpt veel verder. Gewoonlijk, ja, gaat hij 's Zondags ter mis, en eens per jaar te biecht; hij laat zijn kinderen doopen en opleiden ter eerste communie, doch de godsdienstplechtigheden laten hem koud, en bidden doet hij niet, tenzij een of andere bedevaart ter genezing van mensch of dier, het gebed verplichtend maakt. Aan hemel, hel noch duivel hecht hij geloof, en voor den pastoor en ‘zijnen winkel’, zoo 't heet, heeft hij niets dan minachting en spot. Maar zijn twijfel verdwijnt en zijn spot verstomt, wanneer het heksen, maren en spoken, alven en zeemeerminnen geldt; tooverformulieren en bezweringen, ook bedevaarten met geheimzinnige handelingen verbonden (het offer van een zwart hoen, van afgebedelde voorwerpen, of van een hoeveelheid koorn, gelijk aan zijn gewicht, het stilzwijgend heen en weer gaan met 3, 7 of 9 personen), zijn voor hem de krachtigste en zekerste geneesmiddelen; amuletten, een gevonden hoefijzer, een vierklaver, een marentak, een Paaschnagel, het Gebed van Keizer Karel, bezitten voor hem een mysterieus vermogen; nachtelijk hondengeblaf, een ravenvlucht, enz. acht hij kwade voorteekens; voor 't getal 13, het reizen op een Vrijdag, schrikt hij terug. Kristelijke gevoelens zijn hem geheel vreemd; met vrouw en kinderen twist en krakeelt hij en hij ranselt hen duchtig af; vloeken en sakkeren, zuipen en dobbelen zijn, in de vrije uren, zijn gewoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdverdrijf; en niet zelden, voorwaar, komt het tot vechten en bloedvergieten. Zulk een man is meer dan een halve heiden; 12 eeuwen kristendom en beschaving hebben in hem den natuurmensch slechts met een dun laagje vernis kunnen bedekken. Hoe stond het dan wel met de bekeerde Germanen van het einde der 8e eeuw? En men zegge niet dat op het platteland, werklieden van dat slag een zeldzame uitzondering zijn. Te Denderleeuw woonden op 200 ingeschreven schoolknapen, slechts 150 min of meer regelmatig de school bij; de 50 anderen kwamen zelden of nooit; welnu, de helft van dat getal groeit op tot halve heidenen, en in de aanpalende gemeente Liedekerke is de verhouding straatloopers zeker niet minder. En hoeveel andere dorpen met een talrijke arbeidersbevolking bevinden zich niet in hetzelfde geval? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. De Cock. |
|