‘Dat? O, dat zijn koeltrommels. Die worden afgekoeld tot minus 18° en draaien dan door een bak, waarin de emulsie uit de karns is gepompt. Ze nemen een dun laagje mee, dat dadelijk kristalliseert en aan de andere zijde wordt afgeschrapt. Die trommels doen dus denzelfden dienst als het ijswater van zoo pas.’
‘Nog één vraag,’ zei mevrouw.
‘Tien als u wilt.’
‘Straks misschien de andere. Maar waarom hebben die karns een dubbelen wand? Dat was bij ons thuis toch niet het geval.’
‘Natuurlijk was de oude manier van karnen primitiever. Om een smakelijk product te krijgen, is het gewenscht, dat de emulsie onder 't karnen steeds dezelfde temperatuur heeft. Dat bereiken we met een dubbelen wand. Daar wordt stoom tusschen geperst van een constanten warmtegraad, zeer eenvoudig, zooals u merkt.’
Mevrouw lachte.
‘Ja, ja, per slot van rekening is alles eenvoudig,’ zei ze, ‘maar met zulke eenvoudigheid hebt u een prachtinrichting gekregen.’
Meneer Van Dalen boog beleefd, gevleid door het compliment, doende toch, alsof hij er slechts scherts in speurde.