Vier excellente cluchten
(1950)–J.J. Mak– Auteursrecht onbekend
[pagina 64]
| ||||||
Personen
| ||||||
[pagina 65]
| ||||||
Een cluchte van d'een ende d'ander twee soldaten, eenen ouden boer met een jonge boerrin zijn wijff ende een aerdige weerdin
Ga naar margenoot+
| ||||||
[pagina 66]
| ||||||
Dander
Sy moeten ons gheven,
Deen
Wat wy begheeren,
Deen
Daer wijt al haelen,
Dander
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+Is een groot wonder.
Deen
Sy moetent betalen
Dander
Met gouden realen, ofte stucken van vieren.
Ga naar voetnoot11
Deen
Daer niet en is,
Dander
Cryghen wy't met tieren.
Deen
Wy vanghen niet mis.
Dander
T'zijn de oude manieren:
Dese arme dieren wy niet en ontsien.
Deen
15[regelnummer]
Die ons quyt willen zyn, moeten geldeken bien,
Alsmen flus sach geschien by den lesten buyt.
Ga naar voetnoot16
| ||||||
[pagina 67]
| ||||||
Dander
Wel tsa, laet ons die deelen tot eenen duyt,
So moghen wy weer uyt sien na ons profyt.
Deen
Daer is de gherechte helft tot een halve myt;
Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Mits ghy een snoeshaen zyt, sal ic recht deelen.
Ga naar voetnoot20
Dander
Gaen wy nae de taveerne,
Deen
Sonder te crackeelen;
Dander
By een scone deerne
Ga naar voetnoot22
Deen
Drincken halve en heelen.
Dander
Wy moghent soo gheerne
Dander
25[regelnummer]
Hoe wel zijn wy gheraect
Deen
Beyde by malcanderen;
D'een als den anderen is al even goet.
Dander
Dat d'een schier denct, den anderen wel doet.
Laet ons met spoet om proffijte schoyen.
Ga naar voetnoot28
| ||||||
[pagina 68]
| ||||||
Deen
Dan moghen wy weer met rusten poyen,
Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
T'herreberchjen wtroyen, alsomen best can.
Ga naar voetnoot30
Dander
Weet ghy erghens noch advantage dan,
Ga naar voetnoot31
Laet ons eele man daer na toe gaen treden.
Deen
Hier wat voort, ten is niet langhe gheleden,
Ga naar voetnoot33
Creghen wy eenen boer, die schijven heeft.
Dander
35[regelnummer]
Daermen boter om coopt?
Ga naar voetnoot35
Deen
Jae.
Dander
Ick wedde, dat hy die noode gheeft.
Deen
Men moet wat onbeleeft met hem handelen daer.
Dander
Ga naar margenoot+Al zwoer hy wit en zwart, ic geloofden geen haer;
Hy moeste daer naer ons de handen vullen.
Deen
40[regelnummer]
Ic rade, dat wy daer henen gaen sullen;
Ga naar voetnoot40
Daerna wy smullen en spelen moy weer.
Dander
Clopt ghy eens aen, ick staen wat van veer;
Ga naar voetnoot42
Maer tijts genoech seer sal ick u by comen.
Ga naar voetnoot43
| ||||||
[pagina 69]
| ||||||
Den boer
van binnen:
Wiens cloppen wort daer
vernomen?
Deen
45[regelnummer]
Doet open, tis al vrient.
Boer
Al vrient, ick en mach gheen deur ontsluyten,
Off seght, wie ghy zijt!
Deen
Ick ben al vrient.
Boer
Wildyt niet segghen, soo blijft daer buyten,
Ga naar voetnoot48
Vuylste der guyten, maect ghy hier rumoer.
Ga naar voetnoot49
Deen
50[regelnummer]
Doet op, segh ick, ghy vertwyffelden boer,
Ga naar voetnoot50
Oft inden vloer sal ick u duere loopen
Ga naar voetnoot51
En dan suldy het noch met slagen becoopen;
Daerom doet open ghewillich uwe deur.
Boer
Wat seghdy signeur?
Dander
55[regelnummer]
Flucx comt hier veur, daer blijven van u veeren.
Ga naar voetnoot55
Boer
Ga naar margenoot+Wat is u begheeren?
| ||||||
[pagina 70]
| ||||||
Deen
Dat ghy moet opdocken
Dander
Een somme ghelts.
Ga naar voetnoot57
Deen
Wy niet en iocken,
Of met sulcke stocken salmen u ribben meten.
Dander
Tsa, langt ghelt, off ghy wort ghesmeten,
Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Goet werc ghequeten aen een gierigen trawant.
