Vestdijkkroniek. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
[pagina 72]
| |
Het voorstel voor een symposium over De toekomst der religie zoals gepubliceerd in de Vestdijkkroniek #113 heeft resultaat gehad! Besloten is om dit symposium op 31 oktober a.s. te laten plaatsvinden. Ter voorbereiding hierop is het goed wat langer stil te staan bij deze omvangrijke studie van Vestdijk die in het oorlogsjaar 1943 geschreven werd en voor het eerst verscheen in 1947. Al gauw bracht het literaire essay een storm van vooral kritische reacties teweeg. Zo waren er ‘onbehouwen en onwaarachtige aanvallen’, die volgens Sierksma ‘zeer bewust bij het publiek de indruk (wilden) wekken, dat Vestdijk een onverantwoordelijk individu is (..)’.Ga naar voetnoot1 Ten slotte zal ik de inleiders en de dagvoorzitter die hun medewerking hebben toegezegd, kort aan de lezer voorstellen. Het gedetailleerde programma van het symposium zal t.z.t. verschijnen op de website van de Vestdijkkring. | |
ReceptieVestdijk schreef een achttal lezingen over religie voor zijn voormalige metgezellen in Beekvliet in St. Michielsgestel. In een brief aan de dichter Marja schreef Vestdijk dat ‘...de tendens, zoal niet anti-christelijk, dan toch sterk antidogmatisch en anti-metafysisch is’.Ga naar voetnoot2 Tot de voordracht van de lezingen is het slechts gedeeltelijk gekomen; na twee lezingen werd de cyclus al gestopt. Onder andere omdat de geschoolde theologen wegbleven. Zij uitten kritiek dat de lezingen ‘niets nieuws’ brachten en inhoudelijk ‘al lang weerlegd’ waren.Ga naar voetnoot3 Later voegde Vestdijk er nog een lezing aan toe en deze werden als negen hoofdstukken gepubliceerd in 1947 onder de titel De toekomst der religie. Vestdijks vrijmoedige behandeling van religie viel lang niet overal in goede aarde en de auteur had religieus al een reputatie verworven met zijn romans Het vijfde zegel, De nadagen van Pilatus en De Vuuraanbidders. Vooral theologen van protestantse huize reageerden fel en afwijzend op de toekomstvisie, al was er geen sprake van ‘een fatwa’ zoals Salman Rushdie later is overkomen naar aanleiding van De Duivelsverzen. De bekende theoloog K.H. Miskotte onderscheidde zich in de discussie, die van zijn kant vooral theologisch gekleurd was, terwijl het betoog van Vestdijk veelal een psychologisch vertrekpunt had. Met Freud ziet Vestdijk alle religie als een projectie. Hij onderscheidt drie religieuze types: het metafysische, het sociale en het mystiek-introspectieve. Het gaat hier om religieuze ervaringen met de blik naar boven, naar opzij, naar binnen.Ga naar voetnoot4 Wat de toekomst betreft zal, ja moet religie voort blijven bestaan. Enerzijds omdat volgens Vestdijk geen mens zonder religie is door het ‘streven naar duurzaam geestelijk geluk’, anderzijds omdat ‘eenwording met het ideaal van een volmaakte mens of mensheid’ een vorm is van ‘ethische hygiëne’.Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 73]
| |
De uitgave uit 1947
De voorkeur van Vestdijk zelf gaat uit naar het mystiek-introspectieve type. Persoonlijke voorkeur en verwachting vallen bij Vestdijk wel een beetje samen. Sierksma, Hartkamp en Schouten hebben op het ‘persoonlijk karakter’ van De toekomst der Religie gewezen.Ga naar voetnoot6 Zo veronderstelt Schouten dat een ‘persoonlijke worsteling met het bestaan’ en ‘innerlijke problematiek’ het voornaamste motief vormen voor het schrijven van De toekomst der religie.Ga naar voetnoot7 Geheel toevallig zal het niet zijn dat de laatste roman die van de hand van Vestdijk in 1970 verscheen, gaat over Het proces van Meester Eckhart. De middeleeuwse mysticus Eckhart moet zich voor de inquisitie