Ode aan Ans Koster
Kees 't Hart
Zowel Hans Visser als meer recent Wim Hazeu besteden in hun biografieën over Simon Vestdijk uitvoerig aandacht aan Ans Koster-Zijp die langzamerhand begint uit te groeien tot de bekendste ‘kamerverhuurster’ en ‘huishoudster’ van Nederland. Vestdijk huurde op 1 februari 1935 bij haar een kamer en ze bleven bij elkaar tot haar dood in 1965. Dertig jaar lief en leed gedeeld. Maar wat was ze nu precies van Vestdijk? Blijkbaar is dit een probleem, want beide biografen komen er niet helemaal uit. Getrouwd waren ze niet, misschien speelt dat dan toch een rol. Deden ze het nou met elkaar of niet? Visser schrijft dat zij tot haar dood Vestdijk zou ‘bijstaan en verzorgen’. Een soort verpleegster dus, al zegt hij iets verderop weer dat hun relatie ‘in de eerste plaats van erotische aard’ was. Hij noemt Ans Koster Vestdijks ‘levensgezellin’. Weten we nog niks. Hazeu stelt dat Ans ‘(zich) ontwikkelde tot een liefhebbende huisgenote, die een bevredigende werksituatie voor haar huurder creëerde, zijn manuscripten overtikte en drukproeven nakeek’. Een soort butler dus. Geen van de twee biografen heeft het over de seksualiteit in hun relatie, wel ietwat besmuikt over ‘erotiek’. Volgens Jeanne van Schaik-Willing doken die twee al na twee dagen, dus op 3 februari 1935 met elkaar het bed in en als je het mij vraagt deden ze het tot op hoge leeftijd bijzonder vaak en lekker met elkaar. Je voelt dit gewoon, als je tussen de regels van de biografen doorleest die het er liever niet erg lang over willen hebben. Vestdijk zelf schreef overigens dat hij ‘erotisch aan haar gebonden was’, waarmee hij toch echt niet alleen bedoelde dat ze hand in hand naar de volle maan keken. Beide biografen hebben het maar moeilijk met Ans Koster. Ze waarderen haar inzet als bewaakster, verzorgster, lijfwacht, kokkin, verpleegster, bibliothecaresse, manusje van alles, tekstverzorgster
en typiste van Vestdijk. Maar haar rol als minnares en vriendin, daar zitten ze raar bij te kijken. Ze kunnen zich dat maar nauwelijks voorstellen. Maar ik wel. Ze was bijvoorbeeld zo jaloers als de pest en deed er uiteraard alles aan ‘haar Simon’ voor zichzelf te houden. Volkomen gerechtvaardigd vind ik dat, ontroerend ook, zeker als je leest wat ze hem er soms over schrijft: ‘Je hoort bij mij en bij niemand anders. Let niet op m'n gebrabbel, ik beef als een rietje.’ Ze gunde hem zelfs Henriëtte van Eyk, waar Vestdijk jarenlang een relatie mee had. Ze wist ervan en legde zich erbij neer, als hij maar wel bij haar terugkwam. En waarom? De biografen vragen het zich maar nauwelijks af. Omdat ze wist dat Vestdijk inspiratie opdeed in de Amsterdamse bohémienkringen waar Van Eyk in verkeerde. Zij begreep als geen ander dat schrijven bij Vestdijk letterlijk voor álles ging, dat hij de relatie met Van Eyk nodig had om aan het schrijven te kunnen blijven. Zij begreep dat en gunde hem dat. Alles voor haar Simon en de literatuur. Over liefde gesproken. Zonder Ans Koster-Zijp was Simon Vestdijk nooit uitgegroeid tot de fabuleuze schrijver die hij werd. Beide biografen vergeten haar een eerbiedig eerbetoon te brengen. Ze waarderen haar wel min of meer, dat is alles, maar het is bij lange na niet genoeg. Ans Koster, de vrouw die zichzelf wegcijferde en haar leven in dienst stelde van de grote en nu nog steeds onderschatte schrijver. Ans Koster, zijn minnares en levenslange muze. Het wordt tijd dat recht gedaan wordt. Wie geeft haar brieven uit? Wie schrijft haar biografie? Zonder kleinburgerlijk gefluister en geroddel. Wanneer wordt in Doorn of Amsterdam een straat of plein naar haar vernoemd?
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Groene Amsterdammer van 9 december 2005