Gelijk of ongelijk ...in elk geval actueel!
Ondanks bezwaren die ik ook zelf tegen TdR heb, vind ik de visie van Vestdijk nog altijd actueel. Met Becker voel ik mee als hij verzucht: ‘Ik geef het je te doen!’. Vestdijk heeft goed de aantrekkingskracht van een religie-zonder-God voor de moderne mens voorzien. Meer in het bijzonder wees Van de Breevaart tijdens het symposium op de afkeer van Vestdijk van het zoenoffer van Christus. Hiertegen had Vestdijk vooral een moreel bezwaar. Vestdijk kreeg steeds meer moeite met de persoonlijke God van het christendom en hiermee liep hij vooruit op het grote theologische debat dat direct na de Tweede Wereldoorlog losbrak: Hoe te geloven na Auswitsch? Het antwoord van sommige theologen luidde: ‘God-is-dood.’
Ook voorzag hij dat ondanks latere verschijnselen als ontkerkelijking en secularisering, religie niet zal verdwijnen. Religie is bij hem niet zoals bij Freud, een illusie, noch een ontwikkelingsstoornis. Wel beschouwde hij de metafysische projectie in een God als een belemmering voor volwassenwording. Niettemin zag hij religie als een duurzaam, ‘onuitroeibaar’ en gelukzoekend verschijnsel, ver voordat onderzoekers claimen in 's mensen hersenen een ‘Godspot’ te hebben gevonden dat in een evolutionair proces is opgenomen.
Waar Vestdijk spreekt over meer mystiekintrospectieve vormen van religie, herkent de eenentwintigste eeuwer deze in meer of minder in de mode geraakte verschijnselen als ‘ietsisme’, ‘spiritualiteit’, ‘new age’ en ‘soloreligiositeit’. Allemaal stromingen die toch nog belijden dat er wél meer is dan alleen de tastbare werkelijkheid, maar het meerdere niet zondermeer in een persoonlijke God overleveren. Maar geldt hier niet, evenals voor veel westerse aanhangers van het boeddhisme, de vraag in hoeverre het hier om ‘hun’ religie, dan wel om een in zwang gekomen leefstijl gaat? Van (institutionele) binding, of van ‘totaliteit’ (Vestdijks term) is veelal weinig sprake.
De conclusie mag zijn dat religie in transitie is en stellig meer is geïndividualiseerd. Het is minder een projectie en meer een eigen keuze, gebaseerd op introspectie. Die conclusie is bepaald niet in strijd met TdR, waarin Vestdijk betoogde dat de mens er niet is om een opperwezen te dienen, maar vooral om zichzelf onder ogen te zien. Deze ontwikkeling verklaart ook de paradoxale bevinding van onderzoekers: hoewel er minder kerkelijken zijn, zijn er meer kerkgenootschappen! De Nijmeegse cultuur- en godsdienstpsycholoog Jacques Janssen formuleert in zijn afscheidscollege The Disappearing Object Phenomenon (Radboud Universiteit, 27-03-2009) de conclusie: ‘dat de religie niet verdwijnt maar op andere wijzen voortbestaat, in tal van hoogstpersoonlijke en soms merkwaardige varianten’. Janssen haalt hierbij Chateaubriand aan die gezegd moet hebben dat mensen die niet meer in God geloven, geneigd zijn in alles te geloven.
De filosoof Coen Simon wijst ook op dit bijproduct van individualisering van religie: de reli-markt wordt steeds bonter, waar ‘niets te gek is’. Volgens Simon: ‘...moest vroeger iedereen hetzelfde geloven. Nu mag iedereen het allemaal zelf weten. Dat lijkt heel wat, maar individuele spiritualiteit is even betekenisloos als iedereen zijn eigen taal: niemand verstaat elkaar’ (NRC Handelsblad 1-11-2008). Hij ziet in de zoektocht naar ons zelf geen plek voor anderen: ‘Hippe spiritualiteit maakt ons tot ego-goden’ en ‘De grens tussen spiritueel en narcistisch is dun’.
Als dit zo is, kan het geen toeval zijn dat Vestdijk tot drie keer toe het narcisme in gedichten diepgaand in beschouwing heeft genomen: Narcissis, Narkissos en De bron. In Narkissos dicht Vestdijk: