| |
| |
| |
De recensies
Elsbeth Etty
Zijn hel was van ijs
Ingezonden brieven
Kees Fens
De hele schepping in één dag
Kees 't Hart
Schrijven als bevrijding
Hugo Brandt Corstius
Geen saaie man
Hans Anten
Willem G. van Maanen
| |
| |
Elsbeth Etty
Zijn hel was van ijs
Wim Hazeu en de raadsels uit het leven van Simon Vestdijk
NRC Handelsblad, Boeken, 11 november 2005
Een biograaf van Simon Vestdijk moet een barre tocht maken van de diepe dalen van zijn depressies tot de hoogste toppen van zijn literaire kunnen. Wim Hazeu is de eerste die de reis onderneemt met toegang tot alle bronnen. Hoe ver reikt hij?
Onovertroffen is Simon Vestdijk (1898-1971) na zijn dood beschreven in een gedicht van zijn tijdgenoot A. Roland Holst die hem in zijn laatste depressie aantrof. ‘Ik wist niet dat twee open ogen/ Zo leeg konden zijn’. De dichter kon die blik niet ontwijken. ‘Het was kort voor zijn laatste reis/ Doodstil zat hij naar mij te kijken/ uit een hel van ijs.’
Wie zich waagt aan een biografie van Vestdijk onderneemt een zware expeditie. Het is eerder geprobeerd, door de in 2001 overleden Hans Visser, die ondanks tegenwerking al ver was gekomen, en nu nogmaals, met ruimhartiger hulp en met de beschikking over voorheen ontoegankelijk bronmateriaal, beproefd door Wim Hazeu, die ijveriger dan wie ook de dodenakker van de Nederlandse letterkunde omwoelt en eerder biografieën van Achterberg, Slauerhoff en Esscher publiceerde.
Er is plaats voor en behoefte aan een tweede biografie over Vestdijk en ongetwijfeld zullen er andere volgen. Hoe meer waaghalzen de vrieskou trotseren van de bergtop die Vestdijk in de Nederlandse literatuur was en de diepe, door geen zonnestraal bereikbare dalen onderzoeken waarin de schrijver zo vaak verbleef, hoe meer uitzichten en inzichten wij krijgen. Maar ontoegankelijk blijft ook voor deze biograaf de hel van ijs waarin Vestdijk verkeerde tijdens zijn vrijwel jaarlijks terugkerende depressies, depressies die zijn werk hebben bepaald. Hij was geen kluizenaar, schrijft Hazeu. Dat wisten we al van de vele foto's waarop hij zich met andere literatoren vermaakt en van de verhalen over zijn liefdes. Maar al was hij geen kluizenaar, hij blijft in de biografie ver van ons weg in zijn eenzame kou.
Typerend is het verhaal - of beter: zijn de tegenstrijdige verhalen - over zijn sterfbed. De beroemde romancier, dichter, essayist en Nobelprijskandidaat overleed op 23 maart 1971 in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht op 72-jarige
| |
| |
leeftijd. Zes jaar eerder was hij getrouwd met de veertig jaar jongere Mieke van der Hoeven met wie hij twee kinderen had. In de biografie waarop Wim Hazeu gisteren aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde, staat dat de doodzieke Vestdijk ‘geen enkel ander bezoek dan van Mieke en de kinderen’ wilde ontvangen. De bron van deze mededeling is Mieke Vestdijk en dan voornamelijk haar in 1993 gepubliceerde Afscheid van Simon.
In de biografie van Visser, Simon Vestdijk. Een schrijversleven uit 1987 stond het anders. Het sterfbed was zwaar, temeer daar zijn jonge vrouw hem ieder bezoek ontzegde. De reden was dat Vestdijk - wegens zijn terugkerende depressies en de fixatie op zijn werk ongeschikt voor een gezinsleven - op een echtscheiding had aangedrongen. Mieke wilde dit geheim houden en hield daarom belangstellenden buiten de deur. Slechts twee mensen wisten tot het sterfbed door te dringen: Germaine de Vries, echtgenote van Vestdijks studievriend Mick de Vries en de verpleegster Jeske Andreoli-Vestdijk, een nichtje van de schrijver. Germaine kwam erachter dat Mieke zich vijandig jegens haar echtgenoot opstelde en naar zijn dood uitkeek, van Jeske Andreoli is de mededeling afkomstig dat Vestdijk wilde scheiden.