Boer
Och, ic heb gheen ghelt!
Deen
Ras, ras, flucx ghevet my inde hant,
Of ic slaen u quant, dat uwe penssen craken.
Boer
Ic en hebbe niet inde werelt.
Dander
65[regelnummer]
Soo wilt finantie maken.
Ga naar voetnoot65
Om voor alle saken te houden tsaem vrede.
Boer
Ick ben een schamel out man.
Deen
Soo moet ghy mede
En slaghen in stede van eten ghenieten.
Boer
Aensiet mijnen ouderdom.
Dander
70[regelnummer]
Rasch, wilt dan het ghelt wtschieten,
So naect u geen verdrieten, men sal u verschoonen.
| ||||||
[pagina 71]
| ||||||
Boer
Ga naar margenoot+Hoe veel wilt ghy hebben?
Ga naar voetnoot72
Boer
Twintich croonen?
Dander
Jae.
Boer
75[regelnummer]
Ic en hebbe sekers gheen ghelt.
Deen
Dat is weer uwen ouden sanck;
Creupel en manc wort ghy noch gheslaghen.
Boer
Och, Heere Godt, wie sal ic het claghen,
Dat my alle daghen sulc overlast gheschiet!
Dander
80[regelnummer]
Voort, voort, sulcken langhe prologhe niet;
Ga naar voetnoot80
Maect datter is yet, off het cost u leven.
Boer
Hout op, hout oppe, men sallet u gheven;
Hebt compassie even, off wat medelijden.
Ga naar voetnoot83
Deen
Barmherticheyt die stellen wy heel bezijden
85[regelnummer]
Tot allen tijden, want ghelt moeter wesen.
Boer
Maer sal ic gheven, datter niet en is?
| ||||||
[pagina 72]
| ||||||
Dander
Het moeter doch zijn, ic segghet mits desen,
Oft wy sullen u lesen een andere lesse nu.
Deen
Ga naar margenoot+Gheckt ghy met ons, oft ghecken wy met u?
90[regelnummer]
Wy slaen wel ontwee al u ghesonde rebben.
Boer
Wat wildy van my armen duyvel hebben?
Niet een halve webben heb ic in mijnder macht;
Ga naar voetnoot92
Hoe condy dat in u herte bevroyen?
Ga naar voetnoot93
Dander
Wy nemen dan mede
Deen
Schapen en koeyen,
Dander
95[regelnummer]
Peert en slede,
Ga naar voetnoot95
Deen
Gansen, die broeyen,
Dander
En steken op der stede u huys inden brant.
De boerinne
comt gheloopen
Hout op mannen, hout doch op de hant,
Het sal u becant van my worden ghetelt;
Ga naar voetnoot98
Hoe vele wildy hebben?
Deen
Juyst twintich croonen.
Boerinne
100[regelnummer]
Daer zijnse, my doch niet meer en quelt.
| ||||||
[pagina 73]
| ||||||
Dander
Zijnse niet te licht, ist al wichtich ghelt?
Ga naar voetnoot101
Deen
In dees coomenschap selt wel moghen passeren.
Ga naar voetnoot102
Dander
Ghy sout wel maken mijn hooft aent zweren
Ga naar voetnoot103
Door het travailleren, dat ghy my doet.
Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ga naar margenoot+Adieu moeyer!
Ga naar voetnoot105
Deen
God gheve u meerderen
rampspoet!
Wy willen over voet nu lustich gaen bancken.
Ga naar voetnoot106
Dander
En vullen ons buycxken met goede drancken,
Den pot van twee blancken, wy mogender tegen.
Ga naar voetnoot108
Deen
Wy comen aende taverne en blijven niet verlegen.
110[regelnummer]
Waerdinne, te degen tapt om gelt wt minnen.
Wardinne
Wel gasten ick sal, comt stoutelijck binnen;
Ick sal beginnen te tappen met playsier.
Wat lust u mannen, belieft u wijn oft bier?
Ick hebbes hier, van als dat ghy begheert.
Ga naar voetnoot114
Dander
115[regelnummer]
Tapt Rotterdammer,
Ga naar voetnoot115
Deen
Maer van gheen steert.
Ga naar voetnoot115
| ||||||
[pagina 74]
| ||||||
Wardinne
U niet en deert, het is wt een volle ton.
Den boer
ende boerinne comen wt
Ick en gheloove niet, datter onder de son
Ongheluckigher mensche is gheboren.
Boerinne
Hoe soo, Kees?
Boer
120[regelnummer]
En isser niet twintich croonen verloren,
Die wy van coren eerst hadden ontfanghen?
