Vestdijkkroniek. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
[pagina 54]
| |
Soms is het de actualiteit die je terug tot Simon Vestdijk brengt. Dat overkwam mij toen vroeg in dit jaar een initiatiefgroep bestaande uit enkele bekende Nederlanders naar buiten trad met de petitie ‘Uit vrije wil’.Ga naar voetnoot1 Het gebeurde in de ‘week van voltooid leven’. Op 18 mei jl. is de petitie aangeboden aan de Tweede Kamer met 116.871 adhesiebetuigingen. Het parlement zal het burgerinitiatief nu moeten agenderen. Kern van de petitie is legalisering van hulp aan mensen van 70 jaar en ouder die hun leven willen beëindigen omdat zij dit leven als ‘voltooid’ beschouwen. Vrijwel gelijktijdig las ik over ‘De dood heeft mij een aanzoek gedaan’ van Kristien Hemmerechts. Van 9 oktober 2008 tot 8 juli 2009 hield de Vlaamse schrijfster een dagboek bij. Als Hemmerechts het dagboek begint, overweegt ze ernstig een einde te maken aan haar leven. Zij spreekt niet over zelfmoord; zo mag het niet heten. Zelfmoord is ‘een wanhoopsdaad’, je leven afronden ‘een weldoordachte, rustige keuze’.Ga naar voetnoot2 Haar dagboek opent met een onomwonden bekentenis: ‘Ik ben een blanke vrouw van drieënvijftig jaar en ik overweeg mijn leven af te ronden. Voilà, het staat in al zijn kuisheid op papier. We plegen geen zelfmoord, we ronden af’. In beide gevallen moest ik aan Vestdijk terugdenken. In 1947 verscheen van hem Advies inzake zelfmoord.Ga naar voetnoot3 Met terugwerkende kracht kan opnieuw werk van Vestdijk betrokken worden op een actueel maatschappelijk vraagstuk. Dat is ook met Toekomst der Religie het geval, waaraan in de vorige Vestdijkkroniek ruim aandacht is besteed. Vestdijk is wel eens gebrek aan maatschappelijk engagement verweten, maar ontwikkelingen nadien lijken dit oordeel meer of minder onderuit te halen.
Tot drie keer toe is in de kolommen van de Vestdijkkroniek het Advies inzake zelfmoord besproken. Vestdijk publiceerde het in 1947, maar bundelde het niet in zijn Essays in Duodecimo dat vijf jaar later verscheen. Toch stond er bij publicatie wel al een verwijzing naar deze nog te verschijnen bundel essays in 1952. De conclusie dat Vestdijk zijn Advies aanvankelijk wel, maar bij nader inzien niet opnieuw wilde publiceren ligt dan voor de hand. Zowel NordGa naar voetnoot4, als WyniaGa naar voetnoot5 houden dat om verschillende redenen voor waar. Huberts is de derde auteur die in de Vestdijkkroniek te spreken komt over Vestdijks opmerkelijke artikelGa naar voetnoot6. Hij wijst op de inhoudelijke overeenkomst tussen Vestdijks jeugdverhaal Het dagboek van het witte bloedlichaampje uit 1922 en het Advies. Dit verhaal heeft Vestdijk zelf niet gepubliceerd; het is pas na zijn dood verschenen. Huberts veronderstelt dat Vestdijk het essay en het verhaal niet heeft willen (her)publiceren omdat het thematisch niet meer zijn opvattingen weergaf, zoals die in de loop van de tijd gegroeid waren. Dit spoor is verder gevolgd door Wynia, in een richting die uitkomt bij de geslaagde zelfmoordpogingen in de romans van Vestdijk. Opmerkelijk is dat een ander verhaal dat inhoudelijk sterk verwant is aan het Advies niet in de beschouwingen van Wynia, noch in die van Huberts is meegenomenGa naar voetnoot7. Het in 1933 geschreven | |
[pagina 55]
| |
verhaal Een twee drie vier vijf is bovendien wel door Vestdijk gebundeld in Narcissus op vrijersvoeten (1938). Wynia gaat vooral in op de zeven romans waarin even zovele geslaagde zelfmoorden voorkomen en op Het wezen van de angst waarin suïcide eveneens ter sprake komt. Al deze werken zijn geschreven in de periode 1940-1958.Ga naar voetnoot8 | |