Het merkwaardige van Hazeus Vestdijkbiografie is dat hij Vissers versie van het sterfbed niet bevestigt of betwist, maar eenvoudigweg negeert. In zijn summiere inleiding laat Hazeu de biografie van zijn voorganger zelfs ongenoemd. Tezamen met twintig anderen wordt Hans Visser slechts vermeld als ‘onbetwiste leesbereider’. Wat Hazeu uiteindelijk presenteert is, alle door Visser opgevoerde bronnen negerend, de visie van de weduwe op Vestdijks leven en op de betekenis van zijn werk. De meeste dank gaat dan ook uit naar ‘mevrouw Vestdijk en haar kinderen voor de onvoorwaardelijke steun die zij mij gaven’.
Dat laatste is mooi, maar het ontslaat Hazeu niet van de plicht zich als biograaf te verstaan met het werk van zijn voorgangers; niet alleen dat van Visser, maar ook dat van Nol Gregoor, huisvriend van Vestdijk en maker van talloze radio-interviews met en publicaties over de schrijver. Hij wordt ergens, pagina 577, weggezet als ‘stalker’ en ‘gedreven roddelaar’ voor wie Vestdijk in de jaren vijftig ‘capituleerde’, in ruil voor ‘diverse diensten’. Intussen is de naam Gregoor al tientallen keren gevallen zonder dat een oningewijde lezer kan weten wie in vredesnaam deze achteraf onbetrouwbaar geachte bron is aan wie Hazeu niettemin zoveel gegegens ontleent.
Dankzij Gregoor en Visser kennen we veel details over het autobiografische gehalte van de in Vestdijks geboorteplaats Harlingen (Lahringen) spelende Anton Wachter-cyclus en weten we ook dat tal van zijn andere (in totaal 52) romans direct verwijzen naar zijn eigen leven en liefdesavonturen. Vrijwel al zijn geliefdes (bij voorkeur verpleegsters, dienstbodes en toen hij oud was jonge studentes) komen - om te beginnen bij Lies Koning alias Ina Damman - in zijn romans voor.
Toch heeft Hazeu wel een en ander aan het al bekende materiaal toe te voegen. Hij kreeg inzage in de briefwisseling tussen Vestdijk en Henriëtte van Eyk (de schrijfster met wie Vestdijk vanaf 1946 een tien jaar durende verhouding had), een correspondentie die de weduwe-Vestdijk voorheen achterhield omdat er ‘niets smakelijks’ in zou staan.
Het belang van deze brieven is dat ze een licht werpen op Vestdijks relatie met zijn vroegere hospita Ans Koster met wie hij dertig jaar zijn leven deelde én op zijn depressies die hem vanaf
| |
| |
zijn zeventiende tot aan zijn dood hebben gekweld. ‘Als ik deze grapjes niet had’, schreef Vestdijk in juli 1946 aan Henriëtte van Eyck, ‘was ik een totaal ander mensch, met andere gevoeligheden, waarschijnlijk zonder speciale talenten, etc. - en ik zou nooit verliefd op jou geworden zijn, en jij niet op mij! Zoo draai je in een cirkel rond; zonder depressie was “ik” ik niet.’
Het beeld van Vestdijk verandert door deze op zichzelf bijzonder welkome aanvullingen niet wezenlijk. Wel inventariseert Hazeu zoals het hoort de voornaamste levensfeiten. Simon, kleinzoon van een in Haarlem op de hoek van Dijkstraat en de Oostvest gevonden vondeling die naar een combinatie van deze straatnamen Vestdijk werd genoemd, groeide als enig kind op in Harlingen, waar zijn vader sportleraar was. Al tijdens zijn puberteit kreeg hij zijn eerste door een stofwisselingsstoring in de hersenen veroorzaakte depressie. Hij ging medicijnen studeren in Amsterdam, waar hij - voortdurend op zoek naar een onbereikbare geliefde - als erotomaan door het leven ging. Omstreeks zijn 25ste besefte hij de verkeerde studie gekozen te hebben, al was het alleen maar omdat hij erachter kwam dat er voor zijn eigen ziekte ondanks allerlei therapieën geen genezing bestond. Liever wilde hij componist worden, wat met zijn muzikale aanleg en scholing een goede optie was. Zijn hele leven heeft hij gemusiceerd (piano) en over muziek gepubliceerd.
