draden getrokken worden en daarom kunnen de lampjes niet bij de gewone electrische inrichtingen, enkel, maar wel met drie of vier gebruikt worden.
Sedert eenige weken is nu door de bekende firma Siemens en Halske een nieuwe electrische lamp in den handel gebracht. Zij is geroepen om een gansche verandering in de electrische verlichting te weeg te te brengen.
Dr von Bolton en Dr Feuerlein, bestuuurders van de gloeilampen fabriek Siemens en Halske zijn er de uitvinders van.
Zij deden proeven met vanadium, niobium en tantal. Tantal gaf de beste uitslagen. Het smeltingspunt is meer dan 2300°.
Tantal komt veel in de natuur voor onder den vorm van ertsen, die zuurstofverbindingen zijn, Columbite en Tantalite geheeten en voornamelijk in Amerika, Australië en Zweden gevonden worden.
Het vrijmaken van het metaal uit zijne ertsen is zeer moeielijk en zal, als de uittrekking niet gemakkelijker wordt, den prijs der nieuwe lampen hoog houden.
Het metaal heeft als soortelijk gewicht 16.6, zijne hardheid is zoo groot als die van staal en men kan het tot draden van 35 duizendsten m/m verwerken. Aan de breuk biedt het grooten weerstand; aan een draad van 5 hondersten m/m kan nog een gewicht van 350 gram hangen. Koud is de weerstand aan electriciteit ongeveer tienmaal grooter dan koper en hij neemt bij verwarming zeer toe.
Omdat men dunne draden kan bekomen, is het mogelijk lampjes te vervaardigen, die op de gewone leidingen bij 110 en 220 volts alleen branden. Tot nu worden drie soorten van lampen gemaakt; die van 25 tot 16 normaalkaarsen branden bij 110 volts en die van 32 normaalkaarsen bij 220 volts. De normaaltype, die reeds in den handel is, geeft 25 kaarsen bij 110 volts, gebruikt 1.5 watt per kaars, de helft der gewone gloeilampjes, en bestaat uit eenen draad van 650 m/m lengte bij 5 honderdsten m/m doormeter. De hoeveelheid draad is zoo gering dat men voor 45000 lampen slechts een kilogr. tantal moet gebruiken.
De draad der lamp van 16 kaarsen zal 560 m. lang zijn, 35 duizendsten m/m doormeter hebben en die van 32 kaarsen bij gelijken doormeter tweemaal langer zijn.
De lampen hebben den gewonen peervorm. Om de lange draden in de kleine peer te brengen zijn er aan eene centrale glasstaaf twee vastgesmolten glaslenzen in dewelke schermende nikkelhaakjes gesmolten zijn. Tusschen die haakjes is de draad in zigzag gespannen en de twee uiteinden zijn met het hulsel der lamp in verband voor stroomopname.
Wij deden proeven met de lamp van 25 kaarsen. Zij brandde 1124 uren en hare helderheid was op het einde nog 15,6 normaalkaarsen. Toen is de draad gebroken. Als wij de lamp een weinig geschud hadden en weder op den stroom plaatsten, hebben de draden elkander geraakt en