Ay, sulcke dieven waren weerdich ghehanghen,
Ga naar margenoot+Want sy pranghen den onnooselen huysman.
Ga naar voetnoot123
Boerinne
Nu wel Cees, stelt u eens te vreden dan,
125[regelnummer]
Altijt niet en can het wesen voor den wint.
Boer
Tis goet voor de ghene, die het soo versint,
Ga naar voetnoot126
Maer ic bevint te wesen onlijdelijck.
Ga naar voetnoot127
Boerinne
Nu dan man, ic sal me soon brengen aende dijc,
Ga naar voetnoot128
Dan worden wy weer rijc na tverlies van desen.
Boer
130[regelnummer]
Tis haest gheseyt, maer t'can qualick wesen;
Ga naar voetnoot130
Het sou met vreesen veel voeten op daerd brengen.
Ga naar voetnoot131
Boerinne
Maer ic sal door den dach int water plenghen,
Ga naar voetnoot132
Daer me de melc mengen, soomen dan beschout;
Ga naar voetnoot133
| ||||||
[pagina 75]
| ||||||
In onse botter doen ic overvloedich sout,
Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Dan salse menichfout int gewichte weghen.
Ga naar voetnoot135
Dus Cees mijn man, wilter niet knorren tegen;
Ic ben niet eens verlegen dit voren te comen.
Ga naar voetnoot137
Dus moet den merctgang zijn waer ghenomen
Om tot onser vromen te ghewinnen proffijt.
Ga naar voetnoot139
Boer
140[regelnummer]
Wijf, u waere wel diere vercoopende zijt,
Maer spoeyt altijt haest te comen na huys.
Ga naar voetnoot141
De boer gaet binnen, de boerin gaet met melc te
merct.
Deen
Danck hebt, soete buys!
Ga naar voetnoot142
Dander
Waerdinneken, siet ofter niemant voorby gaet,
Ga naar margenoot+Daer ons eenich quaet van conde genaken.
Werdinne
145[regelnummer]
Ic en sien niemant op den wech, dus wilt maken
Lustich voor alle saken seer goeden chiere.
Deen
Daer op brengh ic u eenen halven biere.
Ga naar voetnoot147
Dander
Ic wachter viere en sal u doen bescheet,
Ga naar voetnoot148
Want mijn kele is nu daer toe bereet
150[regelnummer]
En ooc ic weet, ghy en zijter niet voor vervaert.
| ||||||
[pagina 76]
| ||||||
Deen
Wat dunct u, of wy creghen een ghelatte caert,
Ga naar voetnoot151
Lustich nae den aert om 't gelach te vinden?
Ga naar voetnoot152
Dander
Nu dan, laeter een coomen.
Deen
Schaepken, wilt ons een nieu caert ontbinden.
Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Tis voor de vrienden, geeft ons een schoone.
Werdinne
Daer isser een, speelt ten eersten om een croone,
Dan, hola den loone schrijf ic op een haertgen.
Ga naar voetnoot157
Vrienden, siet daer effen een paertgen;
Ga naar voetnoot158
Is het te vele, ic salt wel verminderen.
Dander
160[regelnummer]
Ba neent, wy zijn susters en broeders kinderen,
Moeten sonder hinderen van malcandren leven.
Dander
radet
Root.
Deen
Tis schoppen seven, die is immers
zwert.
Dander
Nu, op dattet dan haest ghewonnen wert,
Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Niet lang en mert, seght, heb dy vijf bladen?
Ga naar voetnoot165
| ||||||
[pagina 77]
| ||||||
Deen
Jae ick, en weynich tot mijnder schaden,
Dies ick onbeladen heb lustighen rom.
Ga naar voetnoot167
Deen
170[regelnummer]
Maer ick hebbe twee asen, twee heeren;
Met eeren is dat al wt ende ghewonnen.
Dander
Teghen sulcken roem ic niet spelen sou connen;
Ga naar voetnoot172
Het is ghelucx jonnen en bynae moorden.
Ga naar voetnoot173
Tis verloren, dus kijck ick aen allen oorden,
175[regelnummer]
Oft ick yemant hoorden, die dat weer betaelt.
Gins comt een boerinne.
Ga naar voetnoot176
Dander
Ick bid u, dat ghy doch een weynich zwijcht;
Na de facie betijcht comtse herwaerts dwalen.
Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ick salse met beleeftheyt gaen binnen halen;
Sy moet doch betalen, wat hier is verdaen.
Goeden dach suster, spreect ghy niet eens aen?
Niet voorby te gaen, eerst eens ghedroncken.