Na zijn afstuderen werkte hij korte tijd als waarnemend arts en - in navolging van zijn studiegenoot Slauerhoff - als scheepsarts, tot hij besloot om als remedie tegen zijn depressies te gaan schrijven. Een explosie van gedichten bracht hem in de jaren dertig in contact met literatoren rond het tijdschrift Forum als Menno ter Braak en Eddy du Perron wier nihilistische wereldbeeld hij omarmde. In die tijd woonde Vestdijk nog bij zijn ouders in Den Haag - zoals beschreven in de roman Else Böhler, Duits dienstmeisje - totdat hij in 1935 op kamers kwam bij de zeven jaar oudere weduwe Ans Koster.
Binnen een dag deelde hij het bed met haar. Om haar weduwenpensioen veilig te stellen trouwden ze niet, wel bleven ze tot Ans' dood in 1965 samenwonen, voornamelijk in Doorn.
Lange tijd was de spiritistische Ans de enige die mocht weten van zijn depressies, waartegen hij tevergeefs met elektroshocks en medicijnen werd behandeld. In de periodes dat hij niet depressief was en een manische productiviteit aan de dag legde, maakte zij het mogelijk dat hij ongestoord kon werken. Wel was ze jaloers: minnaressen van Vestdijk bedreigde ze met spiritistische experimenten, Vestdijk werd gestraft met telepathische acties die hem uit zijn concentratie moesten halen.
Tijdens de oorlog, na de dood van zijn vrienden Ter Braak, Du Perron en Marsman verbleef hij als gijzelaar in St. Michielsgestel waar hij een opzienbarende en moedige lezing hield over Kafka. Op een medische indicatie en de belofte dat hij lid zou worden van de Kultuurkamer kon hij uit het kamp ontslagen worden. Zelf voelde hij dit als verraad, maar onduidelijk - ook voor hemzelf - is of hij zich daadwerkelijk voor dit door nazi's geleide schrijversgilde heeft aangemeld.
Na 1945 nam Vestdijk het op voor jonge talentvolle schrijvers als Van het Reve en Hermans, die evenals hijzelf werden aangevallen wegens hun onzedelijke romans. Dankzij zijn relatie met Henriëtte van Eyk vertoefde hij regelmatig in Amsterdam, hij bezocht er het Boekenbal en was ook aanwezig op literaire manifestaties waar hij gehuldigd werd, zoals de uitreiking van de P.C. Hooftprijs in 1951 en een eredoctoraat in Groningen. Intussen hielden zijn
| |
| |
depressies en zijn jacht op onbereikbare vrouwen ook na Ans' dood aan. Op zijn 67ste verjaardag belde Mieke van der Hoeven, een meisje op wie hij tien jaar eerder al eens verliefd was geweest en dat in zijn roman Het glinsterend pantser figureerde als Adri Duprez. Ze trouwden binnen een paar maanden.
Mieke, die een bijna spreekwoordelijke rol als schrijversweduwe is gaan spelen na Vestdijks dood, heeft nu waarschijnlijk de biografie van haar man die zij gewild had. Nadat in 1981 Hans Visser en Anne Wadman van De Bezige Bij de opdracht kregen een Vestdijk-biografie te schrijven keurde zij als lid van de begeleidingscommissie een proefhoofdstuk af, omdat de biografen Vestdijks erotiek als een rode draad door hun levensbeschrijving lieten lopen terwijl volgens haar ‘Vestdijk geen erotische man was’ en erotiek in zijn werk geen belangrijke rol speelde. Prof. dr. Gerrit Borgers, die Vestdijk zeer goed had gekend, stapte naar aanleiding van het conflict uit Miekes Stichting Administratiekantoor Auteursrechten Simon Vestdijk.
