Thomas van den Bergh
Maniak Vestdijk
Magnifieke biografie ontrafelt mens en werk
(Elsevier Weekblad, editie 46, 18 november 2005)
In 1989 verscheen een biografie van schrijver Simon Vestdijk (1898-1971) van de hand van Hans Visser. Het bleek een zeer onvolmaakt boek, dat sterk had te lijden onder het feit dat weduwe Mieke Vestdijk-Van der Hoeven er geen medewerking aan wilde verlenen. Zij kwam zelf enige jaren later met een revancheboekje, waarin ze veel Vestdijk-speculaties ontkrachtte.
Er bleef ruimte voor verbetering. En wie kon die ruimte beter opvullen dan Wim Hazeu, de man die eerder al met succes de levens van J.J. Slauerhoff, Gerrit Achterberg en M.C. Escher boekstaafde? Meer dan tien jaar werkte Hazeu aan dit magnifieke werk, de kroon op zijn biografenarbeid. Op 10 november behaalde hij de doctorstitel met deze studie naar het leven van de grootste Nederlandse romanschrijver van de twintigste eeuw. Van zijn vorige boeken wisten we al dat Hazeu zweert bij precisie. Het liefst zou hij een leven van dag tot dag naleven. Aan de hand van agenda's, notitieboekjes en correspondentie reconstrueert hij nauwkeurig de loop van de geschiedenis. Dat leidt tot verrassende inzichten. Zo kan Hazeu heel exact aangeven wanneer Vestdijk welke boeken las, en wat voor weerslag dat had op zijn schrijven in diezelfde periode. Kort nadat Vestdijk op 34-jarige leeftijd de complete Proust had gelezen, begon hij te werken aan Kind tussen vier vrouwen, zijn eerste grote romanproject dat duidelijk is geënt op Prousts Roman fleuve. Kind tussen vier vrouwen ontstaat in een woeste eruptie van creativiteit: in vier maanden tijd schrijft Vestdijk het 200.000 woorden tellende boek. Hij sluit zichzelf op om als een bezetene zijn jeugdjaren van zich af te schrijven. Hier openbaarde zich voor het eerst de manische kant van Vestdijks gemoed, die aan de andere kant veelvuldige, diepzwarte depressies kende, waarin hij niet veel anders kon dan in bed liggen.
Niet alleen zijn gigantische werklust en zijn immense oeuvre zijn tot die depressies te herleiden, ook Vestdijks verliefdheden hangen daarmee samen. In zijn manische perioden werd hij veel en makkelijk verliefd. Zo had hij een langdurige relatie met de schrijfster Henriëtte van Eyk, en platonische verhoudingen met studente Marianne Hanselaar en de mysterieuze ‘V’, wier brieven Hazeu mocht lezen onder voorwaarde dat hij haar identiteit niet zou onthullen. Toch, de ontwikkeling van de schrijver Vestdijk staat in deze biografie voorop. De gedurfde opening is te lezen als statement: Hazeu begint niet met de geboorte van de mens Vestdijk, maar met de geboorte van zijn schrijverschap. En passant ontrafelt Hazeu de samenhang tussen romanwerk en leven. Zo baseerde Vestdijk de driehoeksverhouding in de roman Bevrijdingsfeest (1949) op zijn verhouding met Henriëtte van Eyk, waarbij hij zelfs letterlijk uit brieven citeerde. Al met al ontstaat het beeld van Vestdijk als een getroubleerd mens, altijd op het randje van een