| |
| |
| |
De Strijd tegen de Tering.
Ware de tuberculose een ziekte, die alleen de zwakken, de erfelijk belasten, de misvormden, de ontaarden trof, dan zou men ze misschien mogen aanzien als een middel tot sociale zuivering, tot weldadige uitdrijving van de min bekwamen en de min tot wederstand geschikten. Maar het dagelijksch voorbeeld leert ons, dat allen, zelfs de best begaafde en de sterkste menschen, door de ziekte kunnen getroffen worden. Erger nog, de tering treft jonge lieden van achttien tot dertig jaar, den leeftijd waarop de mensch, beschouwd als maatschappelijk kapitaal, wel veel gekost, doch aan de samenleving nog niets heeft opgebracht van al wat ze terecht van hem mag verwachten. Daar de tering talrijke slachtoffers maakt, en de verbetering der sociale toestanden een middel is om ze te bestrijden, moet men ze als een maatschappelijke ziekte beschouwen.
In België sterven jaarlijks 18,000 menschen aan tering; in Frankrijk bezwijken er 150,000 aan en in Europa meer dan één millioen.
De tering is niet, zooals men nog onlangs meende, een erfelijke ziekte. Zij onstaat uit een bacil, door Dr Koch ontdekt en tegenwoordig moeten wij ze aanzien als een besmettelijke ziekte.
Men komt niet met longtering ter wereld, men wordt teringlijder, en het is wel bewezen dat, zoo de kinderen van uitterenden dikwijls door de ziekte aangetast worden, zij deze door besmetting, niet door overerving, van hunne ouders overnemen.
Het begrip van het besmettelijke der tering heeft het denkbeeld doen wortel schieten dat deze vermijdelijk is; dat zij geene noodlottige kwaal is, tot dewelke al de kinderen der uitterenden, zonder genade, veroordeeld zijn.
| |
| |
Het is bewezen dat de tering voortgezet wordt door fluimen of door etter van zieken, door melk of vleesch van tuberculeuse dieren. Maatregelen kunnen genomen worden om dit overdragen te beletten; het steriliseeren der melk, het nazicht van het vleesch, het gebruik van het spuwbakje en van antiseptieke stoffen zijn welgekende voorzorgen waarvan de doelmatigheid bewezen werd in den prophylactischen strijd tegen de kwaal.
Niet alleen is de longtering vermijdelijk, zij is ook geneesbaar. Bij talrijke lijkschouwingen werd vastgesteld dat genezen beschadigingen van terenden aard dikwijls aangetroffen worden bij menschen die van eene andere ziekte dan de tering gestorven zijn.
Deze genezen knobbels worden zelfs, volgens zekere artsen, bij 50 tot 60% der menschen waargenomen, volgens anderen bij 90%. Dit zou bewijzen dat wij bijna allen, op eenig tijdstip van ons leven, de tering hebben zonder het te weten. Wij meenen aan eene gewone, voorbijgaande verzwakking te lijden, doch wij zijn wezenlijk door eene lichte tuberculose aangetast.
Hoe geneest men de tering?
Wanneer zij duidelijke kenteekens vertoont zijn er drie voorname behandelingen gezamenlijk te gebruiken:
1. | Leven in open lucht, op den buiten; |
2. | Rust; |
3. | Een voedzame, versterkende, wel gekozen spijzing. |
Reeds de opsomming dezer geneesmiddelen bewijst dat werklieden, arme menschen, ze zeer moeilijk kunnen aanwenden, indien men hen niet ernstig helpt. De genezing der tuberculose vergt inderdaad tijd en geld.
De hierboven gemelde middelen worden zeer goed toegepast in de sanatoriums.
Deze instellingen ontstonden het eerst in Duitschland en weldra trof men ze aan in alle landen; doch in Duitschland het meest zijn ze op voorbeeldige wijze ingericht, met strenge tucht, met zorgvuldige bewaking van den teringlijder,
| |
| |
wiens dagen en daden geschikt en geregeld zijn geheel met het oog op het te bereiken doel: de genezing.
In Duitschland ook bestaan vele sanatoriums voor behoeftige werklieden, meestal ingericht door de ‘Krankenkassen’: de verplichtende verzekering bestaat in dat land en gedurende de genezing van den vader worden moeder en kinderen niet vergeten en genieten zij onderstand.
Talrijke sanatoriums voor rijke zieken bestaan in alle landen.
In België hebben wij slechts één sanatorium voor behoeftigen, namelijk te Borgoumont, in de provincie Luik.
In deze sanatoriums gebruikt men natuurlijk nog andere dan de reeds aangeduide middelen om tuberculose te genezen, namelijk de tuberculines en de serums, waarvan we er nu verscheidene bezitten die mogen aanzien worden als zeer goede bijmiddelen, helpers in den strijd tegen de kwaal gevoerd door lucht, rust en spijzing.