Ga naar voetnoot183
| ||||||
[pagina 78]
| ||||||
Boerinne
Ick dancke u mannen.
Deen
185[regelnummer]
Ga naar margenoot+Sonder u schade, het is u gheschonken;
Comt naerder, wy sullen tsamen kennis maken.
Boerinne
Ick heb grooten haest.
Dander
Coemt in, wilt wat rusten voor alle saken;
Geluck moeyer, wilt smaken, dat u is gebrocht.
Ga naar voetnoot189
Boerinne
190[regelnummer]
Ick danck u vrient, hebdy't my toegedocht;
Twort weer versocht aen u een vrientlicke dronc.
Ga naar voetnoot191
Deen
Ick wachtet.
Ga naar voetnoot192
Boerinne
Seker, dat bier is noch redelijcken jonck;
Niet dat ic pronc, maer moettet te dege proeven.
Ga naar voetnoot193
Nu crijch ick smaeck'.
Dander
195[regelnummer]
Wie sou nu doch willen hem selven bedroeven?
Laet ons toe toeven malcanderen dan;
Ga naar voetnoot196
Ick breng u waerdinneken een halve kan,
Ga naar voetnoot197
Drinct cloeckelijck an, tmoet rontom comen.
Ga naar voetnoot198
Werdinne
Laet voortgaen, twort in danck ghenomen;
200[regelnummer]
Buerwijf, tuwer vromen, soot my ghecomen is.
Ga naar voetnoot200
| ||||||
[pagina 79]
| ||||||
Boerinne
Ic en sal voorwaer me niet dobbelen mis;
Ga naar voetnoot201
Lantsman, vant fris suldy my doen bescheet.
Ga naar voetnoot202
Deen
Laet comen den back, ic ben haest bereet;
Ga naar voetnoot203
Maer ofmen wat ontbeet, waer dat quaet?
Ga naar voetnoot204
Dander
205[regelnummer]
Ga naar margenoot+Neent, waerdinne brengt ons wat salaet,
Nu opter daet, wy moeten wat schoven.
Ga naar voetnoot206
Wardinne
Siet daer is wat, dat ons God van boven
Verleent, wilt met loven dit tsaem ghenieten.
Boerinne
Laet ons eens drincken.
Deen
210[regelnummer]
Avous, dit sal ick tsamen wel binnen gieten.
Ga naar voetnoot210
Laet u niet verdrieten my te doen nae.
Dander
Tast toe vrienden, eetet doch wat salae
En spoelt dan drae het groen vande lever.
Boerinne
Het wort u ghebrocht Jan de wever;
Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Zijt ghy een milt ghever, ghy wort aengenaem.
Ga naar voetnoot215
Wardinne
Siet hier noch een gerechtgen goet en bequaem;
Ga naar voetnoot216
Geselscap eersaem wilt vreuchde voortbringen.
| ||||||
[pagina 80]
| ||||||
Deen
Waerdinnetgen, wilt ons een deuntgen singen;
Dan onderlingen sal u tboerinneken verschoonen.
Ga naar voetnoot219
Dander
220[regelnummer]
Laet ons nu int dal van ghenuchten woonen
En vrientscap toonen, als die edele jeuchden.
Ga naar voetnoot221
Het weerdinneken singt op de voyse: soud'men dees edele
gilden, niet dienen om haer gelt.
Ghy ghilden vol gheneuchden,
Ga naar voetnoot222
Die veel te biere gaet,
Gheniet ghy duysent vreuchden
225[regelnummer]
Van vroukens delicaet,
Ga naar margenoot+Draecht niet als die ondeuchden
Ga naar voetnoot226
Daer roem aff over straet.
De weerdinne
spreect:
Buerwyf, ghy comt my heel weynich te baet;
Ga naar voetnoot228
Ay lieve, laet doch u stemme oock hooren.
Boerinne
230[regelnummer]
Voorwaer, ick segghet u van te vooren,
Om tsoet orbooren, singt voor, ick volch nae.
Ga naar voetnoot231
Een meysgen met een knechtgen
Lestmalen tsavonts spaey
Tsaem hadden een ghevechtgen,
235[regelnummer]
Sy toonden haer soo fraey,
Doch hy scheen wel een slechtgen,
Ga naar voetnoot236
Een coeckoecx papegay.
Ga naar voetnoot237
| ||||||
[pagina 81]
| ||||||
Soumen die edele gilde
Niet dienen om haer ghelt?
240[regelnummer]
Daer loopter veel int wilde,
Die reed'lijck zyn ghestelt,
Int bedde gaen seer milde,
Ga naar voetnoot242
Doch dat dient niet ghemelt.