Volgens hem had Vestdijk hem in een brief tegen zijn vrouw gewaarschuwd. ‘Ik van mijn kant, heb zekere personen al verboden om ruzie te maken of vervelend te zijn boven mijn lijk, maar ik ben er helemaal niet gerust op.’
Naar deze brief van Vestdijk aan Borgers is het vergeefs zoeken bij Hazeu, die ook overigens nooit een vraagteken plaatst bij de betrouwbaarheid van de weduwe als (dikwijls enige) bron. Dat is des te opmerkelijker omdat de relatie tussen biograaf en weduwe niet altijd vlekkeloos is geweest. Hazeu dreigde haar in 1991 zelfs met een smaadproces, omdat Mieke Vestdijk over zijn biografie van de dichter Gerrit Achterberg in HP/De Tijd had gezegd dat dit boek de dood van de weduwe Achterberg had veroorzaakt.
Wat zich heeft afgespeeld tussen die dreiging met een smaadproces tegen de Mieke Vestdijk en haar onvoorwaardelijke steun aan zijn biografie is onbekend, maar het valt wel op dat alles wat in eerdere publicaties over Vestdijk de ontstemming van de weduwe heeft gewekt, in deze biografie ontbreekt.
Bijvoorbeeld de inmiddels beruchte ‘Brief aan een geliefde’ die Vestdijk schreef voor het tijdschrift Forum, maar die nooit is gepubliceerd. De brief was volgens de biografie van Hans Visser gericht aan een onbereikbare jeugdliefde, Joukje Appeldoorn, die ook figureert in Vestdijks boeken De laatste kans en Heden ik, morgen gij. Mieke wenste dit uit de publiciteit te houden, zoals ze al Vestdijks geliefden - en dat waren er nog al wat - wilde verdonkeremanen. Hazeu noemt Joukje Appeldoorn wel, maar zwijgt over de ongepubliceerde ‘Forumbrief’ die ik - na alle ophef erover - nu eindelijk wel eens had willen lezen. Visser mocht hem niet publiceren van de weduwe, Hazeu die in 2001 in een interview verklaarde een contract met Mieke Vestdijk te hebben ‘waarin staat dat ik alles mag lezen en overal uit mag citeren’ wilde het kennelijk niet.
Een andere ‘kleinigheid’: Visser heeft beschreven hoe Vestdijk contact bleef houden met voormalige geliefdes. Zo ook met Maria Schrader, die model stond voor Else Böhler uit de beroemde gelijknamige roman. Visser heeft Maria Schrader gesproken en uit haar mond opgetekend dat Vestdijk haar in 1965, een paar dagen voor hij in ondertrouw ging met Mieke, ‘nog eenmaal’ ten huwelijk vroeg. ‘Als zij weigerde trouwde hij met Mieke.’ Niets daarover bij Hazeu, die voor het overige alle feiten over Maria Schrader wél overneemt.
Een laatste voorbeeld van verhulling in plaats van onthulling in deze biografie betreft het stilzwijgen over een vermeende homoseksuele kant van Vestdijk die volgens de biografie van Visser zou zijn gebleken tijdens zijn verblijf als
| |
| |
gijzelaar in St. Michielsgestel. Volgens een medegijzelaar, dominee Wijbenga, worstelde hij daar ernstig mee. In deze krant schreef P.M. Reinders daarover: ‘Voor wie Vestdijk goed gelezen heeft komt die opmerking over zijn homoseksuele kant niet helemaal als een verrassing’. In zijn ogen had Visser met dit gegeven te weinig gedaan. Hazeu heeft er helemaal niets mee gedaan. Niet dat je in een biografie iedere roddel waarvoor maar één bron is, moet opnemen, maar Hazeu maakt zelfs in zijn noten, waarin Wijbenga drie maal wordt genoemd, geen melding van diens suggestie. Wel onthult hij - maar zonder bronvermelding - dat Vestdijk zijn jaloerse levensgezellin Ans Koster in 1952, tijdens zijn relatie met Henriëtte Van Eyk, ‘een lijfelijke afstraffing’ gaf.