De eerste gedachte van verpleeghuizen voor teringlijders vatte Dr Calmette van Rijsel op. Sedert eenige jaren ziet men er bijna overal gesticht worden. Zij, die uitsluitend voor de armen ingericht zijn, zijn ‘raadplegingen’ voor teringlijders, waar geneesheeren de zieken onderzoeken, de kwaal in het begin trachten op te sporen, wijselijk melk, eieren, erwten, boonen, spek uitdeelen; een bijzonder onderrichten toezichter wordt gelast na te gaan of de woning der zieken aan alle gezondheidsvereischten voldoet en desnoods aan de arme kranken een ander verblijf te bezorgen; men laat de woning ontsmetten of reinigen; in een woord, door toedoen van het dispensarium worden al de voorzorgen gebruikt die geschikt zijn om de besmetting, welke de zieke rond zich verspreidt, te verminderen.
Het verpleeghuis moet de voorkamer zijn van het sanatorium; het is daar dat de zieken, voor wie een verblijf in het sanatorium heilzaam zal wezen, aangeduid worden.
* * *
Wanneer men de tuberculose als een maatschappelijke ziekte beschouwt, moet men niet alleenlijk denken aan de
| |
| |
middelen om ze te vermijden en ze te genezen, doch ook aan de middelen om de ziekte te voorkomen.
En hier vooral zullen sociale maatregelen eene taak te vervullen hebben.
Niet alleenlijk zal men de microben der tuberculose moeten bestrijden, maar men zal den mensch sterker en minder vatbaar voor de ziekte moeten maken; men moet de oorzaken van verzwakking der gezondheid opzoeken en ze te keer gaan.
Onder deze oorzaken vinden we:
1o De armoede met hare gevolgen: ongezonde, slecht verluchte en overbevolkte woningen, onvoldoende spijzing;
2o Het leven in ongezonde werkplaatsen en kantoren waar de werklieden en bedienden dikwijls overlast worden;
3o Het alcoolism.
Hoe zorgvuldig men ook de aanvallen der Koch-bacillen afweert, nooit zal men de tuberculose krachtdadig kunnen bestrijden indien men geene maatschappelijke middelen tegen de gemelde factoren aanwendt.
Laat ons deze nader onderzoeken.
Armoede is zeer dikwijls oorzaak van tuberculose. Gebhard heeft op het Congres van Berlijn, in 1899, bewezen dat de sterfte door tuberculose grooter wordt naarmate de gemiddelde inkomsten verminderen.
Zich steunende op cijfers geleverd door de belasting op het inkomen heeft hij bewezen dat op 10000 schatplichtigen er aan tuberculose sterven:
10.7 |
wanneer het inkomen hooger is dan 3500 Marks. |
20.1 |
wanneer het inkomen afwisselt tusschen 2000 en 3500 M. |
26.4 |
wanneer het inkomen afwisselt tusschen 1200 en 2000 M. |
39.3 |
wanneer het inkomen afwisselt tusschen 900 en 1200 M. |
90. |
wanneer het inkomen lager is dan 900 M. |
Ongezonde woningen bevorderen sterk de uitbreiding der tuberculose.
In alle groote steden is de sterfte aan deze kwaal het grootst in de ongezonde wijken met enge, slecht verluchte
| |
| |
woningen. Brouardel heeft eene buitengewone groote afwijking aangetoond tusschen twee wijken van Parijs: hij vond 10,8/0000 sterfgevallen door tuberculose in de afdeeling van de Champs Elysées en 104/0000 in de volkrijke wijk Plaisance.
Al wie eenigzins van nabij arme-menschenwoningen gezien heeft, in de eene of andere groote stad van Europa, weet hoeveel schamelheid en nood zich verbergen in de straatjes der behoeftige kwartieren. Persoonlijk, uit onze ervaring als dokter van den arme, is ons daarvan een diep treurig aandenken bijgebleven. In werkmanshuizen wonen schier altoos te veel menschen bijeen; de slaapkamers, die veelal tegelijkertijd als keuken en waschplaats dienst doen, zijn slecht verlucht; des avonds schaart men zich daar met zes of zeven samen - vader, moeder, kinderen; allen zijn onzindelijk, hebben geheel den dag gewerkt en gezweet; natuurlijk is het bedorven lucht, welke de kamer in te ademen geeft. De ongelukkigen, die in deze ongezonde en overbevolkte woningen leven, zijn als het ware een voorbestemde prooi van Koch's bacil.
Het beroepsleven heeft ongetwijfeld veel invloed op het ontstaan en de ontwikkeling der longtering. Het verblijf in werkplaatsen, die slecht verlucht zijn of vervuld met prikkelend stof is zeer schadelijk en verwekt spoedig eene zeer groote vatbaarheid voor de ziekte.
In zekere kantoren is de toestand al niet beter; er werd dan ook vastgesteld dat herhaaldelijk gevallen van tering voorkwamen in bureelen welke slecht bedeeld waren onder oogpunt van verluchting.
Het afbeulen van werklieden en klerken, zooals sedert eenigen tijd gebeurde, vermindert insgelijks de kracht welke noodig is om weerstand te bieden aan het voortwoekeren der bacillen.
