| |
| |
| |
Paul Dentz
Religieus materialisme
In de bundel De Zuiverende kroniek uit 1956 van Simon Vestdijk staat een boeiend artikel over de Engelse schrijver John Cowper Powys (1872-1963), met als titel ‘Een geval van religieus materialisme’. De term materialisme heeft in dit geval volgens Vestdijk niets te maken met het eigenlijke materialisme, maar meer met mystische aandoeningen die door onbezielde voorwerpen worden opgewekt. De materie leidt rechtstreeks tot religieuze ontroering. Een mystiek die volgens Vestdijk als een korstsluiting kan worden beschouwd tussen het laagste en het hoogste. De schrijver onderscheidt zelfs twee vormen van dit fenomeen: de sensualistische mystiek en de ritualistische symboliek en zij vormen tezamen een magisch wereldbeeld.
De Franse schrijver Marcel Brion gebruikte voor Powys de term ‘Un réaliste Mystique’. De Doornse auteur vindt het in zijn artikel zelfs moeilijk om bij John Cowper Powys een scheiding aan te brengen tussen esthetiek, mystiek en de intense beschouwing van het alledaagse en ziet hierin een rechtvaardiging voor zijn opmerking. Powys noemt zijn ervaringen ‘sensual mystical’ en de vergeestelijking van stoffelijke observaties ‘purged sensations’. We zouden de Engelse schrijver een panpsychist kunnen noemen naar het voorbeeld van de Duitse psychofysicus Gustav Theodoor Fechner (1801-1887), die misschien voor de verklaring van purged sensations heeft teruggegrepen op Leibnitz en zijn monadenleer. Fechner was iemand die evenals Powys het bezielde van de dingen zag en hij schreef naar aanleiding van zijn mystieke observaties een merkwaardig boek: Zend-Avesta oder über die Dinge des Himmels und des Jenseits (1851). Eerder al hebben Griekse filosofen, waaronder Thales, panpsychistische ideeën naar voren gebracht.
Vestdijk is zeer goed op de hoogte met het ongrijpbare, de metafysica, de mystiek en de daarbij behorende uitingsvormen zoals bezetenheid, hallucinatorische belevenissen, extase, trance, contact met andere werkelijkheden etc. Kwesties die voor de wetenschap soms een taboe zijn moeten de schrijver juist een reden geven om te worden onderzocht. Het laatste wat een schrijver moet accepteren is terugwijken voor het taboe, er zijn geen gebieden van de geest die niet onderzocht mogen worden. Het vraagt moed om de waarde van het ongerijmde te durven erkennen, maar wie anders moet de horizon verbreden en het bijgeloof slechten dan de schrijver. John Cowper Powys heeft aan dit alles voldaan.
Hij was een complexe persoonlijkheid mede door zijn preoccupatie met het bovenzinnelijke, zijn neiging tot sadisme, zijn merkwaardige seksuele voorkeuren en zijn wilde fantasieën. Voor een biograaf zijn deze details een zegen. John Cowper Powys trachtte in de ziel van de dingen door te dringen, de natuur te doorvorsen, de dualiteit van het bestaan te onderzoeken, de
| |
| |
John Cowper Powys
interactie tussen goed en kwaad te doorgronden. Hij wond er geen doekjes om dat hij seksueel gefrustreerd, maar ook geobsedeerd was door het Sylphide-type vrouw. Steeds weer gaf hij onomwonden toe dat hij een weerzin tegen de geslachtsdaad had. De conceptie van zijn enige zoon uit zijn eerste huwelijk was met veel kunstgrepen tot stand gekomen. In zijn latere leven had hij deze factoren gesublimeerd, voor zijn creativiteit omgevormd en daarbij had hij zijn muze gevonden. Er was nog maar een wens: Een groot literair oeuvre scheppen.