StrekkingWat is nu de strekking van het Advies? Vestdijk beschouwt zelfmoord als een ‘psychologische onmogelijkheid’, als ‘een vergissing’ die ‘berust op zelfbedrog’ en ‘op een pathologische omneveling van de geest’. Hij stelt dat zelfmoord ‘nooit hoeft te mislukken’, maar niettemin ‘psychologisch gesproken, mislukt zelfmoord altijd!’ In het Advies heeft Vestdijk het over een ‘splitsing der persoonlijkheid’, een splitsing tussen de persoon die zelfmoord pleegt en de persoon die vermoord wordt, kortweg tussen ‘de moordenaar’ en ‘het slachtoffer’: ‘deze beide acteurs van de suïcide zijn niet alleen “niet dezelfden”. [...] zij jagen tot het laatst toe volmaakt verschillende doeleinden na, [...].’ Deze twee afgesplitste personages vormen niet meer een harmonisch geheel die samenwerken want: ‘De “moordenaar” wil moorden, [...] wil vernietigen. Niet “zichzelf” vernietigen, - maar alleen datgene wat het lijden niet meer verdraagt: zijn naaste buurman, die zo onduldbaar jammert en klaagt’. De ‘denkfout’ van zelfmoord schuilt hierin dat ‘er niemand meer aanwezig is die van deze vernietiging (van het lijden, vw) partij zou kunnen trekken.’ Conclusie van Vestdijk: ‘Zelfmoord is onzinnig’. Wynia weet aannemelijk te maken dat Vestdijk heeft afgezien van opname van het Advies in zijn bundel Essays in Duodecimo, omdat hij de kern ervan - weliswaar in vergelijking tot het Advies - met de nodige ‘omzichtigheid’ en in ‘behoedzame’ bewoordingen heeft verwerkt in Het wezen van de angst. Maar ook dit ‘gemankeerde’ proefschrift was in 1952 niet gepubliceerd, waardoor opname in Essays in Duodecimo alsnog had gekund. Aan zijn proefschrift werkte Vestdijk in de jaren 1948-1949. De betreffende passage staat in het achtste hoofdstuk dat over de ‘Bestrijding van angst’ gaat en luidt als volgt: ‘De gedachte aan de dood mag troost schenken, dat is nog iets anders dan de dood als zodanig te aanvaarden. Men kan zeggen: de mogelijkheid van de dood wordt liefgehad, of de vage voorstelling ervan, niet de dood zelf. Wat men wenst is immers in het geheel niet de dood, doch de verlossing van het lijden, of het opheffen der beperkende individuatie. Wanneer er echter niets meer is om de verlossing te “beleven”, geen individu meer om zich na het slaken der knellende banden te ontspannen, dan heeft deze verlossing niet de minste betekenis’. En even verderop vervolgt Vestdijk zijn betoog aldus: ‘In de dood worden wij vernietigd. Maar wat zal vernietigd worden? Dat “wij”, dat “ik”, als zuiver, of transcendentaal subject, zal worden vernietigd, kan geen angst veroorzaken, aangezien dit “ik” zijn eigen vernietiging nimmer ervaren zal. De angst kan dus enkel en alleen betrekking hebben op datgene wat ik bezit: al het “mijne”, de wereld, het eigen bestaan, de eigen gedachten, gevoelens, herinneringen, het eigen lichaam, en al het andere dat het empirisch subject tot in zijn verste omtrekken constitueert en dat voor dit subject een waarde vertegenwoordigt.’Ga naar voetnoot9 Vestdijk wijst ‘op het nut | |
[pagina 56]
| |
van de angst, als gangmaker of katalysator, dat niet hoog genoeg kan worden aangeslagen’, maar niettemin ‘wel bestreden moet worden, maar niet uit ons leven mag verdwijnen’.Ga naar voetnoot10 | |
