Vestdijkkroniek. Jaargang 2010
(2010)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Andries HoogerwerfGa naar voetnoot*
| |
[pagina 18]
| |
Andries Hoogerwerf
Men kan ze ook verwachtingen noemen, maar zij staan niet los van wat hij wenselijk vindt. Mij is gevraagd deze drie mogelijkheden nog eens door de bril van het heden te bezien. Ik vertaal dit zo, dat ik de feitelijke ontwikkeling van het christendom vooral in Nederland kort mag bezien op basis van sociaal-wetenschappelijke kennis en inzichten. | |
Sociale religieDe eerste mogelijkheid die Vestdijk noemt, is dat de sociale religie op den duur de overhand krijgt. Deze mogelijkheid is volgens hem al bespeurbaar in een groeiend collectivisme en een veranderende houding tegenover bezit en arbeid. Zij maakt naar zijn mening de meeste kans te worden verwezenlijkt. Een feit is dat de grote religies al vanaf hun ontstaan ook een sociale ethiek hebben. De aantrekkingskracht van het vroegste christendom berustte ondermeer op zijn gelijke behandeling van mannen en vrouwen en van slaven en vrije mensen en daarnaast ook op een charitatieve opvang voor weduwen, wezen, armen en vreemdelingen. Door de eeuwen heen heeft het verlenen van hulp aan armen en zwakken in het jodendom, het christendom en de islam een grote rol gespeeld. En naast sociaal- | |
[pagina 19]
| |
conservatieven zijn in deze religies steeds ook sociale vernieuwers op de voorgrond getreden. Vestdijks verwachting van een sociale religie is tot nu toe in sommige opzichten min of meer gerealiseerd. Er is in het christendom een verschuiving van dogmatiek naar ethiek opgetreden, anders gezegd een verschuiving van het accent op de leer naar een accent op de praktijk van het leven. Vanaf de negentiende eeuw bepleiten moderne theologen als alternatief voor de orthodoxie een sociale ethiek. Het gaat daarbij niet om het afwijzen van persoonlijke ondeugden, maar om sociale rechtvaardigheid en het scheppen van een humane samenleving. Deze verschuiving doet zich ook onder niet-theologen veel voor. De groeiende aandacht voor de sociale ethiek hangt samen met het feit dat het christendom in de loop van de eeuwen meer diesseitig, dus op het hier en nu gericht, is geworden en minder jenseitig, dus minder op het hiernamaals gericht. Zo zegt de Duitse protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer, die wegens zijn verzet tegen Hitler om het leven is gebracht: ‘Zijn niet de gerechtigheid en het Rijk Gods op aarde middelpunt van alles? [...] Het gaat niet om het hiernamaals, maar om deze wereld.’ Een belangrijke vraag is of een toegenomen accent op de sociale ethiek niet alleen in de religie, maar ook in de politiek en de samenleving valt waar te nemen. Het antwoord op die vraag moet genuanceerd uitvallen. Op een termijn van eeuwen gezien, hebben verscheidene fundamentele sociale waarden, zoals vrijheid, gelijkheid en verdraagzaamheid, veld gewonnen. Zij zijn ondermeer in internationaal erkende verklaringen over mensenrechten vastgelegd. Maar men kan dit beter een vooruitgang van de sociale en politieke ethiek dan een veldwinnen van een sociale religie noemen. Over de politieke modes van de laatste decennia kan men zeggen dat extreem-rechts, evenals het neoliberalisme en het neomarxisme, hier en daar pseudo-religieuze trekken vertoont, maar geen van deze drie kan als een sociale religie worden beschouwd. Als we het geheel overzien, kunnen we concluderen dat de feitelijke ontwikkeling tot nu toe onvoldoende steun biedt voor Vestdijks verwachting dat de sociale religie op den duur de overhand krijgt. Wel kan men vaststellen dat binnen het christendom meer accent op de sociale ethiek is komen te liggen. | |