Hoe lustich ist te speelen
245[regelnummer]
Cunst om cunst nae den aert,
Den maechdom God beveelen,
D'een cunst is dander waert;
Een lecker beetgen steelen
Maeckt therte niet bezwaert.
250[regelnummer]
Ghy Princelijcke geesten,
Die Venus mint opt ronst,
Ga naar voetnoot251
Den minsten met den meesten,
In eeren houdt de const;
Ga naar margenoot+Tot sulcke blijde feesten
255[regelnummer]
Toont doch malcander jonst.
Deen
Daer smaect een dronc op, voorwaer introuwen!
Wie soude nu rouwen zijn jonghe leven?
Werdinne
Holla, dese kanne en is niet geschreven;
Het moest wesen even, ic salse schrijven.
Dander
260[regelnummer]
Drinct dat doch wt, wy willen niet kijven,
Maer vrienden blijven, also dat behoort.
| ||||||
[pagina 82]
| ||||||
Deen
Boerinneken lustich om te houden accoort,
Ga naar voetnoot262
Moet ghy singhen voort een vrolijck lietgen.
De boerinne singht een lideken op de voyse: Het souder een
maghet ter heyden gaen.
Het ghinck een maechdeken door het wout
265[regelnummer]
Jae hoeden hare schapen;
Dies haer ontmoeten een knaepjen stout,
Ga naar voetnoot266
Die badt om een byslapen.
Sy seyde: ‘Nu knaepjen, laet my gaen,
De lammers moet ic weyden;
270[regelnummer]
Ten ware doch niet heel wel gedaen
Tonteeren die groen heyden.’
Hy wierpet maechdeken int groen gras
Met een soo fieren moede
En haesten hem tot zijn werc heel ras,
275[regelnummer]
Dies hy hem lustich spoede.
‘Knaepjen, laet staen, siet wat ghy doet,
Ic salt de heeren claghen’.
Ga naar margenoot+Maer doen hy in zijn werc had moet,
Creech sy selfs me behagen.
280[regelnummer]
Nu raad ic alle knaepiens dan,
Die daer soo gheerne minnen,
Dat sy niet eer daer scheyden van,
Voor datse raecken binnen.
Dander
Dats een goet eynt en een goet beghinnen;
285[regelnummer]
Ic brengt u wt minnen, want de keel is drooghe.
| ||||||
[pagina 83]
| ||||||
Deen
Hay, de paden groenen, den dijck wort hooghe,
Ga naar voetnoot286
Wy keeren na tbetooghe den hasepat in.
Dander
Het gheldet u dan, eens ghedroncken waerdin;
Tis een goet ghewin, wy moeten vrolijck wesen.
Wardinne
290[regelnummer]
Het is gheseydt op zijn Vries midts desen:
Een soentgen ghepresen niemant achterhaelt.
Deen
Wie weet, wie noch dit ghelaechsken betaelt!
Laet ons onghefaelt slechts vreucht bedrijven.
Ga naar voetnoot293
Den boer
comt mismoedich wt
Waer droes mach dat vertwijfelt wijf blijven!
Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Heb ick niet reden om kijven, of worden gram?
Ic salt haer vergelden, ic wou sy maer quam.
O Griet achterlam, is dat te merct ghegaen?
Ga naar voetnoot297
Wat al proffyten moetse nu hebben ghedaen!
Twaer wel om seer saen achter wt te varen.
300[regelnummer]
Jesus, Jesus, wat heb ick doch al bezwaren;
In hondert jaren noyt man had sulc verdriet!
Ga naar margenoot+Is my niet overlast vande soldaten geschiet?
En nu sou Griet int winnen haer quyten.
Ic sorch, datse thuys brengt geen dry mijten;
Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Soudet my niet spijten? Waer machse zyn?
Ic sorch te biere oft te wijn.
Flus comtse fijn ende vrolicken thuys.
Ga naar voetnoot307
Heere Godt, wat heb ic in myn hert een cruys!
| ||||||
[pagina 84]
| ||||||
Ic moetet dees weerdin vragen sonder schromen.
310[regelnummer]
Segt buerwyf, hebdy mijn wyf niet vernomen?
Ga naar voetnoot310
Wardinne
Stracx isse ingecomen, eerst op staenden voet.
Ga naar voetnoot311
Boer
Dacht ickt niet wel, dat heur doch halen moet
Den nicker onsoet en slepen met den haere!
Ga naar voetnoot313
Seyd'ic niet datse erghens te biere waere?
315[regelnummer]
Dat haer de maere ry met den tuyten!
Ga naar voetnoot315
Ou, Griet, Griet, comt stracx hier buyten!