Overeenkomst en verschilHet is mij nu niet zo zeer te doen om het verband tussen het Advies en het verhalend proza nader uit te werken. Dat heeft vooral Wynia uitvoerig gedaan. Hij wijst op de zeven geslaagde zelfmoorden in de romans die alle in een voor Vestdijk moeilijke levensperiode zijn geschreven. Hieraan zijn volgens hem geen ‘zwaarwegende conclusies’ te verbinden. Evenmin wil Wynia suggereren - zoals Nord in zijn artikel doet - dat ‘Vestdijk met zelfmoordplannen rond liep’. Wynia oppert de mogelijkheid dat de schrijver ‘in de door hem tot leven geroepen en tot zelfmoord gedreven romanfiguren zichzelf heeft proberen te begrijpen, zichzelf heeft trachten te herkennen’. Wynia gaat voorbij aan de onthulling gedaan in Gestalten tegenover mij als Vestdijk schrijft over zijn angst in een concentratiekamp terecht te komen na de inval van de Duitsers in 1940: ‘Ik zocht mijn compagne op, en stelde haar voor, de gaskraan in de keuken open te zetten onder aanwezigheid van één hond en twee katten. Mijn compagne zei: “Dat doe ik in geen geval”. Goed dan zouden we vluchten’.Ga naar voetnoot11
Mijn interesse gaat uit naar de vraag of de beschouwingen van Vestdijk, ondanks zijn afwijzing van zelfmoord, op enigerlei wijze vooruitlopen op of verband houden met de actuele discussie over een vrijwillig levenseinde? Met andere woorden: is er enige overeenkomst? En ook: is er - afgezien van de inhoudelijke stellingname - een verschil tussen toen en nu? Er zijn m.i. twee aspecten in de huidige discussie die ook in het Advies zijn terug te vinden, het een wijst op overeenkomst, het ander op verschil. Wanneer is er sprake van ‘voltooid leven’? Hoewel Vestdijk deze term zelf niet gebruikt, noch in zijn Advies, noch in Het wezen van de Angst, is duidelijk dat zowel bij hem als in de actuele discussie rond ‘voltooid leven’ het doodsverlangen voortkomt uit het lijden, los van de oorzaak van dit lijden. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde gaat uit van een situatie van ‘voltooid leven’ wanneer er sprake is van ‘lijden aan het vooruitzicht verder te moeten leven op een zodanige manier dat daarbij geen of gebrekkige kwaliteit van leven wordt ervaren, hetgeen aanleiding geeft tot een persisterend doodsverlangen, zonder dat de hoofdoorzaak kan worden gevonden in een somatische of psychische aandoening’.Ga naar voetnoot12 Ook bij Vestdijk is geen enkele inperking van het lijden te lezen tot lichamelijk of psychisch lijden. Integendeel, op dat punt is er sprake van overeenkomst. In het slot van het Advies maakt Vestdijk zelfs de overstap naar zelfmoord ‘uit een hoog ethisch beginsel’, dat ook bij de initiatiefnemers van Uit vrije wil naar voren komt in een recht op zelfbeschikking. Vestdijk vraagt zich af hoe te denken over de ‘voorname Romein [...], die zich de polsaderen opende, omdat hij een leven van barbarisme versmaadde?’ Ook al wil deze zelfmoordenaar met zijn eigen dood ‘een voorbeeld stellen, een aanklacht formuleren of een vlammend protest’ zijn, Vestdijk blijft ook dan bij zijn opvatting dat zelfmoord op ‘een vergissing’ berust. Zulk een opvatting laat geen | |
[pagina 57]
| |
ruimte om na te denken over hulpverlening bij de zelfverkozen dood, bij een door een lijdende mens zelfverkozen afronding van het leven, uitgaande van het recht op zelfbeschikking. Daarin schuilt een duidelijk verschil tussen toen en nu. Hulpverlening en zelfbeschikking bleven buiten het gezichtsveld van Vestdijk, althans tot aan de tijd dat hij aan Het wezen van de angst heeft gewerkt. Nadien heeft hij er zich in zijn essayistisch werk niet meer over uitgesproken. Wel is bekend dat Henriëtte van Eyk Vestdijk een keer in Doorn heeft opgezocht toen hij met een zware depressie in een geheel verduisterde slaapkamer te bed lag. Henriëtte schrijft later: ‘Een zin heb ik duidelijk verstaan. “Het is één troost dat er een dood is.”’Ga naar voetnoot13 Troost wijst op een bereikte verzoening met de dood. | |