| |
John Cowper Powys
John Powys was een lange man met een opvallend uiterlijk, diepliggende ogen, borstelige wenkbrauwen, een haviksneus. Hij had lange armen en benen, smalle handen, lange dunne vingers en een hoge rug. Hij zou lijden aan een milde vorm van het Marfan-syndroom. Hij begon vroeg met schrijven maar pas tegen zijn zestigste kwam de doorbraak met zijn boeken Wolf Solent uit 1929 en Glastonbury Romance uit 1933. Rabelais, Dostojevski en Thomas Hardy waren zijn inspirators. Hij was een schrijvers schrijver, werd bewonderd door Theodore Dreiser, Iris Murdoch, Henri Miller en Margaret Drabble en in Nederland Lehman en Brakman en uiteraard ook Simon Vestdijk die over A Glastonbury Romance schreef:
‘Men stelle zich voor: een roman van bijna 1200 pagina's zonder noemenswaarde inzinkingen, sterk van psychologie, dialoog en vooral atmosfeer, vaak van grote dramatische kracht en daarbij een menselijk herbarium, dat de boeiendste exemplaren telt.’
Schrijfster Margaret Drabble merkte over hem op: ‘He looks like a cross between an aged werewolf and a puzzled child.’
Over zijn stijl werd gezegd: Powys schrijft een proza dat vol onverwachte wendingen is, verrassend zowel van vorm als van inhoud, een wonderlijk mengsel van lichtheid en diepte, een grijpbare tastbare eenheid van dramatische pracht.
| |
| |
| |
Levensloop
Hij was de oudste zoon uit een domineesgezin van de elf kinderen uit Shirley by Dovedale, later verhuisde de familie naar Dorset naar het plaatsje Montacute, een schilderachtig dorp in het graafschap Somerset. Zijn vader was een eenzelvige man, zijn moeder was een dominante persoonlijkheid met morbide trekjes. Zij was verwant met de dichters William Cowper en John Donne. Johns twee jongere broers Llewelyn en Theodore werden ook bekende schrijvers. De kinderen hadden onderling een sterke band die ook in het latere leven zou blijven bestaan. Ondanks de autoritaire houding van de ouders konden de kinderen volgens hun zoon Littleton Charles doen en laten wat zij wilden, zijn broers waren een andere mening toegedaan en spraken van dogmatisch en duistere opvoeding.
John, die vaak ziek was en aan epileptische aanvallen leed, werd leerling op de Sherborne school, een zeer moeilijke periode voor hem, hij werd veelvuldig gepest en leed hier erg onder, hij zou deze periode nog vaak aanhalen. Bij zijn broers en zussen was hij daarentegen de onbetwiste leider.
Hij was geen briljante leerling. Aan het eind van de schooltijd kreeg hij zijn eerste ‘inspiratie’ en hield voor de vuist weg een geweldige speech die iedereen perplex deed staan. Na die tijd kreeg hij de eerste problemen met zijn ingewanden, ontstekingen en een zweer aan de twaalfvingerige darm die later twee operaties tot gevolg zouden hebben en hem in zijn verdere leven tot de klisteerspuit veroordeelden. Ook andere familieleden leden aan dezelfde kwaal.
Later was hij van 1891 tot 1894 leerling van het Corpus Christi College in Cambridge, hij wilde aanvankelijk predikant worden, maar koos voor de studie geschiedenis. In Cambridge leidde hij een teruggetrokken leven, al was hij lid van een schaakclub en waren er vrienden. Hij was ontevreden met zijn leven, schreef op de muur van zijn kamer: ‘Pray for John Cowper Powys’. Hij schafte zich een pistool aan om zich te beschermen tegen kwalijke figuren zoals hij in Sherborne had ervaren.
Hij haalde zijn graad en vertrok na zijn studie naar Brighton en werd parttime leraar op plaatselijke meisjesscholen in Brighton en Eastborne. John had zeeën van vrije tijd en gaf zich over aan allerlei heftige invallen, groteske bespiegelingen en geobsedeerdheid die hem volgens zijn autobiografie aan de rand van de waanzin brachten. Hij ging vaak naar het strand en werd fetisjistisch geobsedeerd door de benen en enkels van de zonnende meisjes.
