Vestdijkkroniek. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
Mijn eerste woord is natuurlijk een woord van dank dat uitgaat naar de Voorzitter en de leden van de jury. Ik ben de jury zeer erkentelijk voor het toekennen van de Ina Dammenprijs omdat hier, en dat is de eerste keer, een andere Vestdijk voor het voetlicht mag treden. Vestdijk-in-het-Frans. Bekend en toch onbekend. Ik ben hier slechts een bemiddelaar. Een bemiddelaar heb je alleen nodig als er spannigen onstaan en problemen onoplosbaar lijken. Maar voordat ik daar iets meer over vertel, zou ik graag met een paar steeds terugkerende vragen willen beginnen. Waarom vertalen? Ieder cultuur is een sluitend geheel, een wereld op zich waar niets aan ontgaat en die aan de meest innige ervaring vorm geeft. Toch blijkt het soms mogelijk om twee werelden in zich te dragen, werelden die elkaar uitsluiten en toch samen een nieuw geheel vormen. Die ervaring is op zich niet zo bijzonder, maar laat zich moeilijk ontleden. Er bestaat namelijk geen neutrale positie. Vertalen is een middel om verschillen in kaart te brengen, tegenstellingen te interpreteren en uiteindelijk tot een soort eenheid te komen. Vertalen is niet de enige manier om in die richting te werken. Het heeft wel een bijzondere eigenschap: het maakt het mogelijk om het ontstaan van betekenis als het ware in slow motion te volgen. Dat is ook nodig want de vertaler is, als tussenpersoon, altijd verdacht en moet zich steeds kunnen rechtvaardigen. Waarom De redding van Fré Bolderhey? Dat boek heeft mij van jongs af aan gefascineerd. Het is als een compact blok waarin je van alles ziet gebeuren zonder dat je werkelijk toegang krijgt tot de inhoud. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat je de roman ondergaat zonder dat er een werkelijke identificatie mogelijk is. Waarom heet het boek Un fou chasse l'autre in het Frans? Het heeft inderdaad weinig te maken met de originele titel. De gewone vertaling ‘Le salut de Fré Bolderhey’ heeft twee nadelen: ten eerste wordt in het Frans ‘salut’ vooral als een godsdienst begrip gelezen; en, ten tweede, loopt de naam Fré Bolderhey niet goed in het Frans. Als je een naam niet goed kunt uitspreken, kan je hem ook niet goed onthouden. Voor de publicatie heb ik naar aanleiding van Vestdijks roman een artikelGa naar voetnoot1 geschreven over schizofrenie en literatuur. Frankrijk heeft op dat gebied een lange traditie. Over het gebruik van hasj als geneesmiddel citeer ik Baudelaire die in 1851 afwijzend schrijft: ‘Le fou qui prend du haschich contracte une folie qui chasse l'autre’ maar de ware ziekte komt daarna meteen weer terug. ‘Une folie qui chasse l'autre’ is dus Un fou chasse l'autre geworden (er bestaat ook de vaste uitdrukking: ‘Un clou chasse l'autre’ die zoveel betekent als ‘één persoon vervangt de andere zodat niemand de eerste mist’). De Franse titel betekent dus én: ‘de ene gek zit de andere achterna’, én ‘de ene gek komt in de plaats van de andere’. Dat past dus buitengewoon goed bij de roman. Ik zeg dat des te gemakkelijker omdat het een idee is van de uitgever. | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
Hoe zit dat nu met die Franse Vestdijk? Het is de schrijver van 6 boeken: L'ami brun, La vie passionnée du Gréco, L'île au rhum, Les voyageurs, Le jardin de cuivre, Un fou chasse l'autre. De publicatie van deze titels komt overeen met twee duidelijke fasen:
