‘Noch op de lessen in Spraakkunst, noch op die in Physica (geluidsleer) of in Natuurlijke historie (de mensch) wordt het toestel van het spreken aan de hand van een goed model-strottenhoofd degelijk bestudeerd; luchtpijp, strottenhoofd, stembanden, die kunnen trillen: ziedaar de wetenschap van de meeste bezitters der onderwijzersakte, van hen, die de kinderen spreken en lezen moeten leeren. Niets over het ontstaan der verschillende klinkers en medeklinkers, over stemloos en stemhebbend, over het verbinden van klinkers en medeklinkers, over de verschillende kaakopeningen, over de ligging van lippen en tong, over het verband tusschen de geluiden, enz.... Zeer veel uit de hoofdstukken over vorming der woorden en hunne veranderingen, uit het gebied der spelling wordt ons klaarder, na de studie eener eenvoudige klankleer.
Professor Nelville Bell heeft voor de doofstommen een fraai systeem ontworpen, waarbij door eenige eenvoudige lijnen (ontleend aan een doorsnee der spraakorganen) aangewezen wordt welke deelen aan de vorming der klanken deelnemen. Dat is zijn zichtbare spraak. Hij heeft zijn platen met vrucht bij het spreek- en leesonderwijs gebezigd, en zijn leerwijze heeft veel ingang in Amerika gevonden.
Aan elke inrichting, waar leeraren en onderwijzers gevormd worden, moest de inhoud van werken, als Roorda's Klankleer of Ten Bruggecate 's Inleiding tot de Klankenleer behandeld worden.
Wat zou het zangonderwijs en het leesonderwijs in alle klassen er bij winnen; en - daardoor het zuiver schrijven! We hebben voor de laagste klasse gestaan om kinderen spreken en lezen te leeren en we kenden noch hoorden onze eigen gebreken; we waren onbekend met de vorming onzer geluiden, met de vaak eenvoudige middelen tot verbetering der uitspraak eener letter.
Algemeen... is de klacht, dat op de vorming der spraak, op het zuiver spreken en lezen zoo weinig nadruk gelegd wordt bij het lager en middelbaar onderwijs... De uitspraak der Nederlandsche klanken wordt.... als bekend verondersteld, waardoor oefening in uitspraak en voordracht tot de zeldzaamheid behooren.’
Die klacht is gegrond. Niet het minst in Zuid-Nederland!
***
Eene andere gegronde klacht is deze, dat, hoewel tal van waarnemingen en metingen van artsen en geleerden sedert jaren wijzen op geestelijke vermoeienis en hare schadelijke gevolgen, noch de samenstelling van het leerplan, noch de verwerking der leerstof tot hiertoe eenige wijziging van belang ondergingen. In de wereld der onderwijzers schijnt dit vraagstuk weinig of geen ingang te hebben gevonden.
De Parijzer Société libre pour l'Etude psychologique de l'Enfant wenscht het te vulgariseeren en heeft eene commissie aangesteld, die de