Vestdijkkroniek. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
[pagina 53]
| |
[pagina 54]
| |
Dr. W.H. ten Boom is theoloog in Didam. Hij is gepromoveerd op Augustinus en de Joden, een kenner van Calvijn en een liefhebber van Simon Vestdijk. Op 10 november 2009 verzorgde hij in de Thomaskerk (Prinses Irenestraat 36, Amsterdam) een inleiding bij een avond van het Leerhuis Amsterdam over ‘Vestdijk en de calvinistische religie’. | |
IEr zullen maar weinig lezers van deze Kroniek op 10 juli jongstleden hebben gedacht aan Jean Cauvin. Het was op die dag 500 jaar geleden dat hij, die bekend werd onder de naam Johannes Calvijn, in het Franse Noyon (Picardië) werd geboren.Ga naar voetnoot1 De nieuwe geest van het humanisme dreef hem van kerk en theologie tot studies rechten in Orléans, Bourges en Parijs, waar hij reeds op jonge leeftijd werd geroemd om eruditie en zijn fabelachtige geheugen (wat later van pas kwam in zijn strijd tegen de R.K. Kerk bij het aanhalen van de kerkvaders). Maar God dreef hem, na een zwervend bestaan langs enige Franse en Italiaanse hoven (Calvijn hield meerdere jaren de hoop dat Frans I, koning van Frankrijk, voor de evangelische zaak gewonnen zou kunnen worden) - God dreef hem ‘terug’ naar de provinciestad Genève, waar hij vanaf 1536 tot aan zijn dood in 1564, met een onderbreking van drie jaar ballingschap, met profetische allure de plaatselijke kerk op ‘gereformeerde grondslag’ hervormde. Het Franse wonderkind eindigde als de kluizenaar van Genève. Zijn Renaissance-Frans wordt geroemd, zijn theologie veelal verdoemd; oordelen en vooroordelen over met name ‘het calvinisme’ hebben zich opgehoopt tot een onontwarbare kluwen, waarbij de moraliserende veroordeling van een man als Calvijn als ‘droogkloot’ of fanaticus (wat hij ongetwijfeld óók was) paradoxaal genoeg juist een typisch voorbeeld van dit Nederlandse calvinisme lijkt. Alsof we niet ook de psalmvertaling van Marot op de melodieën van Bourgeois, beide volop Renaissance-kunstenaars, aan Calvijn te danken hebben... Zo heeft elkeen zijn eigen Calvijn. De vraag is echter: wat heeft Vestdijk met Calvijn te maken? In dit artikel wil ik een bijdrage leveren aan de huidige aandacht voor Vestdijk en de religie door met name in te gaan op het verband tussen Vestdijk en het calvinisme. Daar zou veel over te zeggen zijn; ik denk alleen al aan Vestdijks meest expliciet ‘calvinistische’ roman - calvinistisch qua atmosfeer en stof, niet per se inhoudelijk natuurlijk -, De vuuraanbidders, over de tachtigjarige maar vooral dertigjarige oorlog, in dezelfde tijd als zijn grote essay De toekomst der religie ontstaan. Fascinerend aan dit boek is dat Vestdijk in de gestalten van vader en zoon Criellaert niet alleen de overgang van een christelijke religie naar een ‘persoonlijke religie’, een religie op eigen verantwoording zoals hem die voor ogen stond, op menselijk | |
[pagina 55]
| |
Johannes Calvijn
overtuigende wijze aan de orde stelt, maar ook de nauwe verwevenheid tussen het calvinisme van de vader en het atheïsme van de zoon theologisch overtuigend thematiseert - waarmee hij eigenlijk in één klap de ontkerkelijking van Nederland op het met name protestants-calvinistische erf in de afgelopen decennia van een zeer originele analyse voorziet: eigenlijk tappen calvinist en atheïst veel meer dan zijzelf beseffen als communicerende vaten uit hetzelfde vaatje, dus zo veranderd ís Nederland helemaal niet, sociologisch en theologisch gesproken... Hoe interessant ook, ik laat dit hele complex van vragen rusten en beperk me nu tot een ander, in zekere zin meer oppervlakkig punt, namelijk Vestdijks beroemde ‘cerebraal schrijverschap’. Opvallend: ook Calvijn wordt dikwijls verweten cerebraal, als niet gewoon hard en gevoelloos te zijn. | |
