Ze gingen langs den Coolsingel.
‘Kijk, dat is het nieuwe stadhuis!’ en meneer wees zijn vrouw het monumentale gebouw. ‘En er naast staat het postkantoor.’
‘Prachtgebouwen,’ vond mevrouw.
‘Dat stadhuis heeft ook maar eventjes 8 millioen gulden gekost! Ja, wie het breed heeft....’ en meneer haalde met een gebaar van toestemmende berusting zijn schouders op.
Weldra zagen ze 't water van de mooie, oude Leuvehaven blinken, daarna kwamen ze aan de Boompjes, den boord van de Nieuwe Maas.
Overal heerschte bedrijvigheid en leven, overal lagen schepen, welke geladen of gelost werden.
Stoomfluiten gilden, met driftig geluid, sirenen, melodieus van toon, zongen er door heen.
‘'t Is geen Den Haag,’ zei mevrouw. ‘Lang zoo mooi niet.’
‘Ook geen Amsterdam,’ stemde meneer toe. ‘Maar zie dat water, dat prachtige water! Dat heb je toch niet in Den Haag.
En dan, dat gaan en komen, dat gezwoeg om de schepen ledig te maken, dat daverende gerucht van den arbeid.... je voelt, dat hier