verantwoorden omdat zijn leer neigt naar een gelijkwaardigheid van God en mens, zo niet naar een opgaan van God in de mens of in al het bestaande. In zijn roman De Vuuraanbidders, dat in hetzelfde jaar verscheen als De toekomst der religie had Vestdijk fictioneel afgerekend met het christendom in de hoofdpersoon van Gerard Criellaert die ‘van gomarist tot atheïst’ wordt.Ga naar voetnoot8 Op de titel die Maarten 't Hart aan zijn bespreking van De Vuuraanbidders gaf, valt wel iets af te dingen. Het slot van deze roman is beter als een vooruitwijzing te zien naar de opvattingen van Meester Eckhart. Criellaert zegt immers over God: ‘En wie mij zegt, dat het de stem van God is, [...], heb ik maar met éen gebaar te antwoorden: mijn wijzende hand op mijn eigen borst’.Ga naar voetnoot9 Vestdijk laat zijn hoofdpersoon naar binnen wijzen als ware het een verwijzing naar een meer verinnerlijkte religie. Het is alsof Criellaert wil zeggen: God zoek ik niet boven mij, maar zoek ik in mij. Is hier de metafysische God van het christendom (en mutatis mutandis van de islam) getransformeerd in een ego-god? Slaat ‘godsdienst’ om in ‘zelfvergoddelijking’? | |
De inleidersVoor het symposium zullen drie inleiders hun visie geven op de betekenis van De toekomst der religie in deze tijd. Bij het uitnodigen van de inleiders is gekozen voor een drietal invalshoeken, te weten de ontwikkeling van het christendom, herkenbaarheid van de religieuze typologie van Vestdijk in deze tijd, en de ontwikkeling van alternatieven voor het christendom in de westerse samenleving. | |
[pagina 74]
| |
Andries Hoogerwerf, emeritus hoogleraar politicologie (Universiteit Twente) en lid van de Protestantse Kerk in Nederland refereert in zijn boek over De toekomst van het christendom aan de visie van Vestdijk.Ga naar voetnoot10 Hij noemt het boek van Vestdijk ‘baanbrekend’ en vat de toekomstverwachting aldus samenGa naar voetnoot11: ‘Met het oog op de toekomst van de religie onderscheidt Vestdijk drie mogelijkheden. Zij kunnen ook naast elkaar of in combinatie verwezenlijkt worden. De eerste mogelijkheid is dat de sociale religie op den duur de overhand krijgt. Deze mogelijkheid, die al bespeurbaar is in een groeiend collectivisme en een veranderende houding tegenover bezit en arbeid, maakt volgens Vestdijk de meeste kans te worden verwezenlijkt. De tweede mogelijkheid is dat het christendom zich handhaaft en verder evolueert. Deze mogelijkheid heeft volgens Vestdijk alleen kans in een tijdsbestek van enkele eeuwen. Op de lange duur zal het christendom verdwijnen. Onder druk van binnenkomende Aziatische gedachten zal het christendom water in de wijn moeten doen. De derde mogelijkheid, die Vestdijk persoonlijk het meest wenselijk lijkt, is dat naast de sociale oplossing ook de mystiek-introspectieve oplossing aan bod komt. Dit betekent dat het christendom op den duur wordt vervangen door een mystiek-sociale religie in de trant van het boeddhisme of door een sterk Aziatisch beïnvloede religie van psychologischsymbolische aard.’ Vervolgens wijst Hoogerwerf erop dat de ‘niet-christen’ Vestdijk niet staat te juichen bij het verdwijnen van het christendom: ‘Toch is volgens Vestdijk eerder een gevoel van spijt op zijn plaats. Er gaat iets onvervangbaars voor de mensheid verloren. “Ons mensen van heden, ook wanneer wij ons “anti-christenen” mogen noemen, past altijd nog wel enige dankbaarheid aan een godsdienst die ons opgevoed heeft tot wat wij zijn”.’ Aan Hoogerwerf is gevraagd de drie mogelijkheden nog eens door ‘de bril van het heden’ te bezien en met name in te gaan op de toekomst van de religies die gebaseerd zijn op een metafysische God.