Deze ontwikkeling heeft te maken met een opleving van de belangstelling voor de Nederlandse literatuur sinds een jaar of vijftien: Frankrijk verandert, maar Nederland ook. Interesse voor wat er hier te lande gebeurt is in Frankrijk een oud gegeven: Corneille en Racine kende Daniel Heinsius van buiten - maar dat ging natuurlijk via het latijn. Kinkers inleiding tot de filosofie van Kant werd al in 1801 vertaald en zeer gewaardeerd. Max Havelaar bereikt het Franse publiek in 1876 en de eerste vertaling van Couperus, Majesteit, reeds in 1898. Frankrijk subsidieert ook vertalingen naar het Frans toe en organiseert ieder jaar sinds 1987 een serie evenementen om een buitenlandse literatuur meer bekendheid te geven. In novembre 2006 is dat Nieuw-Zeeland. Nederland was in 1994 aan de beurt. De oprichter en tot voor kort directeur van Phébus, Jean-Pierre Sicre, heeft toen een conferentie over Vestdijk gegeven. In Nederland loopt de ontwikkeling heel anders. Het is een moeilijke start geweest. Niet zo lang geleden was de raad die Staring rond 1820 ‘Aan een schrijver’Ga naar voetnoot6 gaf nog zeer toepasselijk: Het strekke uw moed ten spoor, doch mag uw Kroon niet wezen: Deze literaire schroom is later ingevuld met het idee dat 1) de Nederlandse leefwereld te appart is om buiten de grenzen begrepen te worden; en 2) dat de taal zo eigen is dat vertalen eigenlijk onmogelijk is. Steevast wordt dan als bewijs het woord ‘gezellig’ aangevoerd, een begrip dat men nergens anders zou kennen. Vertalingen van Nederlands werk wordt sinds eind jaren zestig door de overheid gesteund. Met de oprichting van het Nederlands Literair Productie en Vertalingen Fonds in 1991 wil het land zich internationaal anders profileren.Ga naar voetnoot7 En met succes. Deze gunstige ontwikkeling zal uiteindelijk ook een positive invloed krijgen op het vertalen zelf. De vele nieuwe titels die gebracht worden wekken in Frankrijk steeds meer de indruk dat men met een literatuur te maken heeft en niet alleen met wat losse werken. Het vertalen van klassieke teksten, van auteurs die geen plaats | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
krijgen in de Frankfurter Buchmesse, zou daarom niet alleen belangrijk zijn op zich, maar ook als een investering. Op die manier wordt een nieuw en meer belezen publiek aangekweekt dat de recente schrijvers beter zal ontvangen en begrijpen. Ondertussen blijft het bemiddelen tussen twee literaturen die met tegenovergestelde beginselen behept zijn. Voor Frankrijk staan taal en literatuur altijd centraal. Ze zijn nauw verweven met het onstaan van de Staat. Frans komt dan ook niet voort uit een dialect, maar is het taalgebruik van een uiterst select groepje: de koning en een uitgelezen deel van het hof. De in 1635 opgerichte Académie française is dan ook niet een clubje specialisten - want specialisten zijn nu eenmaal niet te vertrouwen. Taal en letteren stonden zodoende onder toezicht van leken. De taal van de koning was de taal van alle Fransen en moest dus algemeen zijn, vrij van particuliere trekjes. Het was in de middeleeuwen ook een politieke norm, tegen het latijn van de Kerk gericht. De Franse revolutie heeft op dat gebied hetzelfde beleid doorgevoerd, maar dan drastischer. En de republiek later ook. De taal- en letterenpolitiek is dus sinds ruim 8 eeuwen nagenoeg onveranderd gebleven. Nu is het precies het particuliere dat in Nederland zo worden gewaardeerd. Frans werkt met categorieën, Nederlands met voorbeelden. Dat is ook typisch Vestdijk. Zien is weten. Details uitwerken is begrijpen. Daarom hebben de verwrongen beelden van de aan schizofrenie lijdende Eddie zo'n ingrijpend effect. Voor de Fransen daarintegen schuilt er altijd bedrog in wat je ziet. Descartes heeft dat ook nog eens duidelijk bewezen. Geen extatische Nescio, geen stamelende Gorter - en trouwens ook geen Lucebert. En Vestdijk dan? Hoe vindt Vestdijk nu toegang tot de Franse verbeelding? De kern van de moeilijkheid ligt bij de structuur van de beelden. Wat eraan vooraf gaat valt globaal onder terminologie. Woorden, uitdrukkingen, begrippen vinden meestal een oplossing op rationele grond. Dat wat de beelden overkoepelt heeft te maken met de compositie van het werk en wordt de vertaler bijna helemaal gegeven. De redding van Fré Bolderhey is het verhaal van de jonge Eddie Wesseling die zo onder de indruk is van zijn neef Fré, een