Ga naar voetnoot316
Zijn dat dingen, die stuyten, die ghy bedriift?
Ga naar voetnoot317
Wardinne
Vrient comt binnen, voor deure niet en kijft;
Coemt by de luyden en spreect met bescheet.
Ga naar voetnoot319
Deen
320[regelnummer]
Wel huysman, wy doen u vrouken geen leet;
Ic wildat ghyt weet, eens ghedroncken voor al.
Boer
Ist de manier, dat de vrou te biere gaen sal?
Dander
Neen, maer niet alsoo malle te callen!
Ga naar voetnoot323
Boer
Seght Griet, waer ist ghelt doch van allen,
325[regelnummer]
Dat ghy hebt vercocht?
| ||||||
[pagina 85]
| ||||||
Ga naar margenoot+
Boerinne
Het ghelt vande boter is al doorghebrocht
Met dit soet geselscap en de melc ghestort.
Boer
Dacht ick niet wel so te wesen begort?
Ga naar voetnoot328
O Griet, ghy wort noch wel heerlic ghesleghen.
Ga naar voetnoot329
Boerinne
330[regelnummer]
Tis gheen noot, daer set ick mijn deucht teghen;
Ga naar voetnoot330
Noyt was ic verleghen om een ouden grijs.
Ga naar voetnoot331
Deen
Jae moeyer, dat sal wesen de beste wijs;
Ghy behaelt noch prijs vanden ouden trawant.
Ga naar voetnoot333
Dander
Wel boer, dunct u gelt te comen inde hant,
335[regelnummer]
Mits ghy door onverstant tgeselschap verstoort?
Ga naar voetnoot334-5
Deen
Wilt ghy u wijf hebben boer, rechtevoort
Ga naar voetnoot336
Soo moet ghy, alst behoort, ons ghelach betalen
Dander
Voort, voort, hontsfot sonder langer te dralen,
U wyf moet mede, al soudy worden onstelt.
Ga naar voetnoot339
Weerdinne
340[regelnummer]
Nu, nu, gasten, den Huysman niet seer en quelt;
Ga naar voetnoot340
Hy sal dit ghelt wel seer gheerne gheven.
| ||||||
[pagina 86]
| ||||||
Boer
Wat gaet het u aen, seght valscher teven,
Ga naar voetnoot342
Hoe salt noch even met u hier nu zijn
Weerdinne
Wel vrient, dus prats niet, ic spreke voort mijn,
Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Want bier en wijn hebben sy tsamen ghepoyt.
Ga naar voetnoot345
Boer
Och vrienden, ick hebbe niet, gy hebt my beroyt
Ga naar margenoot+
En geldeloos gemaect als bleeck voor desen.
Deen
Ten baet niet, dit ghelach moet betaelt wesen;
Segt Keesgen vesen, dock op, of ghy moet met.
Ga naar voetnoot349
Boer
350[regelnummer]
Nou wel, ick sal.
Dander
Weerdinne, maect ons de rekeninghe net;
Met cort opset betaelt den boer het gelach.
Ga naar voetnoot352
Weerdinne
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, vier
vanen, men mach
Ga naar voetnoot353
Niet gaen met gerekent lach, 2 sal ic goet schryven,
Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Eenen schellinck de vaen tot mynen gherijven,
Aen bier sal blyven 27 stuyvers int gheheel.
Ga naar voetnoot356
Boer
Is het bier soo dier?
Waerdinne
Het is Rotterdammer, dat cost iuyst so veel.
Ga naar voetnoot358
| ||||||
[pagina 87]
| ||||||
Van binnen moet ic hebben 2. gulden, 1. stuyver,
Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Want sy hebben den cost opgebanct al suyver;
Ga naar voetnoot360
Noch 12. stuyv. van een kanne wijns voorwaer;
Dit te hoope ghetelt, dat maket dan maer.
Juyst allegaer vier Carolus guldens even.
Ga naar voetnoot363
Boer
Daer is het ghelt, wilt dry stuyv. weder geven.
Weerdinne
365[regelnummer]
Dats voor de caerte, die was niet gheschreven;
Ga naar voetnoot365
Huysman verheven, ic danc u hertelijcken seer.
Deen
Ga naar margenoot+Adieu waerdinneken!
Waerdinne
Adieu goede gasten, comt doch haest eens weer,
Als gy sulcke buyt meer hebt tsaem vercregen.
Boer
370[regelnummer]
Ick wil wel, dat mijn ghelt u niet sal verwegen;
Ga naar voetnoot370
My dunct te degen, ghy wel rekeninghe hout.