IIIn Vestdijkkroniek 32 zegt Maarten 't Hart dat Vestdijk ‘alles eerder dan cerebraal of “bedacht”’ is.Ga naar voetnoot2 Vestdijk was integendeel zo emotioneel en gevoelig dat hij leefde op de rand van waanzin of ‘toch iets van dien aard’, en dus moest Vestdijk wel ‘al zijn verstand en vernuft inschakelen om de emotionaliteit onder controle te houden. Daarom lijkt zijn werk soms cerebraal of bedacht, maar dat is alleen maar te begrijpen als een haast krampachtige poging tot distantie.’ Het komt mij voor dat 't Hart hier veel waars zegt. Vestdijk was alles behalve een kille schrijver. Zijn werk behelst eerder suizelingen van gedachten die onder grote emotionele spanning staan dan een nuchter verteld verhaal. Toch zit er blijkbaar ook een probleem in de ogen van Maarten 't Hart bij Vestdijks stijl, een probleem dat overigens door velen gedeeld wordt. Hij lijkt er Vestdijk voor te willen verontschuldigen. Wat is dit voor probleem? Het (meestal als verwijt begrepen) oordeel over het al te verstandelijke van Vestdijks romans wordt door 't Hart verklaard vanuit Vestdijks psychologische noodzaak zich de waanzin van het lijf te houden. Zou Vestdijk toegeven aan zijn grote overgevoeligheid, de sluizen zouden als het ware opengaan en de krankzinnigheid sloeg toe.Ga naar voetnoot3 Nu lijkt elk kunstenaarschap een vorm van noodzakelijke rationalisering en daarmee het innemen van distantie te zijn, om de innerlijke chaos te overwinnen of vorm te geven. Afstand nemen is een deugd, dat willen we in onze PVV-tijden wel eens vergeten. En dat Vestdijk in het bijzonder het vanwege zijn grote gevoeligheid en psychische constellatie (waarbij zoals bekend | |
[pagina 56]
| |
Johannes Calvijn
‘krankzinnigheid’ klinisch gesproken niet aan de orde is) nodig had om afstand te houden tot de wereld om zich heen, lijkt me daarbij buiten kijf staan. Vestdijk worstelde met de problemen waar elke hoogbegaafde tegenop loopt: te leven in een vacuüm van onbegrip. Maar zou hij mooier, gevoeliger, minder krampachtig wellicht, hebben geschreven als hij minder emotioneel was geweest? Problematisch aan 't Harts beschouwing is dat hij een psychologische verklaring aandraagt voor een literair onbehagen. Lieve lezer, u moet door dat cerebrale van Vestdijk maar heenprikken, want eigenlijk was hij een kokende pot. Helaas, maar deze stijl was zijn lijfsbehoud. Wat zich hier in feite openbaart is een romantische (en ook behoorlijk protestantse) mensbeschouwing waarbij de mens overhoop ligt met zichzelf en lijdt aan de onmogelijkheid om in dit ondermaanse zijn wezen uit te drukken. Hij is nooit ‘in vorm’. De inhoud regeert zo boven de vorm dat deze laatste eerder als een keurslijf voor de ziel dan als een welbehaaglijk huis voor het lichaam wordt verstaan. Wat een prachtige schrijver, maar jammer dat hij af en toe zo krampachtig is... Deze ongetwijfeld sympathiek bedoelde verontschuldiging is feitelijk een teleurstelling over Vestdijks stijl. Het cerebrale is bezwaarlijk. Maar wat dreigt weg te vallen is de vraag, in hoeverre de literaire vorm van het cerebrale niet juist samenhangt met de (ontroerende, aangrijpende) psychologische inhoud van Vestdijks boeken. Daarom overtuigt de rake waarneming van Maarten 't Hart mij meer dan de conclusie die hij daaraan verbindt. Weten we buiten zijn boeken om eigenlijk iets van die hoogst emotionele Vestdijk, die 't Hart en wij met hem menen te kunnen veronderstellen of zelfs te kennen? Ja, we zien iemand die een poging doet uit de band te springen als hij eredoctor is geworden, en iemand die lekker buiten in zijn ligstoel naar Mahler ligt te luisteren onder een koptelefoon. Maar het zijn toch de emotionele Antons, Nols, Victors en noem ze maar verder op, die we allang in Vestdijk als overgevoelige man terugprojecteren? En komen zij ons zo nabij ondanks die cerebrale stijl - of misschien wel juist dankzij? Die stijl zou, meer dan onderwerp van excuus, juist voorwerp van onderzoek en fascinatie moeten zijn! En zo gaan we als vanzelf over van romantiek naar de barok, totdat ook langzaam Calvijn in het zicht komt. En we herinneren ons ondertussen dat Vestdijk juist nooit tussen ‘vent’ of ‘vorm’ heeft willen kiezen. | |