Sneeuweieren is de debuutroman van Ricus van de Coevering.Ga naar voetnoot12 De auteur heeft zich erover verbaasd dat in de kritieken de aandacht vooral is uitgegaan naar het plattelandsdecor (een Brabants dorp) en niet naar de religieuze component waarin het verhaal zich afspeelt.Ga naar voetnoot13 Tijdens het schrijven van deze roman heeft hij zich laten inspireren door De toekomst der religie. Van de Coevering plaatst de religieuze typen en hun vermogen tot integratie naar deze tijd. Hij kiest voor de karaktertekening van zijn personages een procédé, dat verwant is aan wat Vestdijk zelf in zijn romans heeft gedaan. Zoals Vestdijk de astrologie gebruikte bij het uitwerken van de karakters van zijn personages, zo gebruikt Van de Coevering de religieuze typologie uit de Toekomst der religie om zijn personages te karakteriseren. Hierover merkt de schrijver opGa naar voetnoot14: ‘Via zulke research ben ik ook in staat geweest om bijvoorbeeld de religieuze kant van de karakters uit Sneeuweieren uit te werken. Ik was al | |
[pagina 75]
| |
behoorlijk ver met het schrijven van het boek gevorderd, toen ik me begon af te vragen wat nu werkelijk het houvast van de personen was die ik op papier had gecreëerd. Toen stuitte ik op een essay van Simon Vestdijk, genaamd De toekomst der religie, waarin hij [...] drie verschillende religieuze menstypen typeert. Die drie mensentypen bleken zo overeen te komen met de karakters uit Sneeuweieren dat ik ze bewust ben gaan hanteren in de verdere uitwerking van de karakters’. Inderdaad herkennen we in Olga het metafysische type voor wie ‘alles is voorzien’; in het kruidenvrouwtje komt het mystieke type naar voren dat het aardse lijden via innerlijk evenwicht tracht op te heffen en echtgenoot Harm staat voor het naar buitengerichte (sociale) type die geheel opgaat in het bewerkstelligen van zijn geluk door keihard te werken voor zijn eierboerderij. Het drama voltrekt zich aan de geadopteerde zoon David die zoekende is. Olga en Harm vervreemden van elkaar. Hun beider toekomst lijkt zonder toekomst...of houdt de vergelijking met Vestdijk hier toch op?
