In onze laboratoria, we hebben er drie en u kunt ze straks wel even bekijken, is men voortdurend bezig.
Daar worden de vetten onderzocht, daar wordt de melk onderzocht, daar wordt zelfs het perkament, waarin de margarine is verpakt, onderzocht.
En alles, wat daar gevonden wordt en tot betere uitkomsten of meer verfijnd product kan leiden, wordt practisch toegepast in de fabrieken zelf.
En dan onze monsterkamer! Elken morgen komt daar van alle karns een kistje boter, met de grondstoffen, die ervoor gebruikt werden, er bij.
De Directie en de karnmeesters, echte fijnproevers, onderzoeken den smaak en zoodra ze maar iets bemerken, dat niet in orde is, wordt de fout opgespoord. Gewoonlijk vinden ze die al heel gauw, want hun routine in het keuren van de margarine is zóó groot, dat ze oogenblikkelijk bemerken, welk deel der grondstof niet aan de gestelde eischen voldoet.
Maar komaan, we hebben nu lang genoeg in deze smeltende vetten gestaard; een kijkje in de karnzaal is wel zoo aardig.’