Niet lang daarna trouwde hij op aandringen van zijn moeder met Margaret Alice Lyon, de zuster van een vriend. Het was een huwelijk dat vanaf het begin weinig kans van slagen had door hun uiteenlopende levensopvattingen en John's vreemde seksuele obsessies, zijn fobieën, zijn dwanghandelingen, zijn geestelijke onrust. Spoedig leefden ze al gescheiden.
Op aandringen van zijn vrouw die het baantje als onderwijzer beneden hun stand vond meldde hij zich aan bij The Oxford University Extension Movement, een soort volksuniversiteit om lezingen te geven. In september 1899 kreeg hij een vaste aanstelling als ‘lecturer in literature class A’. Hij was zo succesvol dat hij later zelfs uitnodigingen kreeg om in Hamburg, Bremen en ook Leipzig en Dresden te komen spreken. Ook in het dagelijkse leven was hij een verbaal talent.
In 1902 werd hij tot zijn stomme verbazing vader van een zoon, Littleton Alfred. Hij zou zijn hele leven een goed contact met hem blijven behouden. Alfred werd later dominee, maar ging over tot het katholicisme en werd priester. Hij zou betrekkelijk jong aan een fatale spierziekte overlijden.
| |
| |
John Cowper kwam door zijn drukke werkzaamheden weinig aan schrijven toe, maar gaf wel twee dichtbundels uit en In 1908 schreef hij een boek over John Keats waarvoor hij echter geen uitgever kon vinden.
De druk van zijn werk werd te groot. In 1907 kreeg hij plotseling een darmverstopping en moest acuut geopereerd worden. In 1909 vroeg hij ontslag aan en vertrok naar Amerika waar hij via zijn literair agent Arnold Shaw weer ging optreden. Het was geen academische plicht meer, maar het viel onder de noemer voordrachtskunst. Hij trad ook op voor vrouwenclubs. Het geld dat hij verdiende stuurde hij voor het grootste gedeelte naar zijn vrouw die op stand leefde, in een groot huis in Burpham woonde en personeel had. Hij leidde zelf een nomadisch bestaan, sliep van hotel naar hotel, trad soms op in de meest afgelegen streken.
In 1914 overleed zijn moeder. De Eerste Wereldoorlog was begonnen. Hij publiceerde zijn eerste omvangrijke roman Wood and Stone. Zijn impresario G.A. Shaw was uitgever geworden en publiceerde het boek. Dit stimuleerde Powys bijzonder. Erna volgde de roman Rodmoor, waarin hij veel van zijn eigen uitzonderlijke geestelijke toestanden beschrijft. In brieven geeft hij toe dat hij korte tijd in een psychiatrische inrichting opgenomen is geweest. Kort daarop schrijft hij nog een boek, After my fashion, dat de kritiek niet kan doorstaan en in de la verdwijnt.
Een Amerikaanse bewonderaar Maurice Browne schreef over de lezingen: Ik luisterde misschien honderden keren naar hem maar hoorde hem nooit slecht spreken ook al had hij last van pijn en kon hij nauwelijks rechtop staan. (een darmzweer) Hij kon een groot publiek urenlang boeien, zonder van een enkele aantekening gebruik te maken.
Over zichzelf zegt Powys dat het wel lijkt of hij tijdens het spreken in trance raakt, alsof hij onder invloed van drugs is.
In 1909 maakte hij met zijn zus Gertrude een reisje naar Italië om tot rust te komen. Het land maakte weinig indruk op hem, geen enkel schilderij bracht hem in verrukking. Toch is hij nog enkele keren naar het land terug geweest.
In Amerika maakt hij weinig vrienden, de Amerikanen liggen hem niet zo. Ze zijn openhartig genoeg maar laten niets van hun ware ziel zien, die houden ze voor zichzelf, zou hij schrijven.
In 1915 was hij even terug in Engeland. Onder druk van zijn vrouw meldde hij zich aan voor het leger, maar werd afgekeurd. In 1918 vertrok hij weer naar Amerika, het gevaar van de duikbootoorlog was geweken.