De godsdienstwetenschapper en historicus Hans van de Breevaart promoveerde in 2005 op de polemiek rond De toekomst der religie.Ga naar voetnoot15 Volgens Van de Breevaart is de polemiek een door intellectuelen gehanteerde methode om hun autoriteit te verdedigen of te bevestigen. Het wordt vooral ingezet bij reële of imaginaire bedreigingen in de publieke sfeer. Standpunten die verdedigd worden hebben ook te maken met de (sociale) positie van de deelnemers aan het debat. Interessant zou zijn een vergelijking te maken tussen de reactie op Vesdijk's De toekomst der religie en Salman Rushdie's De Duivelsverzen. Persoonlijk acht Van de Breevaart het ‘nog te vroeg om het christendom af te schrijven’.Ga naar voetnoot16 Eenvoudig omdat er zich nog geen goede alternatieven hebben aangediend die overeenkomen met Vestdijk's idealen. Noch in de doorbraak-socialisten, noch in de soloreligieuzen ziet Van de Breevaart de ‘wegbereiders’ van de religieuze toekomst zoals Vestdijk deze voor ogen stond, bestaande uit introspectieve boeddhisten en pedagogische leidslieden. Hierover schrijft hij het volgende: ‘Ze staan van nature argwanend tegenover georganiseerde vormen van godsdienst. Samen met de aartsvaders van het Nederlandse atheïsme als W.F. Hermans, Karel van het Reve en Rudy Kousbroek (met Herman Philipse eventueel als nakomertje) wisten zij zich ooit te ontworstelen aan het burgerlijk christendom. [...] Opvallend is dat het hier zowel theologen als literatoren zijn die een baanbrekende rol spelen. Beperkte het verschijnsel buitenkerkelijke religieuzen zich aanvankelijk tot een enkele vrijzinnige, met P. Smits (“geef mijn portie maar aan fikkie”) als bekendste voorbeeld. Tegenwoordig kan ook een ex-gereformeerde als H.M. Kuitert (“goden zijn zoekplaatjes”) ertoe worden gerekend. En schrijvers als Frans Kellendonk (Mystiek lichaam), C.O. Jellema (“het uitblijvend antwoord”) en, recent nog, Jan Oegema (“verlost van zelfgeschapen demonen”) bekeerden zich eveneens tot de soloreligieuze trend van tegenwoordig.’
Het symposium zal worden voorgezeten door Jaap Goedegebuure, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van | |
[pagina 76]
| |
Leiden. Bij Goedegebuure leeft een sterke belangstelling voor wat hij Het mytisch substraatGa naar voetnoot17 van de literatuur noemt. Aloude mythen en bijbelverhalen vormen het patroon waarop in de moderne literatuur steeds wordt gevarieerd. Hij noemt dit ‘a great chain of telling and writing’. In zijn oratie licht de Leidse hoogleraar dit toe aan de hand van Karakter van Bordewijk. Literaire beroepsinterpreten herkennen dit wel op verhaalniveau, maar toch ontgaat hen de diepere religieuze betekenis ervan of erger: zij willen die niet zien. Hierover is Goedegebuure het volgende opgevallenGa naar voetnoot18: ‘Jarenlang is door de literatuurcritici en aan de universiteit werkzame neerlandici de indruk gewekt als zouden de Nederlandse letteren van de twintigste eeuw vrijgemaakt zijn, van religie wel te verstaan. Uitgesproken protestantse en katholieke auteurs krijgen in literatuurgeschiedenissen stelselmatig een plaatsje aan de periferie toegewezen. Gecanoniseerde oeuvres worden zoveel mogelijk van een christelijke inslag ontdaan.’ De weerstand om het religieuze element in de literatuur recht te doen, is in de vorige eeuw steeds sterker geworden en wat dat betreft hebben de Forum-auteurs Du Perron en Ter Braak ‘school gemaakt’. Vestdijk noemt hij hierbij niet. Goedegebuure staat onderwijs voor dat uitgaat van ‘het intertekstuele lezen’ d.w.z. het lezen waarin de alleroudste verhalen meehelpen om meer betekenis te verschaffen. Daarbij staat hij een nauwe samenwerking voor met de faculteiten Godgeleerdheid en Wijsbegeerte. Verschillende publicaties van Goedegebuure gaan over de relatie bijbel en literatuur.Ga naar voetnoot19 De voorkeur van Goedegebuure voor literatuur ‘in een bezield verband’ is al langer bekend, getuige zijn proefschrift over MarsmanGa naar voetnoot20 over wie hij ook een biografie schreef. Zijn belangstelling gaat wat de Nederlandse literatuur betreft uit naar auteurs uit het interbellum in het bijzonder naar Du Perron en Ter Braak, al zet hij zich nu tegen hen af.Ga naar voetnoot21 Met Vestdijk heeft Goedegebuure een fascinatie gemeen voor de mysticus Eckhart. |
|