[pagina 57]
| |
III‘A priori zijn wij niet genoodzaakt raadselachtigheid, problematiek, gewrongenheid zelfs, als gebreken te beschouwen...’ schrijft Vestdijk in zijn opstel ‘Rilke als barokkunstenaar’, om uitgerekend Thomas Mann, ‘die niemand voor een barokkunstenaar zal verslijten,’ aan te halen: ‘Das bloss Vollkommene mit Begeisterung zu würdigen, bedarf es eine Ergebenheit (onderdanigheid, WtB) für das Gedachte und Vorbildliche, die Schulmeistersache ist.’Ga naar voetnoot4 Je bent een ellendige schoolmeester als je alleen dat weet te waarderen wat zich keurig aan het voorbeeld houdt. Barok is die kunst die, naar Vestdijk, juist niet gaaf wil zijn, maar zich alleen in zijn tegenspraken en disharmonie, in zijn innerlijk opgebouwde spanning, wil laten begrijpen. Tegenover het classicisme met ‘het evenwicht tussen Vorm en inhoud, tussen ideaal en mens’ plaatst Vestdijk de ‘vrij diepgaande evenwichtsverstoring’ van de barok.Ga naar voetnoot5 Rilke, met zijn contrasterende bewegingen, staat tegenover Goethe met zijn harmonie en rust. Het is deze storing in evenwicht die ons interesseert, dus de in de barok opgelopen spanning tussen vorm en inhoud, die in zekere zin uit de hand dreigt te lopen als de fuga's van Bach. We herkennen hier Vestdijks eigen kunstenaarschap natuurlijk in. Dat is sterk te zien in zijn poëzie, waar de ‘verwrongenheid’ tot het botsen van gezichtspunten en beelden leidt, waardoor zijn gedichten een innerlijke vaart krijgen. Maar welke rol speelt deze barokke verstoring van evenwicht in zijn romans? De cerebrale, we kunnen ook zeggen gedisciplineerde, beheerste stijl verraadt in zijn denkwegen niet alleen de poging om de kronkels van de menselijke geest net als Nietzsche moedig onder ogen te komen, maar ook de poging om deze de baas te blijven zonder er tegelijkertijd tegen opgewassen te zijn. Het is alsof de stijl van voortgaande gedachten op deze kronkels (geen kronkeliger kunst dan barok!) afbreekt zonder ze te kunnen opvangen in een nieuwe vorm. Is dus dat wat geldt als een tekórt in vorm, niet veel meer een raadselachtig onderdeel van die vorm, die samenhangt met een inhoud die juist niet te vatten ís? Het hoeft nauwelijks betoog dat dit conflict tussen vorm en inhoud de eigenlijke thematiek van Vestdijks boeken is, al neemt het conflictueuze karakter later dan wat af. Niet alleen is heel dit werk om de spanning tussen ‘ideaal’ en ‘mens’ heen geschreven, ook het daarmee gepaard gaande conflict tussen wens en wet, emotie en beheersing, oorsprong en beschaving, bohémien en burger, oftewel Dionysus en Apollo, is Vestdijks werk eigen. Het barokke conflict tussen vorm en inhoud is dus zo een vertrouwde thematiek van Vestdijk, dat het gevecht om distantie en het op afstand willen houden van de emoties die we proeven in zijn stijl, onlosmakelijk met de inhoud van zijn schrijverschap, oftewel met de plot van zijn boeken heeft te maken. De vanuit onze termen al gauw negatief beoordeelde methode van de ‘beheersing’ of ‘het niet bij zijn emoties kunnen komen’, of deze van het lijf proberen te houden om er niet door overspoeld te worden, maakt dus integraal onderdeel uit van de inhoud van het boek. Vestdijks liefde voor de barok met zijn kenmerkende uitgehouden spanning tussen ‘gedachte’ en ‘gevoel’, wijst nu mijns inziens op een besef van gebrokenheid van de mens die principieel uit het evenwicht is geslagen maar het hierin wil uithouden, zonder puur naar de vorm | |
[pagina 58]
| |