Het werd tamelijk gecompliceerd toen John Cowper verliefd werd op de mooie Frances Greg, een lerares uit Philadelphia. Hij werd door haar afgewezen en zelfs belachelijk gemaakt.
| |
Phyllis Playter
Francis trouwde later met Johns vriend Louis Wilkinson. Het contact werd niet verbroken en John maakte met zijn broer Llewelyn en het stel een reis naar Venetië.
Louis en Frances schreven een roman waarin John als de figuur Jack Welsh, een lachwekkende dwaas werd opgevoerd. John was erg kwaad maar brak niet met de twee. Later heeft hij nog een korte tijd geprobeerd met Frances die intussen gescheiden was, samen te wonen, maar dit mislukte. Zij bleef voor hem de vrouw van wie hij het meest gehouden heeft totdat Phyllis Playter in zijn leven kwam.
In die periode leed John Powys aan hallucinaties van de meest angstwekkende soort. Zijn zuster Marian die ook naar Amerika was gekomen en een winkel in kantartikelen begon,
| |
| |
ontfermde zich over haar broer en was voor hem van grote steun.
John werd weer aan zijn darmen geopereerd. Tijdens zijn herstel kwam de beroemde danseres Isadora Duncan hem bezoeken, Zij was vol bewondering over een van zijn boeken, gaf hem alle aandacht, maar hij was niet verliefd op haar, het leidde tot niets.
In de oorlogsjaren maakte John zich ernstig zorgen over zijn financiën, de inkomsten uit de lezingen liepen terug. Hij werd er depressief van, had genoeg van het reizen en wilde zich ergens vestigen
In 1918 ontdekte hij Freud, was vol bewondering voor de psychoanalyse. In 1923 zou hij er nog een boekje aan wijden, Psychoanalysis and morality.
Later zou hij er anders over gaan denken, Powys wilde zichzelf niet aan een psychoanalyse onderwerpen, omdat hij bang was dit een negatief effect had, ja hem zelfs zou desintegreren, krachten in hem kon losmaken die hij niet zou kunnen beheersen.
Toen John in 1923 in het stadje Joplin een voordracht hield kwam hij in contact met een 27 jarige vrouw. Phyllis Playter. Een kwetsbare, verwende en enigszins neurotische vrouw. Ze werden verliefd en Phyllis kwam al snel bij hem in Greenwich village wonen. In tegenstelling tot andere vrouwen kon zij wel met de eigenaardigheden van John omgaan. Zij was niet alleen zorgzaam, maar stond hem enorm bij in zijn schrijverschap, gaf hem adviezen over zijn teksten, corrigeerde en stimuleerde. Het gevolg was dat er rust in het leven van John Powys kwam en hij zijn geweldige talent kon ontplooien.
In 1923 overleed John's vader, hij liet zijn kinderen 3000 pond na, een flink bedrag voor die tijd. John voltooide een nieuwe roman Ducdame, de invloed van Phyllis liet zich al gelden. Het volgend jaar tijdens zijn rondreizen, terwijl zijn geliefde in Greenwich wachtte, begon hij aan Wolf Solent.
In 1928 was het boek klaar en bracht voor hem de doorbraak. Hij hield op met zijn voordrachten om full time schrijver te worden. Direct daarop begon hij aan zijn essaybundel, The Meaning of Culture.
Met geleend geld kocht hij een huisje zonder een enkele vorm van comfort in het gehucht Hudd bij Hillsdale. Hij was gelukkig met Phyllis en zij met hem. De huiselijke omstandigheden waren echter dramatisch slecht, wat tot woede uitbarstingen van Phyllis leidde. John had twee linkerhanden met in beide een boek.
In 1929 keerde hij naar Engeland terug om zich voor zijn volgende roman in Glastonbury te documenteren. Hij kreeg een nieuwe manager Lee Keedick, die wilde dat John weer met zijn voordrachten zou beginnen. John Powys weigerde en beëindigde zijn lezingen definitief in 1930.
Tussendoor schreef hij In Defense of Sensuality.
