Dankwoord Susanne van Neerbos winnares Ina Damman-prijs 2008
Goedemiddag dames en heren. Allereerst wil ik natuurlijk de jury bedanken voor dit eerbetoon. Ik vind het echt ontzettend leuk dat ik hier mag staan, zeker omdat mijn scriptie ruim anderhalf jaar geleden al is afgerond! En ik had ook graag de begeleider van mijn eindscriptie, doctor Hans Anten, bedankt voor het mede tot stand brengen van mijn thesis, maar helaas kon hij hier vandaag niet aanwezig zijn.
Bij de buluitreiking die op mijn scriptie volgde, sprak Hans Anten onder meer: ‘Jij hebt, Susanne, met te kiezen voor nota bene twee historische romans van Vestdijk als onderwerp van jouw masterscriptie een nogal tegendraadse, onmodieuze keuze gemaakt, en dat getuigt van een aangename eigenzinnigheid.’
‘Aangename eigenzinnigheid’: ik waardeer deze positieve uitspraak, thuis noemen ze me gewoon een ‘eigenwijs stuk vreten’!
Maar dat terzijde.
In dit korte dankwoord zou ik liever niet inhoudelijk op mijn scriptie ingaan. U kunt het werkstuk allemaal lezen (het is op internet te vinden) en bovendien zal ik een artikel schrijven voor de Vestdijkkroniek, waarin veel van de bevindingen uit mijn onderzoek ook aan de orde zullen komen. Daarnaast wil ik mijn keuze voor de auteur Vestdijk hier buiten beschouwing laten, niet in de laatste plaats omdat ik me in een publiek bevind dat zijn kwaliteit natuurlijk volledig erkent. Nee, wellicht is het aardig om dit moment te gebruiken om iets te zeggen over mijn reden voor het thema van mijn scriptie.
Mede doordat er eind 2006 al zo vreselijk veel over Vestdijk geschreven was, heeft het wel even geduurd voordat ik een geschikt onderwerp vond voor mijn masterthesis, maar uiteindelijk heb ik gekozen voor de aspecten schuld, schuldgevoel en de uitwerking van beide op het geweten van de hoofdpersonages.
Waarom dit onderwerp? Ik heb de schuld altijd wel een interessante kwestie gevonden. Ter illustratie zou ik graag een persoonlijke ervaring met u willen delen. Als jong meisje paste ik veel op kinderen uit de buurt. Zo was er de zevenjarige Erik, een erg zacht, rustig jongetje, in mijn herinnering altijd in bloesje en spencertje. Omdat ik hele dagen alleen was met Erik, gingen we voor de afwisseling wel eens naar het buurtwinkeltje. Na het afrekenen liep ik op een dag met hem naar buiten, toen ik hem ineens zag spelen met een wuppie (misschien weet u wat dat is: zo'n gekleurd, pluizig bolletje met rollende oogjes en voetjes erop geplakt). Ik herinnerde me niet dat hij het beestje al bij zich had toen we naar binnen liepen en ik vroeg hem hoe hij eraan kwam. Na een kort en simpel onderzoek bleek dat de wuppie van een shampooflacon afkomstig was. Met zo'n plastic lusje zaten ze aan de halsjes van de flessen bevestigd, dus je kon ze er gemakkelijk afhalen. Ik zei hem dat je alleen zo'n beestje krijgt als je een dergelijke fles shampoo afrekent, en aan zijn gezicht zag ik dat dat niet echt nieuws voor hem was.
Later vroeg ik me af waarom hij zo opzichtig met het ding had lopen spelen toen we de winkel verlieten. Hij had het namelijk echt op ooghoogte bestudeerd. Zijn daad had gemakkelijk opgemerkt kunnen worden door de caissière. U zult misschien denken: kinderen zijn dromerig, maar Erik was heel nuchter en