Huiselijk geweld achter de voordeur in Doorn. Nieuwtjes bevat de biografie dus wel. Eind jaren veertig had Vestdijk bij prof. H.C. Rümke willen promoveren op de pas in 1968 gepubliceerde studie Het wezen van de angst, handelend over zijn eigen ziektebeeld. Hazeu heeft achterhaald waarom de promotie niet doorging. Aan Willem Brakman vertelde Rümke dat Het wezen van de angst te veel ‘een compilatie’ was, die niet voldeed aan de eisen van een proefschrift. Een soortgelijke kritiek is van toepassing op deze biografie waarop Hazeu nu is gepromoveerd. Het boek draagt te veel het karakter van een compilatie van citaten, brieffragmenten en oordelen van anderen.
De Vestdijkbiografie van Visser is indertijd gekraakt wegens de slechte schrijfstijl, de overladenheid en het gebrek aan hiërarchie. Wim Hazeu brengt het er op deze punten niet veel beter vanaf. Hij is, zo bleek al eerder, geen begenadigd verteller. Het lukt hem niet om personen of gebeurtenissen die in Vestdijks leven een rol speelden op een organische wijze te introduceren in zijn tekst. Om dit probleem op te lossen last hij ‘intermezzo's’ in die het verhaal hinderlijk onderbreken. Bizar is dat Hazeu nog voordat Vestdijk ooit van Henriëtte van Eyk had gehoord, haar al uitvoerig opvoert. Pas op pagina 535 - de relatie met Henriëtte van Eyk duurt dan al drie jaar - krijgt haar broer een ‘intermezzo’ waardoor we eindelijk iets te weten komen over de achtergrond van deze zo belangrijke geliefde. Maar de grootste zwakte van deze biografie is dat een exegese van Vestdijks oeuvre ontbreekt: over het werk van Vestdijk staat geen zin of typering die Hazeu zelf heeft verzonnen. Een eigen visie op het werk van Vestdijk en op diens betekenis geeft hij niet, het wezen van Vestdijks angsten is niet doorgrond, zijn universum, die hel van ijs, is wel van buiten aanschouwd, maar bij lange na niet betreden.
| |
| |
| |
Ingezonden brieven in NRC Handelsblad van 18 november 2005 in reactie op de recensie van Elsbeth Etty, en een naschrift van Etty daarop.
Wim Hazeu, Baarn
In haar artikel over mijn Vestdijkbiografie (Boeken 11.11.05) trekt Elsbeth Etty mijn integriteit in twijfel door te suggereren dat ik aan de leiband van mevrouw Vestdijk heb gelopen. Zij stoelt haar argumentatie op uitspraken van mijn voorganger-biograaf Hans Visser die ik of niet heb overgenomen of niet heb weerlegd. Een polemiek met Hans Visser is niet iets wat mij bij het schrijven van mijn biografie voor ogen stond. Etty geeft voorbeelden die moeten aantonen dat ik met opzet verhuld heb in plaats van onthuld. Zo schrijft zij dat ik niets heb geschreven over Vestdijks huwelijksaanzoek in 1965 aan Maria Schrader. Ik schreef (blz. 942): ‘Dat Vestdijk Maria Schrader gesmeekt had om met hem te trouwen, zoals Nol Gregoor en Hans Visser wel hebben beweerd, komt niet overeen met Vestdijks houding in deze tijd. Hij schreef er in zijn openhartige brieven aan Saar Bessem, Herman Mulder en V. niet over.’ Een kwestie van een vermeend bezoek van Germaine de Vries aan Vestdijks sterfbed, volgens Etty door mij volkomen genegeerd, bracht ik eveneens ter sprake. Ik heb niet alles weersproken van wat van mijn voorganger door Etty is opgerakeld. Er is zoveel beweerd. Visser schreef, in navolging van Nol Gregoor, dat Mieke Vestdijk brieven van haar man aan en van Ans Koster heeft vernietigd (ik heb er ruim uit geciteerd), of dat Dick Vestdijk niet de zoon van Simon was, of dat Vestdijks geliefde Henriëtte van Eyk na haar vijftigste abortus heeft moeten plegen.