Hij putte zichzelf tijdens het werken enorm uit en dit schaadde zijn gezondheid. Begin 1930 had hij zo'n pijn dat hij niet eens rechtop kon zitten. Als remedie stelde hij voor zichzelf een dagelijks dieet samen bestaande uit drie rauwe eieren, drie flessen melk, een glas sinaasappelsap, een droog stuk brood en thee met enorme hoeveelheden suikerklontjes. Hij raakte voortdurend verstopt en moest zich om de drie dagen een klysma toedienen. Dit zou voor de rest van zijn leven zo blijven.
Kort daarop voltooide hij zijn meesterwerk A Glastonbury Romance. Zijn New Yorkse uitgever Simon en Schuster eiste eerst de nodige veranderingen. John had hoge verwachtingen van het boek, hoopte zelfs op de Nobelprijs, maar de beoordeling van de critici was matig alleen een New Yorkse krant kon enige waarderende woorden aan het boek wijden.
Veel tijd om er bij stil te staan gunde John Powys zich niet. Hij begon dadelijk aan Weymouth Sands en startte daarbij nog met het beschouwende boek A Philosphy of Solitude. Wegens oververmoeidheid en
| |
| |
maagklachten moest hij zijn werkzaamheden tijdelijk stoppen.
De jaren 1930 tot 1934 waren de gelukkigste van zijn leven, maar Phyllis kon niet aarden op de afgelegen plek. Ze was ongelukkig in Phudd, er moest een ander onderkomen worden gezocht. Na Weymouth Sands begon hij aan zijn autobiografie.
Hij verlaat met zijn vrouw Amerika en keert definitief terug naar Engeland. In juni 1934 arriveren ze in Southampton.
Kort leefden ze op een boerderij, Rat's Barn genoemd, onder primitieve omstandigheden, later woonden ze boven een kruidenierszaak in Dorchester. Hij begon hier aan een nieuwe roman Maiden Castle. Naast zijn zogenaamde Wessex romans schreef hij nog een groot aantal essay bundels. Zijn werklust was enorm. Naast boeken schreef hij ook nog duizenden brieven. Financieel ging het daarentegen niet goed. Een Amerikaan, de eigenaar van een mijn, die zichzelf weinig vleiend zag geportretteerd in A Glastonbury Romance, begon een proces wegens smaad, won en John moest zijn hele honorarium van het boek aan de proceskosten spenderen. De kosten liepen zelfs zo hoog op dat hij aan de rand van een faillissement kwam. De advocatuur had het volledig verbruid bij de schrijver.
In 1935 verhuisden ze naar Wales naar een arbeiderswoning in het plaatsje Corwen.
Phyllis stond snel onder druk, was soms depressief en in juli 1935, na de dood van haar vader, leidde dit waarschijnlijk ertoe dat haar moeder en haar tante, met volle instemming van John, uit Amerika naast hen kwamen wonen.
De volgende tegenslag was dat de uitgevers wilden dat Maiden Castle flink werd ingekort. Powys begon aan een nieuw boek, Morwyn, met een sylphide-achtige vrouw als hoofdpersoon, het type dat John zo erg aansprak. Het volgens de critici matige boek is een soort hommage aan zijn vrouw, het eerste werk in een reeks fantasieverhalen.
In Corwen leidde John een zeer regelmatig leven, wandelde veel, schreef en las 's avonds zijn werk aan Phyllis voor.
Zijn uitgever weigerde Morwyn uit te geven en eiste daarbij een flinke correctie van The Pleasure of Literatuur. Er ontstond weer geldgebrek omdat de voorschotten van zijn boeken niet werden uitbetaald. Daarbij moet worden gezegd dat John geen talent had voor het lezen van contracten.
De schrijver kreeg ouderdomskwaaltjes, verloor zijn laatste tanden en weigerde een gebit te dragen, ging verder tandeloos door het leven.
John Cowper begon aan zijn Welse roman over Owen Glendower, de nationale held van Wales die in de buurt van Corwen had geleefd.
