De Vlaamsche Gids. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] De Wegeltjes. Wie trok en wie leidde En wie baande er zoo mooi, Het pad door de heide Langs delling en glooi? Wie heeft het gewingerd Door braam en door mos? Wie heeft het geslingerd Door het mastenbosch? Het pad door de heide, Door ruigte en door zand; En het pad langs de weide, Langs gracht en langs kant; Door akkers, door koren, Door klaver, door beemd; Hoe werd het geboren, Zoo bekend en zoo vreemd? Hoe kwam het geslopen Door het kreupelhout? Wie liet het loopen Door het struwelig woud? Wij gaan waar we moeten, Gebaand ligt het spoor; Het loopt voor ons voeten... Doch wie ging er vóór? [pagina 46] [p. 46] Was 't een Elfje zwevend Door den ochtendstond, Herfstdradekens wevend, Dat haar draadje zoo bond? Heeft een waternikker In de krielsche lent, Groen als een kikker, Zoo de boschnimf berend? Wie heeft het gevonden Vogel of bie? Wie heeft er gebonden Ons fantazie? 't Is speelsch en 't is grillig, Maar ieder gedwee Toch gaat er gewillig Gevolgzaam langs mee. Het kronkelt wel lieflijk Maar toch loopt het snel; 't Is gerecht en gerieflijk, Maar toch wuft en vol spel. t Is aardig gelegen, t' Is dartel op 't oog, Maar het snijdt door de wegen: 't Is de koord van den boog. De wegeltjes zoeken Waar 't mooi is en frisch; Achter kanten en hoeken, Waar 't lommerig is. En schoon op zichzelven In kromming en bocht, Ze deinen en welven Hun sierlijken tocht. [pagina 47] [p. 47] Ze loopen eens vluchtig, Maar zwenken meteen; Ze wippen zoo luchtig Over 't vlondertje heen. En paden en beken Ze vinden elkaar: In 't schoonst van de streke Daar zijn ze te gaar Hoe de beekjes stroomen Dat weten we wel Maar hoe de wegeltjes komen Is een wonderlijk spel 't Is een dichtluim gevangen Lijk zoo'n wegeltje gaat. Zoo komen er zangen Op rijm en op maat. Rafaël Verhulst. Cappellen. Vorige Volgende