Het boek dat nooit verscheenAls ergens verzoening met de dood in het werk van Vestdijk is gebleken, dan is het wel in zijn dichtbundels De uiterste seconde waaraan hij tijdens zijn verblijf in Sint-Michielsgestel in 1942-1943 werkte en Thanatos aan banden, de creatie die in de winter van 1944/45 tot stand werd gebracht. Beide dichtbundels vallen dus in dezelfde periode waarin de romans met zeven zelfmoorden zijn geschreven. Intrigerend is dat Van Deel gewag maakt van een ‘schema voor een nooit geschreven boek over de dood, getiteld Thanatos in banden.’Ga naar voetnoot14 Dit ongedateerde stuk bevindt zich in de nalatenschap van de auteur en ligt in het Letterkundig Museum. Van Deel gaat er uitvoerig op in. Hij vermoedt dat het dateert van voor de sonnettencyclus waarin de dood aan banden wordt gelegd. Vestdijk behandelt in het schema welke ‘methoden’ de mens heeft gevonden om doodsangst te bestrijden of te overwinnen. Er zijn drie oplossingen die door Vestdijk worden afgewezen: (1) de biologische oplossing aanvaardt de dood als een aan het leven inherent verschijnsel, (2) de christelijke oplossing ontkent de dood door het uitzicht op een eeuwig leven, (3) de boeddhistische oplossing ontkent zowel het leven als de dood. De ‘werkelijke oplossing’, zoals Vestdijk hem noemt, moet gevonden worden op een ‘hoger niveau’. Het gaat dan in de bewoordingen zoals Van Deel ze optekent om ‘een psychische oplossing [...] die parallel met de biologische de dood aanvaardt en integreert in het leven.’ Zou het te gewaagd zijn te veronderstellen dat dit ongeschreven boek evenals het Advies in omgeschreven vorm is neergeslagen in Het wezen van de angst? Voor Van Deel is er veel overeenkomst tussen het schema voor Thanatos in banden en de dichtbundel Thanatos aan banden. Boven zijn artikel prijkt dan ook de versregel uit het slotgedicht uit deze dichtbundel: ‘De Verzoening’. Hierin formuleert Vestdijk op poëtische wijze zijn ‘werkelijke oplossing’ voor de dood: bezie hem als ‘een vriend, een vrede en een tegendeel’. De verzoening
Wie fluistert van mij, dat de Dood ik bond
Na weidsche keur van spiegelavonturen,
En met hem worst ‘lend, wederzijds doorwond,
Mijn doodsangst in verdooving moest verduren?
Een schamper einde om op aan te sturen
Voor wie van wanhoop ook 't geluk verstond
En opnam in zijn veelgevooisde mond
Wat wijsheid murmelt in de avonduren...
| |
[pagina 58]
| |
Ik toon een Dood beter dan 't loos taf’ reel
Waarin twee machten zich ter dood uitputten:
Een vriend, een vrede en een tegendeel.
Geen vijandschap maakt zich die Dood ten nutte,
Doch slechts dit te weten: dat men niemand vreest
Van wie ons lied de gastheer is geweest.
| |
BesluitVestdijk is als schrijver altijd consistent geweest over zelfmoord. Zichzelf de dood aandoen berust op ‘een denkfout’. In het oeuvre van Vestdijk zijn vooralsnog geen aanwijzingen gevonden dat hij zijn opvatting over zelfmoord herroepen of gewijzigd heeft. Het voltooide leven ‘afronden’ met een zelfverkozen dood onder eigen regie, lag buiten zijn gezichtsveld. Nadenken over hoe hij over het burgerinitiatief ‘Uit vrije wil’ gedacht zou hebben, ware hij nog in leven, mag maar is speculatief. |
|