Later volgde nog de roman Porius waaraan hij acht jaar werkte van 1942 tot 1950. Een origineel boek dat zeer goed werd ontvangen. Hij zette de roman zorgvuldig op, schreef niet meer dan twee pagina's per dag, hij wilde er een meesterwerk van maken. Het werd opnieuw een reusachtig boek en de uitgever, Mac Donald en Co in Londen, weigerde het vanwege de omvang uit te geven. De schrijver gaf weer toe en een derde van de roman werd geschrapt, voor de 78 jarige auteur een deceptie. Het definitieve manuscript besloeg toch altijd nog 682 bladzijden.
Zijn latere biografe Morine Krissdóttir heeft een nieuwe uitgave verzorgd waaraan toch weer geschrapte passages zijn toegevoegd.
Hij schreef nog enkele minder geslaagde werken, commercieel van opzet, zoals Mortal Strife, The Art of Growing old, Obstinate Cymric, The Inmates, In spite off en The Brazen Head.
| |
| |
| |
Blaenau Ffestiniog
Op 2 december 1939 sterft Llewelyn, de lievelingsbroer van John, in een sanatorium in Zwitserland. Hij kreeg een acute bloeding door een zweer aan de twaalfvingerige darm, de familiekwaal.
De tweede Wereldoorlog wordt nauwelijks gevoeld in het afgelegen plaatsje in Wales. Powys schreef zijn boek Mortal Strife om het moreel van de Engelsen op te vijzelen.
In september 1945 werd hij voor een maagbloeding in een ziekenhuis opgenomen maar alles liep goed af, na een maand keerde hij weer terug naar huis.
In 1947 overleed zijn vrouw Magaret Lyon van wie hij nooit gescheiden was. In 1952 kreeg zijn zoon, die priester was, een motorongeluk, kort daarna openbaarde zich een fatale spierziekte. Hij overleed in 1952 op vijftig jarige leeftijd. De relatie van John tot zijn zoon is altijd goed geweest, zij het afstandelijk.
In 1954 wilde de eigenaar van het huis van John en Phyllis verkopen. Er werd een ander onderkomen gezocht. John vond Corwen toch al te druk worden, ze verhuisden naar Blaenau Ffestiniog, een stadje in midden Wales bij een leisteengroeve gelegen. Ze kregen er een heel klein huis, met twee kamers boven elkaar gelegen. John noemde het: ‘Our tiny half house in this weird town.’ Ze verhuisden in 1955.
De schrijver was zelf enthousiast over deze plaats, maar volgens insiders was Phyllis minder tevreden over Blaenau, een somber en uitgestorven plaatsje.
De gezondheid van Powys werd minder en minder, het wandelen ging hem niet goed meer af, aan een oog kreeg hij staar. Schrijven lukte nog. Hij schreef nog enkele Fantasie verhalen en daarnaast nog Homer and the Aether, een commentaar op de Ilias.
Toen hij de leeftijd van 90 jaar naderde namen zijn geestelijke vermogens steeds meer af, lezen en schrijven gingen niet meer. Phyllis las hem voor.
Op 17 juni 1963 stierf John Cowper Powys in het Blaenau Ffestiniog Memorial Hospital, zachtjes zingend in zijn bed.
De 22 jaar jongere Phyllis Playtor, al even excentriek als Powys zelf, overleefde haar man twintig jaar en bleef tot op hoge leeftijd bezoek van bewonderaars in haar huisje in Blaenau ontvangen. John schreef ooit aan Henri Miller over haar:
‘But she has the brain of an imaginative artist & critic with the look of a Nymph or of that Egeria in a cave who was the aide de camp of Numa!’
Zij overleed op 10 maart 1982.
| |
Bibliografie
Drabble, Margaret, The Facts and Fctions of John Cowper Powys, Times Online, 2007. |
Drabble, Margaret, John Cowper Powys, The Guardian, 12 augustus 2006. |
Powys, John Cowper, Wolf Solent, Prometheus, Amsterdam 2008. |
Powys, John Cowper, Autobiography, UBL, Londen, 1967 |
Schouten, Rob. Een Moderne Dostojewski, Vrij Nederland, 5 juli 2008. |
Verbeek, Ernst. De Goden Verzoeken, Van Gorcum, Maastricht. 1989 |
Vestdijk, Simon, Zuiverende Kroniek, J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1956. |
|
|