Deze beweringen worden door Etty verzwegen. De suggestie dat ik geliefden of situaties heb verdonkeremaand omdat zij mevrouw Vestdijk onwelgevallig waren verwijs ik naar het rijk van Etty's fabuleren. Ik citeerde bijvoorbeeld uitvoerig uit brieven aan een tot nu toe onbekende jonge vrouw, volgens de methode-Etty geen onthulling. Dat ik niet citeerde uit een brief aan één geliefde heeft niets met geheimzinnigheid te maken. Ik vond deze brief niet relevant voor de biografie. Er is uit misschien wel duizend brieven niet geciteerd, maar zij bepaalden wel mede de inhoud van de biografie. Over de affaire met de bedoelde dame bracht ik natuurlijk wel verslag uit. Vestdijk schreef meer dan eens (en ik citeerde hem) dat er na zijn dood een tijdlang meer belangstelling voor zijn brieven dan voor zijn romans zou kunnen bestaan. Wie weet komt het nog eens tot een uitgave van alle brieven en wordt Etty's voyeurisme, dat te vergelijken is met dat van de hoofdfiguur uit de roman Meneer Visser's hellevaart, geheel bevredigd. Haar artikel beslaat nu voor een gedeelte uit een vergelijkend roddelonderzoek van twee biografieën en ik begrijp dat ik het er op dat niveau slecht heb afgebracht.
| |
Dick Vestdijk, Amersfoort
In haar recensie over de nieuw verschenen Vestdijkbiografie komt Elsbeth Etty met oude koeien en insinuaties die om weerwoord vragen. Niet de schrijver van biografieën van Escher, Slauerhoff en Achterberg, maar de bio-chemicus Hans Visser moeten we volgens Etty geloven als het gaat om de ‘tegenstrijdige verhalen rond zijn sterfbed’. Wie verbood wie de stervende te bezoeken? Wie wilde een echtscheiding? Wie wilde zaken geheimhouden? Hans Visser kon het allemaal niet spectaculair genoeg zijn, maar
| |
| |
hij heeft mij nooit kunnen overtuigen. Alle foto's die ik van mijn vader en moeder samen heb gezien, getuigen van het ongelijk van Hans Visser (en Etty). Ik weet mij wel degelijk een van de twee biologische kinderen van Simon en Mieke, er was wel zeker liefde. Anders begin je niet aan zoiets, op 27- en 67-jarige leeftijd.
Anders hadden mijn grootouders, die ook niet op hun achterhoofd waren gevallen, er nooit hun zegen aan gegeven. Ook Etty brengt weer het verhaal in omloop dat er opzettelijk briefwisselingen verborgen zijn gehouden. Alles is voorzover wij weten in het Letterkundig Museum, iedereen mag daar alles lezen, er zijn geen geheimen, geen embargo's, geen restricties. Die waren er niet voor Hazeu, en bij aanvang ook niet voor Hans Visser. Gegevens die wij over vrienden, vriendinnen en collegaschrijvers in beheer hebben of hadden, kunnen we om privacyredenen van die mensen niet zomaar vrijgeven. Visser wilde daar niks van weten. Hij wilde van het gezin Vestdijk een passepartout in alle documenten en archieven, ook van anderen. Dat ging te ver. Waar doelt Etty op als ze een ‘inmiddels beruchte brief aan een onbereikbare jeugdliefde’ vermeldt, die Mieke uit de publiciteit zou wensen te houden? Wat een nonsens om te stellen dat alle geliefden verdonkeremaand moesten worden, terwijl er altijd medewerking aan artikelen rond Ans Koster en Henriëtte van Eyk e.a. is gegeven, voorzover die mensen of hun familie dat wilden. Met elk persoonlijk briefje dat de schrijvers bij leven niet voor publicatie bestemden, moet blijkbaar de erfgenamen een verdonkeremanen van een hele trits maitresses worden aangewreven.