Dander
Alsoo moestmen hebben dien ouden rabout;
Ga naar voetnoot372
Hem is wel geclout tgelt wt der tassen.
Ga naar voetnoot373
Deen
Dus moeten wy sien yemant meer te verrassen,
375[regelnummer]
Loopende langs der gassen, boer kijct de hielen.
Ga naar voetnoot375
| ||||||
[pagina 88]
| ||||||
Boer
Gaet nu vry deur, ghy luysighe fielen;
Ga naar voetnoot376
Een galghe ghy beyden noch beschijten sult.
Ga naar voetnoot377
Den boer
teghen zyn wyff
Maer Griete!
Boerinne
Wel Kees?
Boer
En is dit immers niet altemael uwe schult,
380[regelnummer]
Dat ic onverdult word geplaegt aen alle enden?
Ga naar voetnoot380
Ay Griet, Griet, dat u de droes moet schenden!
Ga naar voetnoot381
Gewaer werdent u lenden, o ghy oolijcke teeff,
Ga naar voetnoot382
Of het sal schade wesen, dat ick leeff.
Boerinne
Om u quade woorden ick niet veel en gheeff,
385[regelnummer]
Ay lieve neeff, nau schier twee boonen.
Ga naar voetnoot385
Boer
En zyn wy niet daer quyt twintich croonen,
Ga naar margenoot+Boter en melc, seght stuck vlees seer erch?
Ga naar voetnoot387
Ja en dan noch vier gulden inde herberch;
Hoe soude een mensch dit connen verdraghen?
| ||||||
[pagina 89]
| ||||||
Boerinne
390[regelnummer]
Ic gaff die, om u te beschutten voor slaghen,
Want met uwen behaghen isset hun ghetelt;
Ga naar voetnoot391
Het was doch immers onser beyden gelt;
Sydy daerom ontstelt, ic had u liever laten slaen.
Ga naar voetnoot393
Boer
Jae en dan haddense soo te wercke ghegaen,
395[regelnummer]
Om ossen, koeyen en schapen mede te nemen,
Soeckende ons van alle goederen te ontvremen
Ga naar voetnoot396
Daer nae onse huys ghesteken inden brant!
Boerinne
Hieromme gaf ick hun t'ghelt inde hant,
Mits dat wy onse pant mochten behouwen.
Ga naar voetnoot399
Boer
400[regelnummer]
Waerom gingt ghy doen als de lichte vrouwen,
In de taveerne ons gelt en goet verdrincken bly?
Boerinne
Maer Keesgen vaer, ic ghincker maer voorby;
Sy hebben doen my daer inne ghetoghen.
Ga naar voetnoot403
Boer
Griet, ic weet dat het altemael is loghen;
405[regelnummer]
Selfs sydyer ingevlogen als een duyf int slach.
Ga naar voetnoot405
Boerinne
Tis wel, tis wel, ic droncker al vry ghelach,
Hadt ghy, ouden saggelaer, my niet comen halen;
Ga naar voetnoot407
Doen dedense u het heele ghelach betalen;
My dunct sonder falen, sy hadden geen ongelic.
| ||||||
[pagina 90]
| ||||||
Ga naar margenoot+
Boer
410[regelnummer]
Met reden, dat ick nae mijn wyff kijck;
Ga naar voetnoot410
Soumen dus worden rijc, Jae achterwt varen!
Boerinne
Ay sacht gesouten, ghy bytse seker gheen blaren.
Ga naar voetnoot412
Men moet somtijts vergaren om wesen soet
Ga naar voetnoot413
En sulcken vrouken als ic haer willeken doet.
Boer
415[regelnummer]
Wat seghdy daer?
Boerinne
Niet, dan dat de mannen de vrouwen gerieven.
Boer
En doen ickt niet?
Ga naar voetnoot417
Boerinne
Ja, tot uwen believen!
Ic sou wel meer segghen, maer dat blijft int vat.
Boer
Hebt ghy ghebreck?
Boerinne
Ic segh u immers dat:
420[regelnummer]
In dorp noch stadt wort dit van vrouwen geleden.
Ga naar voetnoot420
Boer
Soo, soo, hout ghy u noch te onvreden?
Of hebdy heden quaet te doen genomen voor?
Ga naar voetnoot422
| ||||||
[pagina 91]
| ||||||
Boerinne
Dan soudy u vrouwe helpen en doen na behoor,
Soo soude ic drasbroec gheen ander soecken.
Ga naar voetnoot424
Boer
425[regelnummer]
Gans lijden, pots darmen, ghy doet my vloecken;
Ga naar voetnoot425
Voorwaer, u herssebecken salt ontgelden noch!