(rococo) of inhoud (romantiek) door te slaan. Theologisch gesproken: de mens die staat in de spanning tussen ‘wet’ en ‘genade’, of tussen engel en dier. Dit willen uithouden van gebrokenheid heeft te maken met de discipline om de zaak open te laten en het geheim als geheim te bewaren. Zo lijkt dan ook de verlossing die Vestdijks romanfiguren ondervinden eerder een wenken vanuit de verte of een tijdelijke ‘buiten de wet-stelling’ te zijn, dan een verandering die te verwerkelijken en te consumeren is. Om het negatief te zeggen: zo ‘krampachtig’ Vestdijks stijl is, zo ‘krampachtig’ proberen zijn figuren in zekere zin overeind te blijven in dit leven. Deze stijl is een levensstijl. Een stijl die weet heeft van emoties er ‘vlak onder’, in hun huiveringwekkendheid en gevaarlijkheid en macht, als een geheim waaraan de mens zich eerder verbrandt dan dat hij er gezellig mee uit eten gaat; maar waar hij zich toch mee verzoent, zoals de moderne Antonius zich met zijn kleine groene duiveltjes verzoent. Waar de een zich dus ergert, en afhaakt vanwege een veel te verstandelijke denkwijze die lijkt losgezongen te zijn van gevoel en intuïtie, daar proeft een ander juist de emotie van de koorddanser op het slappe koord, in hoge concentratie om maar niet te vallen. En met wat voor een uitzicht! Ongetwijfeld heeft Vestdijks stijl daarmee iets dramatisch; er spreekt, als bij Kafka, gevangenschap en lijdzaamheid uit. Zij is eerder berustend dan sprankelend, al ontbreekt humor natuurlijk niet. Maar ze loopt, om zo te zeggen, daarin juist goed af. Jasses, je moet er toch niet aan denken dat Vestdijks helden levenslustige en succesvolle vrije jongens zouden zijn die zich met een snuifje hier en wipje daar opwerken naar boven. Of die als Joseph von Eichendorffs ‘Taugenichts’ enkel dromend door het leven zouden stappen. Met veel bravoure werd Het Geuzenboek van Louis Paul Boon destijds gepresenteerd. Maar te veel schelmenstreken achter elkaar worden... dodelijk saai. Waarom ontkennen dat Vestdijk was begiftigd met de klassiek calvinistische ernst, waar anderen slechts jaloers op kunnen zijn? Ook (de roomse) Kees Fens heeft eens gezegd Vestdijk uiteindelijk te calvinistisch te vinden om helemaal warm met hem te kunnen zijn. De lezer had reeds een vermoeden: we gaan de sprong wagen om Vestdijk en Calvijn in één lijn te zien. | |
IVHoewel het onder de Calvijn-kenners een uitgemaakte zaak is dat Calvijn niet die zuurpruim was waar hij doorgaans voor wordt aangezien, en integendeel zijn esprit en zijn beschaafde en verzorgde stijl worden erkend en geprezen - zo bijvoorbeeld (de seculiere) Bernard Cottret die veel verwantschap ziet tussen Montaigne en Calvijn;Ga naar voetnoot6 de oudere Doumergue spreekt zelfs over de vrolijkheid van Calvijns stijlGa naar voetnoot7 -, het beeld dat bestaat van Calvijn als bange, sombere, chagrijnige hoofdpijnlijder die over lijken ging zal ongetwijfeld blijven bestaan. Hij heeft het er ook wel een beetje naar gemaakt.Ga naar voetnoot8 En zo bestaat ook het beeld van Simon Vestdijk als een in wezen mensenschuwe, | |
[pagina 59]
| |
angstige, humorloze en lichtgeraakte man die van die gekwelde boeken schreef. Deze beelden bestrijden heeft geen zin. Ze voorzien in de behoefte om de beklemming die van beide schrijvers uitgaat weg te rationaliseren. Want beiden doen zij een zodanig appèl op ons, dat we ons een beetje ongemakkelijk gaan voelen. In zijn Institutie (III,8) schrijft Calvijn: ‘Het mensenleven wordt omringd en als het ware belegerd door eindeloze moeiten. We hoeven niet ver te gaan, want ons lichaam is een vergaarbak van duizend ziekten. [...] Stappen we in een boot, dan is er maar één voet tussen de dood en ons. Zitten we te paard, dan hoeft het maar met één voet te struikelen of we breken onze nek. Lopen we op straat, dan zijn er zoveel gevaren als er pannen op de daken liggen. [...] Zou een mens temidden van zoveel dat hem verbijstert niet meer dan ellendig moeten zijn?’ Hier is een man aan het woord die uit de veiligheid van de Middeleeuwse kerk met haar aflaten is gevallen en zijn ogen wijd openspert. De vraag wordt nu acuut: ‘Wat is de mens, dat Gij hem gedenkt?’ (Psalm 8:1) De optimistische antwoorden van het humanisme voldeden voor een Calvijn toch ook niet. En het is goed om te zien hoe de later geboren Montaigne (1533-1592), een beginnende vrijdenker, aan wiens relativisme Vestdijk zeer verwant is, toch eigenlijk nog dicht tegen Calvijn aanzit in eenzelfde ontzetting over de kwetsbaarheid van de mens. Zo schrijft hij: ‘Een zuchtje tegenwind, het gekras van overvliegende raven, de verkeerde stap van een paard, het toevallige voorbijkomen van een arend, een droom, een stem, een teken, een ochtendnevel, het is allemaal genoeg om hem van zijn stuk te brengen en tegen de grond te doen slaan.’Ga naar voetnoot9 Hier is een humanist aan het woord voor wie de mens nog geen God geworden is, maar een brekebeentje, kwetsbaar wezen, waar je eigenlijk zo doorheen prikt. Scheelt dit nu zoveel van hoe Vestdijk spreekt over de mens, als hij hem in zijn ‘naaktheid’ en zonder enige illusies tekent? Zowel Calvijn als Vestdijk brengt, ieder uiteraard binnen zijn eigen context en ook vanuit heel andere ‘oplossingen’ gedacht, een waarheid onder woorden die je liever niet hoort. Zij gaan grimmig en wel ‘aufs Ganze’.Ga naar voetnoot10 Ze weten van de krochten in de ziel waar wit zwart en zwart wit is, en lijken er ook uit eigen ervaring oprecht bang voor te zijn. Er is met de mens een probleem. Goedkope troost is hun een gruwel, net als schijn, vermaak, theater om de waarheid rondom de ‘condition humaine’ maar niet onder ogen te willen zien. Zet Calvijn en Vestdijk bij Albert Verlinde, en ze zullen, wellicht tot beider ontzetting, elkaar maar al te goed begrijpen en vinden, al zal Calvijn waarschijnlijk gaan strijden en kijkt Vestdijk eerder wat hulpeloos op zijn horloge. De lezer begrijpt dat het me er niet om gaat om Vestdijk ook onder de christelijke profeten te rekenen, of juist Calvijn daar te laten aarden waar Vestdijk zich bevindt. Beiden hebben zeer gedecideerd van andermans gedachtegoed afscheid genomen - voorzover Calvijn dan reeds het ‘humanisme’ van een Vestdijk voorzag. Maar toch staan zij op één lijn, en deze lijn is het waarop mijns inziens beiden vandaag de dag even actueel zijn. Ik denk dan aan ons huidige onvermogen, of onwil, de ‘barokke’ spanning vol te houden van het niet samenvallen van | |
[pagina 60]
| |
inhoud en vorm, van verstand en gevoel. ‘I want it all, and I want it now’ (Queen) - daar gaat de barok tegenin. En waar we dit vergeten, gaat er onmiskenbaar wat verloren. Zo cerebraal als Vestdijk schreef, zo cerebraal (en misschien nog een tikkeltje cerebraler) schreef ook Calvijn. Maar men moet werkelijk van alle goden zijn verstoken, om bij beide mannenGa naar voetnoot11 niet ook de pijn te proeven van het, laten we het rustig zeggen, uit het paradijs gedonderd zijn en een mateloos verlangen te horen naar de heerlijkheid.Ga naar voetnoot12 Dat Calvijn dit de hemel noemt, en Vestdijk meer verlangt naar een zorgeloze, kinderlijke staat waarin wij niet meer lijden aan onze grenzen, maakt dan even helemaal niets uit. Beiden houden het vol om in de spanning te staan tussen de inhoud, die weliswaar regeert, maar ook de vorm, waarin we ons nog steeds bevinden en moeten bevinden. Zoals ook beiden in de pedagogische traditie van Plato willen staan met zijn Wetten, waarin hij eschatologisch nadenkt over de juiste orde van de maatschappij (men zie Vestdijks einde van De toekomst der religie waarin hij het opvoeden tot de ware vrijheid door daartoe geïnstrueerde leraren overdenkt, al kunnen we zijn tuchtscholen nu niet meer serieus nemen; dat Calvijn