| |
Gerben Wynia, Hengelo
Elsbeth Etty noemt in haar recensie van Vestdijk. Een biografie van Wim Hazeu, ‘een opzienbarende “Brief aan een geliefde” die Vestdijk schreef voor het tijdschrift Forum, maar die nooit is gepubliceerd.’ Vervolgens komt ze met twee veronderstellingen: ‘Visser mocht hem niet publiceren van de weduwe, Hazeu [...] wilde het kennelijk niet.’ Etty's kritiek is onterecht: Visser noemt de brief op p. 181 van zijn biografie en verwijst naar de postuum verschenen verhalenbundel De grenslijnen uitgewist (Amsterdam 1984), in het bijzonder naar het verhaal ‘De laatste brief’, waarover T. van Deel in zijn commentaar bij die uitgave opmerkt: ‘“De laatste brief” heet in een eerdere versie “Brief Forum” en is klaarblijkelijk bestemd geweest voor het tijdschrift.’ Van niet mogen en niet willen is dus geen sprake. De brief aan Joukje Appeldoorn die Etty ‘nu eindelijk wel eens had willen lezen’ is ruim twintig jaar geleden al gepubliceerd. In Brieven rond de Vestdijkbiografie heeft Hans Visser bovendien nog een brief (uit 1984) van Joukje Schutte-Appeldoorn opgenomen, waarin zij reageert op ‘De laatste brief’ die Vestdijk haar in 1933 schreef en die ze 51 jaar na dato voor het eerst onder ogen kreeg.
| |
Naschrift Elsbeth Etty
Inderdaad heb ik de biografien van Hans Visser en Wim Hazeu met elkaar vergeleken, zoals een gewetensvolle recensent dat hoort te doen. Voor Hazeu's werkkracht en onderzoekskwaliteiten, onder meer tot uiting komend in zijn biografien van Achterberg en Slauerhoff, heb ik grote bewondering. Aan het leven van Vestdijk viel echter niet zo veel meer te onderzoeken, omdat onder anderen Nol Gregoor en Hans Visser al zo'n eind waren gekomen. Hazeu had ruimhartiger met de resultaten van zijn voorgangers kunnen omgaan. Het heeft mij
| |
| |
verbaasd dat in deze dissertatie een verantwoording ontbreekt. Er is geen sprake van dat ik meer geloof hecht aan Vestdijk-biograaf Hans Visser dan aan diens opvolger Wim Hazeu. Ik vind alleen dat een biograaf zich hoort te verstaan met zijn voorgangers en zijn bronnengebruik moet verantwoorden. Hazeu vermeldt door Visser opgediepte feiten wanneer hem dat uitkomt. Als Hans Vissers beschrijving van het huwelijk tussen Simon en Mieke Vestdijk op verzinsels berust, waarom weerspreekt Hazeu deze dan niet, desnoods in een noot? En over roddels gesproken: ik vind het onverantwoord dat Hazeu Vestdijkkenner Nol Gregoor bestempelt als een ‘stalker’ voor wie Vestdijk in de jaren vijftig ‘capituleerde’ in ruil voor ‘diverse diensten’. Waar is deze informatie op gebaseerd? Hetzelfde geldt voor de manier waarop Hazeu, zonder daarvoor een bron te noemen, Vestdijk typeert als iemand die lichamelijk geweld gebruikte tegen zijn partner Ans Koster. Wat de Forum-briefbetreft: de informatie dat Mieke Vestdijk de kladversie van dit epistel niet wilde afgeven aan Visser en diens aanvankelijke mede-biograaf Anne Wadman is afkomstig van Mieke Vestdijk zelf (NRC Handelsblad 31 maart 1984). In een interview met Frits Abrahams in Vrij Nederland (7 april 1984) verklaarde Wadman dat Mieke Vestdijk de bewuste brief zelfs niet aan de biografen wilde tonen. Hans Visser kreeg er uiteindelijk inzage in via uitgever Geert Lubberhuizen. Visser noemt de brief in zijn biografie op pagina 170 en pagina 181 en verwijst in een noot naar de toen inmiddels uitgegeven bundel De grenslijnen uitgewist waarin een versie van de brief is opgenomen. In Hazeu's biografie komt de brief helemaal niet ter sprake. Jammer. Ik had gehoopt dat hij de kladversie waarover Visser en Wadman spraken, en waarover blijkens verscheidene krantenberichten zoveel geharrewar is geweest, boven water had gehaald.
|
|