vingertoppen romanschrijver en ook nog filosoof. Voor zijn schrijven heeft hij teruggetrokkenheid nodig, elke afleiding kan fataal zijn. Doorn en Ans Koster garanderen de isolatie en stilte. Hij acht eigenlijk ‘Amsterdam’ een bedreiging van zijn schrijverschap.
Koster en kunstenaarschap - het zijn twee onoplosbare problemen. Er is nog een derde probleem: de depressies waaraan Vestdijk geregeld leidt en die hem voor de buitenwereld nagenoeg onbereikbaar maken. Simon ligt in het duister in Doorn, Henriëtte wacht en waakt bijna bevend in Amsterdam.
In de eerste maanden zijn de brieven van Vestdijk heel talrijk en ook vaak heel lang. Hij poogt, wat hij gewoon was, schrijvend helderheid te scheppen. Dat heeft tot gevolg dat Van Eyk een soort essays (met voor Vestdijk typische stijlkenmerken) in de bus krijgt. Pogingen tot verklaring leiden zelden tot een oplossing. Hier ook niet. Het geheel is pijnlijk om te lezen: om het verdriet van Van Eyk, om het krampachtig pogen van Vestdijk om zichzelf te verklaren, een verheldering die ondanks het persoonlijk karakter toch algemene trekken vertoont, gevolg van het schrijverschap van Vestdijk, dat hem ook hier tot in zijn vingertoppen beheerst.
De onmogelijkheden maken de brieven uit de eerste paar maanden tragisch. Als er een modus gevonden lijkt - met altijd alarmsignalen op de achtergrond - worden Vestdijks brieven korter, minder expliciet. Hij wordt een aardig soort babbelaar met het cliché als de grootste liefdesbetuiging.
Ik moet bekennen dat met het voorbijgaan van de grootste problemen de brieven aanmerkelijk minder interessant worden. Vestdijk houdt zijn geliefde nauwkeurig op de hoogte zowel van de problemen rond zijn huis als die rond zijn kunstgebit. Overbodige en onsmakelijke prietpraat.
Het boeiendst in de latere brieven zijn de passages over het werk in uitvoering. We maken de voltooiing van De redding van Fré Bolderhey mee (er wordt heel zwaar aan het einde gewerkt), Vestdijk beschrijft de vorderingen van een studie die uiteindelijk Het wezen van de angst zou worden, hij schrijft in een razend tempo en met een lichte balorigheid Bevrijdingsfeest.
Zijn productiesnelheid was bekend, maar elke keer verbijstert die. Er verschijnen meer boeken dan die hij in '46 en '47 voltooide; wat hij in de oorlog had geschreven wordt geleidelijk gepubliceerd, waaronder De toekomst der religie, De vuuraanbidders, Ivoren wachters, alle meesterwerken. Het schrijven lijkt een dag- en nachttaak, waardoor het onderhouden van de relatie onvermijdelijk het karakter van een vrijetijdsbesteding krijgt.
De allermooiste brief is van Henriëtte van Eyk. Ze schreef hem in augustus 1946. Dit is het begin:
‘Liefste Simon, wat is dit allemaal? Ik ben zoo vreselijk alleen en verdrietig en begrijp je niet meer. Ik wil je rust niet verstoren en niet je inspiratie breken, maar ik kan, bij God ik kan zoo niet verder leven. Ik mis je zòò verschrikkelijk. En je brieven helpen me niet, zooals vroeger. Ze zijn zo koud.’
Het antwoord levert weinig op. Het einde, als reactie op zoveel verdriet, is verbijsterend. Vestdijk was geen groot trooster, zacht gezegd: ‘Cheer up! Ga eens een borrel drinken, ga eens iemand op de Koepel (een sociëteit, F.) in zijn gezicht hoonen. Pitlo b.v. Een zoen van je Simon.’
Wat moet Henriëtte van hem hebben gehouden, dat ze geen moord en brand heeft begaan.