Sedert eenige jaren werden arbeidsreglementen ingevoerd; de uitbreiding van dezen maatregel kan slechts gunstig werken op de versterking van het menschelijk gestel, waar het geldt tering en ziekten in 't algemeen af te weren.
Dronkenschap is ook eene groote oorzaak van tering. ‘Aan den borreltoog haalt men de tering’ heeft Hayem.
| |
| |
gezegd, en de dagelijksche ondervinding der geneesheeren heeft geleerd hoe nauw tering en dronkenschap met elkander verbonden zijn. Aan die omstandigheid is het te wijten dat de maatschappelijke strijd tegen de tering als een ingewikkeld vraagstuk verschijnt. De rol van den sterken drank bij het verwekken van tering is ten overvloede gebleken. Onder de teringlijders zijn zeer veel dronkaards. De statistieken, desaangaande opgemaakt in de gasthuizen, hebben aan de menigvuldige schrijvers, die zich met deze onderzoeken bezighouden, het bewijs geleverd, dat per honderd teringlijders tot 90 dronkaards worden geteld, die zich aan sterken drank te buiten gingen vóór de tering hen overviel.
Drankzuchtigen krijgen dus gemakkelijk de tering. Het is ook niet moeielijk aan te toonen, hoeveel slachtoffers de tering maakt in de beroepen, waar veel gedronken wordt, namelijk onder de herbergbedienden, handwerkers, daglooners, enz.
Proefondervindelijke navorschingen, door verscheidene deskundigen gedaan, ter ontdekking van den invloed van het gebruik van sterken drank op het ontstaan van tering, hebben aangetoond dat dieren, aan welke bij toenemende mate sterke drank ingegeven wordt, zich weldra zeer gevoelig betoonen voor de aanvallen van Koch's bacil.
* * *
Om op afdoende wijze de tering te keer te gaan, behooren de aangetasten zeer vroeg onder handen worden genomen. Van kindsbeen af aan zouden gebrekkige toestanden van het gestel gekend en bestreden moeten worden.
Zoo er werkelijk nooit kinderen met de tering geboren worden, kunnen sommige toch eene soort voorbeschiktheid daartoe vertoonen, namelijk den zoogezegden ‘geboren aanleg’, die in hooge mate de aandacht verdient. Van groote waarde in den strijd tegen de tering zijn daarom al de inrichtingen tot bescherming der jeugd, zooals de gestichten voor zuigelingen en de schoolkoloniën. Het welbegrepen geneeskundig schooltoezicht zou zich moeten uitstrekken tot al de kinderen en dezulken aanwijzen, die teringachtig schijnen. Door tijdig verstrekte, bijzondere zorgen, krachtherstel- | |
| |
lende voeding, uitdeeling van versterkende geneesmiddelen, verblijf op den buiten of op het zeestrand, zou men er toe geraken het gestel van de kinderen zoodanig te wijzigen, dat zij schier onvatbaar voor de ziekte zouden worden. En zeker zou het voor de samenleving goedkooper zijn, op deze wijze de ziekte tegen te gaan, dan later, als de tering gezet is, te trachten den lijder te genezen, die ondertusschen nog, waar hij kwam en ging, zijne kwaal heeft kunnen voortplanten.
* * *
Tering is dus wel eene ziekte der samenleving; zij treft vooral den werkenden stand en er bestaat wellicht geene andere kwaal, waarbij zooveel invloed uitgeoefend wordt door de economische en sociale ongelijkheid. Tot afwering van de tering behoort rechtstreeks en krachtig geijverd te worden door vereenigingen, openbare ziekeninrichtingen en sanatoriums; maar er dient ook gedacht aan het overwegend belang der maatschappelijke levensvoorwaarden der werkende klasse; er mag niet worden voorbijgezien, dat de kamp tegen den vreeselijken bacil niet zal volstreden zijn, zoolang men er zich niet op toelegt insgelijks de levenstoestanden van den arbeider te verbeteren en onder dit opzicht moet, in haar geheelen omvang, het zeer groote belang worden erkend van alle vraagstukken betreffende de werkmanswoningen, de regeling van den arbeid in werkplaatsen en ten huize, en het geneeskundig toezicht in de fabrieken.
Buitendien moet eene groote plaats ingeruimd worden aan de bestrijding der dronkenschap.
De tering uitroeien zooals men de pest en de cholera heeft uitgeroeid zal dus geen gemakkelijk noch eenvoudig werk zijn. Het is goed van tijd tot tijd aan de groote maatschappelijke middelen te herinneren, die den strijd tegen de bacillen kunnen verscherpen. Immers schijnen sommige menschen zich, onnoozel genoeg, in te beelden dat de tering niet meer zal woeden, als alle teringlijders zullen verleerd hebben op den grond te spuwen en zich bedienen van spuwbakjes gevuld met ontsmettingsstoffen.
Dr Ley.
|
|