Het ‘verdwijnen’ van het christendomDe tweede mogelijkheid die Vestdijk noemt, is dat het christendom zich in een tijdsbestek van enkele eeuwen handhaaft en verder evolueert. Maar op de lange duur zal het christendom, ondermeer onder druk van binnenkomende Aziatische gedachten, volgens Vestdijk verdwijnen. Ik behandel hier eerst de mogelijkheid van het verdwijnen en dan die van het verder evolueren van het christendom. Binnen het christendom kan men onderscheid maken tussen instituut en beweging. Het christendom is als een messiaanse beweging aan de rand van het Romeinse rijk begonnen en heeft zich tot een verzameling instituten ontwikkeld. Een beweging is onderweg, licht georganiseerd en naar buiten gericht. Een instituut is gevestigd, sterk georganiseerd en neigt ertoe zich naar binnen te richten. Het is onmiskenbaar dat de verzameling instituten van het christendom sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw geleidelijk in verval is geraakt. Er doet zich een proces voor dat men als verval of ont-institutionalisering kan aanduiden. Maar er zijn ook wel theologen die dit verval van de traditionele en soms verstarde kerk als een godsgeschenk beschouwen. | |
[pagina 20]
| |
Het verval komt in verscheidene opzichten tot uiting. Het aantal kerkleden, uitgedrukt in procenten van de totale bevolking, is sterk gedaald: in Nederland van 99,7 procent in 1879 tot ongeveer 38 procent nu. Relativerend kan men daarbij opmerken, dat het aantal kerkleden nog altijd ruim twintig maal zo hoog is als het aantal leden van politieke partijen. Naast het aantal kerkleden is ook het aantal kerkgangers fors afgenomen. Van de roomskatholieken bijvoorbeeld gaat nu nog 19 procent minstens eenmaal per twee weken naar de kerk, tegen 71 procent in 1970. Ook hier is een relativerende opmerking mogelijk. Het aantal mensen dat geregeld in de kerk een uitleg van een bijbelse gedachte aanhoort, is nog steeds aanzienlijk hoger dan het aantal mensen dat zich geregeld verdiept in de Griekse en Romeinse filosofen, die net als de auteurs van de bijbel tot de grondleggers van de westerse beschaving behoren. Ook de instemming met verscheidene traditioneel overgeleverde orthodoxe opvattingen is sterk verminderd. Van de kerkleden gelooft nog 62 procent dat de bijbel Gods woord is en 48 procent dat er een hel bestaat. Veel kerkleden zijn vrijzinnig geworden zonder zichzelf uitdrukkelijk vrijzinnig te noemen. De bijbel wordt steeds meer vrij en symbolisch geïnterpreteerd. Een voorbeeld van een zeer vrije interpretatie is dat men bij de kritiek van Paulus op mannen die met mannen schandelijkheid bedrijven (Romeinen 1:27) tegenwoordig niet aan homoseksuelen moet denken, maar meer aan managers van grote bedrijven die elkaar extreem hoge inkomens toespelen. Ook de gehoorzaamheid aan kerkelijke regels is afgenomen. De nog steeds geldende roomskatholieke leer dat seksualiteit altijd in dienst van de voortplanting moet staan, wordt bepaald niet algemeen nageleefd. Wat ook is verminderd, is de maatschappelijke en politieke invloed van de kerken. Leden van de grote kerken verdelen zich bij de stembus weinig anders dan de Nederlandse bevolking als geheel over de politieke partijen. Ondanks dit alles, lijkt het christendom zich in de afzienbare toekomst te zullen handhaven. In de afgelopen honderd jaar rekende zich steeds ongeveer eenderde van de wereldbevolking tot het christendom. Van de religies in de wereld is het christendom reeds lang het meest verbreid. De daling van het aantal christenen in West-Europa wordt in de derde wereld ruimschoots gecompenseerd door een grote aanwas, vooral bij de pinkstergemeenten en charismatische opwekkingsbewegingen. Kortom, de verwachting van Vestdijk dat het christendom op de lange duur zal verdwijnen, vindt tot nu toe onvoldoende steun in de feitelijke ontwikkeling. Onmiskenbaar is wel dat de kerk als instituut sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw sterk in verval is geraakt. Maar ook buiten de kerken leeft nog steeds veel christelijk geïnspireerde religie. Wat we nu beleven is niet het einde van het christendom als geheel, maar, zoals de oecumenische theoloog W.H. van de Pol al in 1966 heeft geschreven, het einde van het conventionele christendom met zijn vanzelfsprekende aanvaarding van overgeleverde opvattingen. Een groot risico is voor het christendom wel dat de kennis van zijn geloofsinhouden, zijn sociale ethiek, zijn rituelen, zijn kunst en zijn geschiedenis bij een steeds groter deel van de bevolking van Europa uiterst beperkt, zo niet geheel afwezig is. Maar denkbaar is dat die kennis ook in vroegere eeuwen heel beperkt is geweest. | |
[pagina 21]
| |
De evolutie van het christendomVestdijk noemt ook de mogelijkheid dat het christendom verder evolueert. Deze mogelijkheid is heel reëel, omdat het christendom in de twintig eeuwen van zijn bestaan al veel veranderingen heeft ondergaan. Die veranderingen hebben tot een zo grote verscheidenheid van stijlen geleid, dat het eigenlijk nauwelijks verantwoord is om, zoals Vestdijk doet, generaliserend van ‘het’ christendom te spreken. De verschillen, niet alleen tussen roomskatholicisme en protestantisme, maar binnen elk van die twee ook de verschillen tussen orthodox en vrijzinnig, zijn heel fundamenteel. Terwijl orthodoxe protestanten aan de bijbel als Gods onfeilbaar woord en aan eeuwenoude belijdenisgeschriften vasthouden, zijn vrijzinnigen geneigd de bijbel als een verzameling menselijke geschriften met vaak, maar niet altijd inspirerende gedachten te zien. Het beeld dat de media van het christendom geven, is vaak vooral op de orthodoxie en bij voorkeur op de eventuele ontsporingen in die kring gericht, en niet of nauwelijks op de vrijzinnigheid. Ook Vestdijk is aan zo'n beperkt beeld niet ontkomen. Het christendom is in de loop van de eeuwen met een aantal fundamentele dilemma's geconfronteerd en heeft daarin vaak een eenzijdige keus gedaan. Het is begonnen als een beweging, maar heeft zich grotendeels tot een verzameling instituten ontwikkeld. Het is begonnen als een beweging die op vernieuwing van religie, mens en samenleving gericht was, maar heeft zich vaak meer op de traditie georiënteerd. Het was oorspronkelijk gericht op het mysterie, maar legde het accent vaak op een rationeel beargumenteerde leer en organisatie. Het was oorspronkelijk een beweging van gelijken, maar ontwikkelde een kerkelijke hiërarchie van hogere en lagere ambten. Het toonde vanaf het begin een grote verscheidenheid van overtuigingen, maar streefde vaak naar eenheid in leer en leven. Maar in de loop van de tijd zijn er binnen het christendom steeds bewegingen geweest die naar een meer evenwichtige visie streefden, met het accent op instituut én beweging, op traditie én vernieuwing, op rationaliteit én mysterie, op leiding én democratie. Deze bewegingen hebben ertoe bijgedragen dat althans delen van het christendom in verscheidene opzichten een evolutie hebben ondergaan, ondermeer in de richting van minder accent op de dogmatiek en meer accent op de sociale ethiek. In zo ver is de verwachting van Vestdijk dat het christendom verder zal evolueren deels al gerealiseerd. | |
Een mystiek-sociale religie in de trant van het boeddhismeDe derde mogelijkheid, die Vestdijk persoonlijk het meest wenselijk lijkt, is dat het christendom op den duur wordt vervangen door een mystieksociale religie in de trant van het boeddhisme. De feitelijke ontwikkeling stemt tot nu toe bepaald niet met deze verwachting overeen. Volgens de meest recente gegevens bevinden zich in Nederland naar schatting 170.000 boeddhisten, naast ondermeer 7,1 miljoen leden van de christelijke kerken. Maar Vestdijk denkt op een langere termijn dan van 1947 tot heden. Met de evolutie naar een wereldomvattende religie van boeddhistische stempel kunnen volgens hem eeuwen en eeuwen gemoeid zijn. In de visie van Vestdijk zullen de geloofsverschillen zo subtiel worden dat ware christenen zich 's morgens in bed, fris uitgeslapen, kunnen afvragen: ‘Ben ik eigenlijk niet meer een boeddhist?’ Dit is een vorm van wat men tegenwoordig een meervoudige religieuze identiteit noemt: het verschijnsel dat | |
[pagina 22]
| |
eenzelfde mens elementen van meer dan één religie tegelijk kan aanvaarden. Daarvan bestaan onmiskenbaar verscheidene varianten. Hoeveel mensen in ons land feitelijk een christelijk geloof met elementen van het boeddhisme combineren, is onbekend. Waarneembaar is wel dat veel ongebonden spirituelen, managers en therapeuten voor allerlei kwalen zich tegenwoordig op boeddhistische ideeën en praktijken beroepen. Een mogelijkheid die Vestdijk ook noemt, is dat het christendom op den duur wordt vervangen door een sterk Aziatisch beïnvloede religie van psychologisch-symbolische aard. Daarbij zou men kunnen denken aan wat in deze tijd ‘ietsisme’ wordt genoemd: een betrekkelijk vaag geloof in een hogere macht of werkelijkheid, een mysterie dat de mens en de tastbare werkelijkheid te boven gaat. De geloofsbelijdenis van het ietsisme is wellicht door niemand korter geformuleerd dan door een Twentse boer, die kerkelijk begraven wilde worden, omdat hij geloofde: ‘Er ís wel wat!’ Het is verleidelijk te veronderstellen dat zich een religieuze evolutie voordoet: van polytheïsme via monotheïsme naar ietsisme. Er zijn inderdaad vrij veel christenen, en voorzover bekend ook joden en moslims, die hun geloof in een persoonlijke God hebben omgezet in een vorm van ietsisme, een geloof in een onpersoonlijke hogere macht, werkelijkheid of mysterie die de mens te boven gaan. Het ietsisme is blijkbaar volgens velen beter dan het geloof in een persoonlijke God te verenigen met de overgang van een mythisch naar een wetenschappelijk wereldbeeld, of althans een gepopulariseerd of gevulgariseerd wetenschappelijk wereldbeeld, zoals dat in een groot deel van de westerse wereld de toon aangeeft. Maar het lijkt mij nodig daarbij aan te tekenen dat zowel het ietsisme als het geloof in een persoonlijke God een metafysisch karakter heeft, in die zin dat het in beide gevallen gaat om een geloof in een bovennatuurlijke werkelijkheid. Toch zal het geloof in een persoonlijke God niet zomaar verdwijnen. De mens heeft in de religie veelal behoefte aan personificatie, zoals men in de politiek een koningin of een president als personificatie van de eenheid van het volk wil zien. Er is ook de behoefte aan een hoger adres, waaraan men zijn gebeden, diepste verlangens of noodkreten kan richten. Met het oog op de sterk Aziatisch beïnvloede religie van psychologisch-symbolische aard, die Vestdijk ook als een mogelijke opvolger van het christendom beschouwt, kan men behalve het ietsisme ook denken aan hedendaagse spiritueel genoemde stromingen. Sommige godsdienstonderzoekers veronderstellen dat de traditionele vormen van religie, in het bijzonder die van het christendom, plaats maken voor een holistische spiritualiteit, die ondermeer tot uiting komt in New Age, ook wel nieuwetijdsdenken genoemd. Binnen de kerken lopen de houdingen tegenover New Age en de holistische beweging sterk uiteen: van sympathie en steun tot vierkante afwijzing. Een fundamenteel bezwaar is voor velen dat deze vorm van religie vooral op het individu en niet op de samenleving is gericht. Als - in Vestdijks termen - een sterk Aziatisch beïnvloede religie kan men ook de islam beschouwen, maar er is weinig reden daarin een mogelijke opvolger van het christendom te zien. De islam is evenals het jodendom en het christendom een monotheïstische religie met een eigen karakter. Zij omvat nu 5 procent van de Nederlandse bevolking en het ziet er naar uit dat zij hier altijd de religie van een minderheid zal blijven. Evenals in het christendom doen zich in de islam afvalligheid en een groei van | |
