Dat geldt bijvoorbeeld ook voor zijn behandeling van Vestdijks roman De koperen tuin, waarin hij veel meer autobiografische verwijzingen wil zien dan ik (en Vestdijk zelf, die het had over zijn meest fictieve boek). Die behandeling is merkwaardig, want in zijn artikel schrijft Hartkamp dat hij ‘biografisch lezen’ een benadering van het werk vindt die hij ‘van jongs af’ heeft gewantrouwd en die hij ook nu niet aan gaat prijzen, maar ‘die soms klaarblijkelijk een gunstig licht kan werpen op het werk.’
Klaarblijkelijk, als het zo uitkomt, om bijvoorbeeld aan te tonen dat de dood van Vestdijks moeder later een grotere weerslag in het werk van Vestdijk heeft gevonden, dan ik heb beweerd. Goed, Hartkamp mag van alles vinden. Hij vindt bijvoorbeeld dat ik langer stil had moeten blijven staan bij de dood en de begrafenis van moeder Vestdijk. Dat had hij kunnen doen in de biografie die hij had kunnen schrijven, hoewel: een biografie schrijven is, zoals hij in een interview zei, ‘niets voor mij.’ Bovendien: ‘Zo interessant was zijn leven immers niet eens en ik weet zeker dat je hem het best leert kennen, het volledigst, uit zijn werk.’ (Interview door Peter van Eeten, Het Vaderland, 1 november 1971).
Nee, Hartkamp heeft het niet zo op biografen en biografieën. En als hijzelf biografisch al iets ‘nieuws’ brengt, dat wil zeggen: iets wat afwijkt van mijn Vestdijkbiografie, dan slaat hij de plank meestal mis. Slechts wanneer hij zich beperkt tot zijn eigen ‘stiel’, zoals we die kennen uit de jaren zeventig, meer dan dertig jaar geleden, dan is hij onderhoudend bezig, zoals in de zeven bladzijden lange analyse van de cyclus ‘Water in zicht’. Het lezen van mijn biografie heeft hem tot zijn analyse van de reeks gedichten gebracht. Zo is de biografie voor hem toch nog ergens goed voor geweest. Maar van de ‘stiel’ van biografen heeft hij niets begrepen. Biografen brengen op hun eigen wijze en naar hun eigen keuze accenten in een levensverhaal aan. Over Napoleon bestaan wel vijftigduizend boeken en neem maar van mij aan dat de schrijvers niet overal dezelfde accenten in het levensverhaal hebben gelegd. Hartkamp is geen biograaf en met zijn stijl van ‘lijkt mij’, ‘klaarblijkelijk’, ‘misschien wel’, ‘zo voel ik dat’, ‘als het ware’ zou hij biografisch ook niet ver komen. Een voorbeeld van Hartkamps stijl:
‘Een substantieel gedeelte van dat werk schreef Vestdijk als het ware in de slagschaduw van wat hij met zijn moeder zag gebeuren (zelfs het Rilke-essay gaat, misschien wel grotendeels, over de “wederinbezitneming van de eigen jeugd” [citaat van Kees Fens] en aanverwante kwesties).’ Als het ware? Misschien wel grotendeels? Aanverwante kwesties?
Een voorbeeld van Hartkamps manipuleren en interpreteren van zaken, met de bedoeling de biograaf van ‘grove’ fouten te beschuldigen, is zijn opmerking dat ‘Water in zicht’ het ‘sluitstuk was van een turbulente periode die op een depressie uitliep. Pas na ruim vijf maanden, wat voor Vestdijk lang was, maakte hij weer iets af.’ De turbulentie in de bedoelde periode is volgens Hartkamp veroorzaakt door de dood van Vestdijks moeder. Het is volgens hem ‘een grove fout’ van mij, dat ik dat verband niet heb gelegd. Maar dat verband is er niet. Vestdijk had vaker depressies, korte en lange. In dit geval duurde de lichte depressie niet vijf, maar twee maanden. Over deze depressie schreef Vestdijk op 18 maart 1937 aan Greshoff (p.250, en noot 486, p.873): ‘Ik werk op 't moment niet makkelijk, lichte voorjaarsdepressie, - of nuttige pauze, krachtens de eischen van het organisme. Juist nu zou correctiewerk [aan Het vijfde zegel] aangewezen zijn, maar hoe dat die stommelingen aan het verstand te brengen?’ Hij had een ‘ongelooflijke behoefte aan slaap, vrijwel de heele dag,’ en,