schizofreen, dat hij besluit hem te redden; Fré kan immers niet genezen worden. Door die nauwe relatie raakt Eddie geleidelijk in de ban van de ziekte, begint te hallucineren en wordt tenslotte zelf schizofreen. Het traditionele kader van de roman zet de lezer op het verkeerde been. Er zijn natuurlijk aperte hallucinaties, maar wanneer je probeert na te gaan waar ze beginnen dan lukt dat meestal niet. Zelfs het meisje Cecily die van begin tot einde aanwezig is, lijkt achteraf geheel of gedeeltelijk verzonnen te zijn. De zo scherp getekende realiteit hangt als droog zand aan elkaar. En dan kom je tot de slotsom dat Eddie niet gek wórdt, maar al gek ís vanaf het begin - alleen weet hij nog niet, en de lezer ook niet. De spanning in de compositie ontstaat door het in elkaar grijpen van tegengestelde krachten. De hallucinaties van Eddie worden met een mathematische nauwkeurigheid afgeleid van een paar details die in het begin van het boek staan. Maar tegelijkertijd ontketent dat schijnbaar rationele proces een ongebreidelde woekering van voorstellingen waartegen geen enkele logica bestand is. Geweld, langs onnaspeurbare banen geleid, fascineert de lezer. De eerste stap om die spanning in het Frans over te brengen is het zoeken naar de bouwstenen zoals woorden en begrippen. | |||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||
- Soms klopt het precies. Voor aristoteleshert blijkt inderdaad de verouderde benaming ‘cerf d'Aristote’ te bestaan, zij het alleen in de Littré van 1872. - Voor sommige realia is een voetnoot de beste oplossing: de psychiatrische instelling Meerenberg, wajangpoppen, Jan Steen of Tollens. Anders dan vroeger maakt de lezer van een vertaling zich het vreemde tegenwoordig eigen. Het gevoel voor culturele relativiteit sijpelt langzaam door. Psychische of culturele categorieën komen niet altijd overeen. - Over het juiste toepassing van logica. Vestdijk schrijft: ‘Terwijl hij [Eddie], nagestaard door de buste zonder hoofd, de zoldertrap afliep, trachtte hij een keus te doen (...)’Ga naar voetnoot8: ‘nagestaard door de buste zonder hoofd’ wordt in het Nederlands synthetisch begrepen. Het blijft natuurlijk een beetje vreemd, maar niemand valt over het gegeven dat als er geen hoofd is, er geen ogen zijn en dan kan er ook niet gestaard worden. In het Frans wordt een dergelijke constructie meteen gezien als een denkfout - niet een vondst maar een fout. In de trant van: ‘De oude man liep in z'n eentje door het park met zijn handen op z'n rug en las de krant’Ga naar voetnoot9. Bij zoiets gaat ieder effect verloren. In plaats van een onmogelijke: ‘suivi du regard par le mannequin sans tête’ wordt het dus ‘surveillé par le mannequin sans tête’Ga naar voetnoot10. Bij surveiller komen de ogen niet noodzakkelijk te pas. - Een heel ander voorbeeld nu: Wanneer Eddie voor het eerst naar de stadsbibliotheek gaat krijgt hij te maken met een beambte die driemaal als de ‘Joodse dame’Ga naar voetnoot11, driemaal als de ‘Joodse assistente’Ga naar voetnoot12 wordt opgevoerd en later nog de ‘Jodin’Ga naar voetnoot13 wordt genoemd door Cecily. Dat komt vreemd over in het Frans omdat een dergelijke aanduiding heel ongebruikelijk is als hij geen duidelijke functie vervult in het verhaal. In Fré Bolderhey blijft het louter bij een aanwijzing zonder dat er verder op in wordt gegaan. Het is voor de Franse lezer geen categorie omdat de identiteit via een neutraal politiek stelsel loopt en niet bepaald wordt door eigenschappen van individuen of groepen. Het al of niet overeenkomen met een categorie bepaalt nu juist of iets gewoon is of niet, ongeacht de inhoud. Dat schema is ook in de literatuur opgenomen. De aanwezigheid van een Joodse assistente valt natuurlijk wel te rationaliseren via bv. stereotypen over de 17de eeuw die nog steeds werkzaam zijn. Het Joodse bruidje fungeert dus als een wegbereidster van de Joodse assistente.