[pagina 23]
| |
vrijzinnigheid voor. Veel moslims in dit land gedragen zich steeds meer op dezelfde manieren als andere Nederlanders. Dit alles levert tot nu toe weinig steun op voor Vestdijks verwachting dat het christendom op den duur wordt vervangen door een mystieksociale religie in de trant van het boeddhisme of een sterk Aziatisch beïnvloede religie van psychologisch-symbolische aard. Van een sterke beïnvloeding door Azië zijn nog weinig bewijzen geleverd. Wel zou men de term psychologisch-symbolisch die Vestdijk gebruikt op New Age kunnen toepassen. | |
SlotopmerkingenVestdijk was naast een groot schrijver ook een diepzinnig denker. Het bewijst opnieuw zijn denkkracht en voorstellingsvermogen dat de drie mogelijkheden die hij formuleerde nog steeds zinvol als een kader voor het analyseren van ontwikkelingen in de religie en in het bijzonder in het christendom kunnen functioneren. Zijn veronderstellingen zijn niet altijd houdbaar, maar wel herkenbaar. Dat Vestdijks verwachtingen - of wensen - tot op heden maar zeer gedeeltelijk zijn uitgekomen, valt deels te verklaren uit het feit dat zijn boek, zoals de ondertitel uitdrukkelijk aangeeft, een essay is. Het is speculatief, niet-empirisch, bovendien meer psychologisch dan sociaalwetenschappelijk. De vraag van Vestdijk wat er voor het christendom in de plaats komt, is belangrijk, omdat het christendom eeuwenlang een grote invloed op de cultuur en de samenleving heeft gehad. Een mogelijke opvolger die Vestdijk niet uitdrukkelijk noemt, zou het humanisme kunnen zijn, althans voorzover het om de ethiek gaat. Maar het Humanistisch Verbond telt niet meer dan ongeveer tienduizend leden. Daarbij moet wel aangetekend worden dat het aantal mensen met humanistische opvattingen in Nederland ongeveer 28 procent van de bevolking is. Een andere mogelijke opvolger van het christendom, die Vestdijk ook niet noemt, is het nihilisme, dat waarden en normen verwerpt en ook ‘nietsisme’ kan worden genoemd. Mensen met een niet-religieuze en tegelijk niethumanistische levensbeschouwing hebben veelal een nihilistische kijk op het leven. Zij vormen 18 procent van de Nederlandse bevolking. Deze mensen zijn vatbaar voor extreme opvattingen en gedragingen, ook op het gebied van de politiek. Vaak neemt het nihilisme de vorm aan van een gedeeltelijk of partieel nihilisme. Daarbij wordt één bepaalde waarde, zoals de natie, macht geld of eer, verafgood en worden veel waarden en normen verworpen. De gevolgen daarvan kunnen we dagelijks waarnemen, ondermeer in de vorm van ongeremd nationalisme, machtspolitiek, kapitalisme en vreemdelingenhaat. Vestdijk verwachtte dat de religie in het algemeen niet zal verdwijnen. Op het christendom had hij veel kritiek maar hij toonde er uiteindelijk ook respect voor. Over zijn verwachting dat het christendom hoe dan ook zal verdwijnen, zegt hij dat daarbij een gevoel van spijt op zijn plaats is. Er gaat iets onvervangbaars voor de mensheid verloren. ‘Ons mensen [...] past altijd nog wel enige dankbaarheid aan een godsdienst die ons opgevoed heeft tot wat wij zijn’, zegt hij. Het is, denk ik, in de geest van Vestdijk om te zeggen dat, als wij het respect en de verdraagzaamheid ten opzichte van religies - inclusief de islam - en hun aanhangers kwijt raken, er iets onvervangbaars voor de mensheid verloren gaat. Politici, journalisten en wij allen zouden aan dit element uit het geestelijk erfgoed van Vestdijk meer aandacht moeten geven dan nu vaak het geval is. |
|