in Genève een dergelijk experiment praktiseerde, mag bekend zijn, waarbij we trouwens niet moeten vergeten dat hij kerk en staat nooit heeft (kunnen en willen) laten samenvallen). Vestdijk en Calvijn, ik wil ze geenszins tot elkaar herleiden. Maar Vestdijk was hierin een calvinist pur sang dat hij de problematische zijde van de mens uit de weg gaat noch verbloemt, en zich tegelijk niet schaamt de kwetsbare kant van deze mens te tonen, zonder zich te verharden achter een masker van leut en jolijt, die doorgaans slechts cynisme en nihilisme hebben te verbergen. De vraag is - al heb ik 't Hart daarmee niet direct op het oog - of de vlotte, hapklare, aanstekelijke stijl die ons momenteel zo lekker in de mond ligt, de lezer uiteindelijk niet meer in de kou laat staan dan Vestdijk deed met zijn cerebrale woorden - zodat de lezer er slim aan doet om sowieso te zappen gaan. Uiteindelijk zou het verzet tegen de cerebrale stijl van Vestdijk of tegen de mannelijke stoerheid van Calvijn, wel eens het verzet kunnen zijn tegen de... schier grenzeloze emoties van de mannen daarachter. Maar misschien ook wel het onvermogen om überhaupt nog met tranen om te gaan. ‘Ook nu zijn er onder de christenen nieuwe Stoïcijnen die niet alleen het zuchten en wenen, maar ook het bedroefd en bekommerd zijn voor zonde houden.’Ga naar voetnoot13 Dit lijkt me een zeer waar woord, juist voor onze huidige tijd. | |
[pagina 61]
| |
V(estdijk tot slot)Waarom opeens zo een ‘christelijk’ geluid? Het behoort mijns inziens tot het kaliber van de romanschrijver Vestdijk ook inzake God en godsdienst dubbelzinnig te zijn, en zelfs waar nodig zijn eigen wetten uit De toekomst der religie te overtreden. In zijn romans is Vestdijk verre van een verlichtingsfundamentalist voor wie God slechts een verzinsel of instrument van de heersende klasse is. Al is de vrijdenkerij zijn hoofdpersonen meestal ingegoten, de vraag of God bestaat interesseert Vestdijk minder dan de psychologische mechanismen van Hem en de mens die in Hem gelooft of Hem doorziet. Waar de praktische en voor de leegte bange Calvijn waarschuwt voor nieuwsgierigheid naar God, schrijft Vestdijk vrij en vrolijk - ongetwijfeld met een groot plezier als hij de vrome burgers van Doorn voor zich ziet, maar even goed met een opvallend invoelingsvermogen met Christus - zijn fantastische De kellner en de levenden. Calvijn zou daar niet om hebben kunnen lachen. Toch schrijft hij ook in zijn beroemde eerste zin uit de Institutie dat de kennis van God en de kennis van de mens maar moeilijk van elkaar zijn te scheiden, en moeilijk is te bepalen welke kennis vooropgaat.Ga naar voetnoot14 In die omgeving van God en mens houdt de romancier Vestdijk zich praktisch op, als hij op zoveel verschillende wijzen naar ‘God’ grijpt. Alsof hij God en de religie nodig heeft, om juist de mens beter te begrijpen. Doorzien we daarmee in Vestdijks optie God? Jazeker. Maar we doorzien ook de mens, die zonder een God of god of iets dat daarop lijkt helemaal niet uitkomt - om met Hem te strijden namelijk, en Hem te overwinnen, als iets ‘dat hij nooit had bezeten’. Want of God nu God is of een god, of het ideaal dan wel idee waar we voor leven, aan de strijd met deze ‘Idee, Ina Damman’ ontkomt geen enkel mens, als we de romans van Vestdijk mogen geloven. Achter je laten kun je dit hele dubbelzinnige gebeuren ‘God’ nooit. Ik pleit er dan ook voor om Vestdijk in de huidige publieke ruimte van Nederland te beschouwen als iemand die zowel ongelovigen als gelovigen van allerlei kunne kan verbinden, daar waar een directe ontmoeting op het gebied van godsdienst enkel leidt tot een ‘cultuurclash’ en eindeloze herhaling van oude(a)theïstsiche zetten. Daarbij wordt natuurlijk het in het begin aangehaalde specifieke verband tussen calvinisme en atheïsme weer extra interessant. |
|