De meeste typische en interessante moeilijkheden liggen op het raakvlak van taal en verbeelding. De literatuur bepaalt daar de inwerking van beide op elkaar. Hoe intuitief en spontaan een beeld ook mag zijn, zodra het tot het bewustzijn doordringt krijgt het een mededeelbare vorm die daarna volgens literaire structuren worden uitgewerkt. Vertalen heeft in de eerste plaats met die literaire vorm te maken, taalproblemen zijn daaraan ondergeschikt. Op de eerste bladzijde van de roman staat de volgende beschrijving: Het stadsbeeld was bijna groots te noemen die | |||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||
kant uit: zoveel rode steen tot etages opgestapeld, zoveel ruiten, waar men, op die afstand nog, pal tegenaan keek, ruiten die ijverig blikkerden van de zonsondergang, om verderop ineens blauw te worden uitgeblust tot droefgeestige ingekeerdheid; zo breed en blauw het zacht klotsende water, zo overzichtelijk glijdend de bocht van de rijweg, vlak achter de hoogwelvende brug, waar de huizenrij van de kade opnieuw begon met een smalle apotheek op de hoek.Ga naar voetnoot14 Eerste probleem voor de Franse lezer: om de ruimtewerking te begrijpen moet hij weten hoe een stad met concentrische grachten eruit ziet, anders is het niet te begrijpen hoe je op een grote afstand nog pal tegen de ruiten aankijkt en blijft de combinatie van kaden en bruggen totaal ondoorgrondelijk. Belangrijk is het basis ritme dat bepaald wordt door de herhaling van ‘zo’: ‘zoveel rode steen’; ‘zoveel ruiten’; ‘zo breed’ en ‘zo blauw’. Eddie woont in een dorp en brengt de zomervacantie door in de groot stad: hij kijkt dus met een bewondering en ontzag naar het stadsbeeld. Een letterlijke vertaling geeft: ‘Tant de briques rouges’; ‘tant de vitres’; ‘si large’ en ‘si bleue’. Er onstaat alleen geen beeld omdat de zinsdelen voor een Frans begrip onvolledig zijn. Het is net alsof er een conclusie wordt aangekondigd die nooit komt. En als uitroep voldoet het ook niet. Het ritme moet een andere basis krijgen: vier bij elkaar aansluitende begrippen: ‘infinité de briques rouges’ (oneindige hoeveelheid); ‘abondance de fenêtres’ (veelvuldigheid); ‘cette vaste étendue’ (weids) en ‘l'ample courbure’ (ruim). Puntkomma's ondersteunen de geleding die, vanwege het verschil in klemtoon, anders niet duidelijk genoeg is. Zo verandert niet het beeld, maar de stof waaruit het beeld is opgebouwd: de gevoelsmatige, intuitieve connecties worden opgevangen door een logische onderbouw. Die rationele structuur moet men niet als droog opvatten, of ondichterlijk. Het heeft ook met de taal zelf te maken. Schematisch gezien is de Franse klemtoon niet gebonden aan het woord maar aan de woordgroep. Naarmate de woordgroep zich uitbreidt verschuift de klemtoon om steeds het einde van de groep te markeren. Hij heeft een afgrenzende functie. Dat betekent ook dat de zinsbouw veel nauwer betrokken is bij de harmonie van proza en poëzie dan bij talen waar het accent woordgebonden is zoals in het Nederlands.
Tot slot nog iets over de ontvangst. De toonaangevende MondeGa naar voetnoot15 heeft vrij kort maar heel positif over het boek geschreven. In de veel gelezen Dernières Nouvelles d'AlsaceGa naar voetnoot16 van Strasburg stond een enthousiast stuk met in grote letters de titel: ‘Il faut lire Vestdijk’. Het meest uitvoerige artikel komt uit Zwitserland. In Le Temps geeft Rose-Marie Pagnard een omstandige analyse van Fré Bolderhey en komt tot een conclusie waar we het allemaal mee eens zullen zijn: ‘Avec Un fou chasse l'autre la fascinante modernité de son analyse de la nature humaine s'affirme une fois de plus et rend quasi indispensable la traduction de l'oeuvre entier de cet écrivain’Ga naar voetnoot17 Met andere woorden: Alles vertalen! | |||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||
Un fau chasse l'autre, de Simon Vestdijk
|
|