Boerinne
Wel, siet nu eens desen lieven hang-gat doch
Ga naar voetnoot427
Ga naar margenoot+Wort quaet och, om de waerheyts verwijten.
Ga naar voetnoot428
Boer
Griet zwijcht, of ic sal u voort backus smijten;
Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Ghy droncken seughe, derfdy spreken, zwijn?
Boerinne
Beghint ghy eens, ick staen mede voort mijn.
Wat sal dit noch zyn, seght vercleumden boer?
Ghy dwingt my niet, of de droes met zyn moer;
Ga naar voetnoot433
Ick wilde loer, dat ghy thert hadt en beghost.
Ga naar voetnoot434
Boer
435[regelnummer]
Hou daer en daer, aldus wort ghy opgedost.
Ga naar voetnoot435
Boerinne
Ghy ouden rabout, sult ghy vrouwen slaen?
Ga naar voetnoot436
Ick sal my seer saen wel te weere stellen.
Ghy en sult my nu niet langher quellen;
Met slaghen byder ellen com ic u weer te keer.
Ga naar voetnoot439
Boer
440[regelnummer]
Hout op Griet, hout op, en slaet my niet meer;
De ribben doen my seer, want gy vinnich slaet.
| ||||||
[pagina 92]
| ||||||
Boerinne
Wel doch waeromme maect gy my dus quaet?
My met vreden laet, wilt van ghekijf sussen!
U en de duyvel bant ick beyde wel opt kussen,
Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Eermen de moet sou blussen, so u wort verhaelt.
Ga naar voetnoot445
Boer
Bylo Griet, het sal noch worden betaelt,
Morghen onghefaelt, of alst comt te pas.
Boerinne
Ick wilde datter anders gheen werck en was,
Dan sulcken Kees hang-tas te benieren.
Ga naar voetnoot449
Boer
450[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghy hebt een quaet backus.
Boerinne
Kees, ick en begheere u niet te vieren;
Ga naar voetnoot451
Ick wou de gieren u al hadden verscheurt.
Boer
Griet, Griet, het wert seer haest u beurt;
Ick wed, ghy betreurt dit, soo ick meens.
Boerinne
455[regelnummer]
Hebdy het herte, soo beghint dan eens;
Ick ducht, meer geweens sal u als my naken.
Ick sal u dat aensichte noch so vermaken,
Ga naar voetnoot457
Dat ghy sult raken inde pottebanck opt lest.
Ga naar voetnoot458
| ||||||
[pagina 93]
| ||||||
Boer
Ghy doet, wat ghy wilt.
Ga naar voetnoot459
Boerinne
460[regelnummer]
Dat ghy sult zwijghen raed ic u voort best;
Broeyt den hennen-nest, gy wilt niet wercken.
Ga naar voetnoot461
Boer
Hoe ringhelt my nu dit beseten vercken!
Ga naar voetnoot462
In alle percken rout my, dat ick u nam.
Ga naar voetnoot463
Boerinne
Dat is waer, doet het niet Jan achterlam?
Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Die daer quaetst me toe quam, was ic ochermen,
Ga naar voetnoot465
Ouden, couden grysaert, die niet cunt verwermen,
My, die int kermen ben suIck vreuchdich wijff.
Boer
Ghy zyt een vileynige sack in al u bedrijff;
Ga naar voetnoot468
Ick wou, de droes u lijff had tAken gevoert!
Ga naar voetnoot469
Boerinne
470[regelnummer]
Ick rade u, dat ghy den beck wat snoert;
U niet en roert aen mijn zeer wat te veel,
Ga naar voetnoot471
Ga naar margenoot+Oft ghy crijght noch soo lustich u deel,
Jae raect gheheel in seer zwaren verdriet.
Boer
En sal ick u dan doen zwyghen niet?
475[regelnummer]
Ick wedde Griet, ten sal zyn gheen jock!
Her, her, hier vinde ick eenen effen stoc,
Ay, vuyle maroc, nu wordy afgesmeert.
Ga naar voetnoot477
| ||||||
[pagina 94]
| ||||||
Boerinne
Daer en ben ic met allen niet voor verveert;
Ic draey om den steert en laet u achter kycken.
Boer
480[regelnummer]
Tsa, tsa, nu can sy my qualic ontwycken,
Het ghelt u, nu suldy rechtsinnich becoopen.
Ga naar voetnoot481
Boerinne
Het is best, dat ic my stelle aent loopen,
Want den ouden doopen can niet volgen na.
Ga naar voetnoot483
Boer
Crych ic u niet, dat sal wesen schae.
FINIS
|
|