[Nummer 114]
Hank Ort
Redactioneel
Na een langdurig ziekbed overleed op 24 oktober Ria Albers, vanaf het begin in 1972 groot inspirator van de Vestdijkkring. Haar verlies is een zware slag voor ons. Ze zal voor altijd verbonden blijven aan de Kring. Zo was zij ook in onze gedachten tijdens het succesvolle symposium op 31 oktober in de Openbare Bibliotheek Amsterdam over Vestdijks De toekomst der religie. De volgende Kroniek wordt een themanummer over dat onderwerp.
Het hoogtepunt van de voorliggende Kroniek vormen acht niet eerder gepubliceerde brieven die Vestdijk schreef aan Henriëtte van Eyk tussen 13 januari en 7 maart 1948. De brieven zijn bezorgd door Wim Hazeu en vormen een vervolg op de bundel Wij zijn van elkaar die een eerste selectie uit de briefwisseling bevatte. De publicatie van vervolgdelen is op korte termijn niet te verwachten, maar de uitgever en de erven gaven Wim Hazeu toestemming voor het maken van een exclusief vervolg in de Vestdijkkroniek. Net als bij de eerder gepubliceerde brieven, gaat het hier om zeer persoonlijk materiaal, dat ook weer interessant licht werpt op Vestdijks manier van werken.
In deze periode was hij bezig met Het wezen van de angste en zette hij met Van Eyk Avontuur met Titia in de steigers. De redactie is zeer verheugd weer oorspronkelijk Vestdijkmateriaal te kunnen bieden en bij te dragen aan het ontsluiten van een van de belangrijkste nog niet openbare bronnen.
De Ina Damman-prijs voor de beste studie over het werk van Simon Vestdijk ging in 2008 naar Susanne van Neerbos. Zij voltooide in 2007 haar master Nederlandse literatuur met een scriptie over het schuldthema in De nadagen van Pilatus en De held van Temesa. In haar elegante essay ‘Pilatus de escapist’ grijpt ze terug op haar studie voor een scherpe en heldere analyse van de motieven in De nadagen van Pilatus.
Chronologisch komen we daarna in oorlogstijd terecht. In een eerder in het Frans verschenen essay vergelijkt Kees Snoek twee romans die verschenen tijdens de oorlog: Rumeiland (verschenen in 1940) en Ierse nachten (verschenen in 1944). Hij komt tot de conclusie dat Rumeiland, in weerwil van de kritiek van Theun de Vries wel degelijk ook als sociale roman gezien kan worden, met interessante kiemcellen voor Ierse nachten (een uitstekende sociale roman volgens De Vries).
Jeroen Dewulf schrijft over de clandestiene literatuur in Nederland in de periode 1940-'45. Hij ziet als grootste verdienste van deze literatuur dat het vertrouwen in het geschreven woord bewaard bleef. Vestdijk heeft daar belangrijk aan bijgedragen door, deels ook clandestien, te blijven publiceren. Het gedicht ‘De doode zwanen’ schreef Vestdijk bijvoorbeeld in 1942, tijdens zijn internering te St. Michielsgestel. Dat gedicht vertoont opvallende inhoudelijke overeenkomst met de houtsnede ‘Dag en nacht’ van M.C. Escher uit 1938. Wim Hazeu noemt Escher in de Vestdijkbiografie tweemaal, en Vestdijk in de Escherbiografie zesmaal. Beide heren werden in 1898 in Friesland geboren, maar kenden elkaar volgens biograaf Hazeu niet. Kende Vestdijk de houtsnede wel? Oordeel zelf op pagina 50.
Zaterdag 28 maart 2009 vond de Algemene Ledenvergadering 2009 van de Vestdijkkring plaats in de Vestdijkzaal van de Openbare Bibliotheek van Amsterdam op het Oosterdokseiland. Met circa vijftien leden en een vrijwel voltallig bestuur was de vergadering goed bezocht. Bij die gelegenheid hield Kees 't Hart een lezing over de totstandkoming