Vestdijkkroniek. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
Met de biografie van Hazeu in de hand kunnen we een scherper beeld krijgen van de manieren waarop Vestdijk de Tweede Wereldoorlog heeft doorstaan. Met de aanloop vanaf de jaren dertig mee besteedt de biograaf van de vierendertig hoofdstukken maar liefst acht aan de oorlogsperiode. Hazeu hangt aan WO II, zijn object wilde er eigenlijk niet van weten, maar stond wel voor keuzes die voor een deel niet te ontlopen waren. Vestdijks positie in de tijd en de ruimte: Hij was al voor 1940 een bekende Nederlander die in Else Böhler, Duitsch dienstmeisje - verschenen in 1935 - een hels beeld van het schorremorrie van de nazi-beweging: de terreurorganisatie SA, had geschetst; hij verkeerde en functioneerde in de kring van de Forummannen Ter Braak en Du Perron die voor Hitler en zijn totalitaire NSDAP-regime geen goed woord over hadden; hij maakte zich sterk voor de kunstenaarspersoonlijkheid en niet voor de collectieve ondersteuning van een verachtelijke ideologie. Het waren deze drie exponenten die hem voorbestemden tot het plaatsnemen in de risicogroep die door de bezetter argwanend in de gaten zou worden gehouden. Door allerlei oorzaken leefde in Simon Vestdijk een krachtig existentieel motief: de noodzaak tot overleven. Ik beperk mij in dit essay tot de strategieën die Vestdijk bewust of onbewust heeft gevolgd om zich in de vijfoorlogsjaren veilig te stellen, een opgave waarvoor vanzelfsprekend iedere Nederlander zich geplaatst zag, maar de schrijver in ontwikkeling in het bijzonder. Hoe slaagde hij daarin? Inductief geredeneerd zie ik vier groepen in onze samenleving die Duitse repressie hadden te duchten. Onmiskenbaar op de eerste plaats komen de joodse Nederlanders, die op basis van dreigende passages uit Mein Kampf, van de uitlatingen van de kopstukken van de nazi's, van de Neurenberger wetten en in het bijzonder van de maatregelen tegen de joodse gemeenschap in Duitsland (denk aan Kristallnacht, van 9 op 10 november 1938)Ga naar voetnoot1 het zwartste scenario konden ontwikkelen; op de tweede plaats degenen die zich in het openbaar tegen de nazi's hadden verklaard en die zich deels hadden genesteld in comités tegen collectieve politieke ideeënstelsels (Eenheid door Democratie (1936); verder een al in 1933 gesticht actiebureau van SDAP en NVV met het colportageblad Vrijheid, Arbeid, Brood!) of in het bijzonder tegen het fascisme en/of nationaal-socialisme te keer waren gegaan (Comité van Waakzaamheid (1936), Bond van Kunstenaars voor Kulturele Rechten), al met al in politieke categorieën: sociaal-democraten, vrijzinnig-democraten, een aantal liberalen, links-socialisten, anarchisten, syndicalisten, communisten); ten derde de intellectuele en artistieke elite voor zover die zich bewust was van de fascistische aanslag op de vrijheid van denken en scheppen. En niet te vergeten diegenen voor wie de komst van de vijand als een dief in de nacht na korte of lange tijd de ontwikkeling van een sterke afwijzing van het nazisme betekende die kon leiden tot vertragende activiteiten (lijdelijk verzet) of het participeren in daadwerkelijk, al dan niet gewelddadig verzet. Wij weten dat we ons over het aantal Nederlanders dat actief in het verzet is gegaan, geen overdreven voorstelling moeten maken: het betrof nagenoeg 1% van de bevolking. Welke overlevingsstrategieën kon men voor of na de komst van de bezetter ontwikkelen? Vluchten stond open voor degenen die zich dat konden permitteren. Hetzelfde gold voor onderduiken: levensonderhoud moest wel betaald worden. Ten derde kon men zich als voormalig tegenstander stil houden: in Duitsland zelfbetrof dat een aantal politieke tegenstanders van het nazi-regime: dat heette daar Innere Emigration. Wie niet de kans wilde lopen gepakt te worden, liet de bezetting voor zoveel dat mogelijk was, aan zich voorbijgaan. 95% van de Nederlanders koos daarvoor en dat is hun niet kwalijk te nemen. Heldendom bestaat niet. Wie verzetsman of-vrouw werd, kon de verwoestende werking van het nazisme niet aanzien en stelde een daad. Dapper | |
[pagina 11]
| |
gedrag dat bewondering afdwingt! Er zijn ook Nederlanders geweest die de vestiging van het regime niet hebben afgewacht. Zij voorzagen het ergste en kozen voor het voltrekken van het eigen einde. In zijn directe artistieke omgeving kreeg Simon Vestdijk te maken met deze laatste vorm van vluchten voor de gevreesde realiteit: Menno ter Braak pleegde zelfmoord op 14 mei 1940. Van zijn generatie viel op dezelfde dag door een aanval van angina pectoris Eddy du Perron weg. Henny Marsman trachtte vijf weken later vanuit Zuid-West Frankrijk naar Engeland over te steken. Zijn schip werd op 21 juni 1940 getorpedeerd. Andere collega's doken onder (o.a.A. Roland Holst) of waren niet te bereiken. Dit alles plaatste Vestdijk in een reëel isolement. Hoe zou hij overleven? | |
OverlevenIn de Vestdijkkroniek besteedde Max Nord in 1988 aandacht aan Vestdijk in oorlogstijd.Ga naar voetnoot2 De redactie heeft er goed aan gedaan, diens beschouwing in extenso te herdrukken. De lezer kan zelf vaststellen, dat Nord zonder te beschikken over de bronnen die Hazeu heeft opgediept, aan Vestdijk voor het overleven in '40-'45 twee kwaliteiten toeschrijft. In de eerste plaats tactiek: hij deed een geslaagde poging de vijand te misleiden. Lid van de Kultuurkamer werd hij niet: een ingevuld aanmeldingsformulier is in de archieven nooit gevonden. Pogingen om hem toch tot officiële toetreding te bewegen, verzandden.Ga naar voetnoot3 In de tweede plaats een vorm van zelfredzaamheid: het hooghouden van de vrijheid van de kunstenaar om zichzelf te kunnen zijn, aldus zijn pleidooi in een rede uit 1937: Kunstenaar en oorlogspsychologie.Ga naar voetnoot4 En voorts toont Nord aan, dat Vestdijk zijn literaire gaven niet in dienst heeft gesteld van de vijand, maar zijn eigen weg volgde. Wel werden er met zijn toestemming romans in het Duits vertaald. Dat zorgde voor brood op de plank. Wim Hazeu heeft desgevraagd medegedeeld dat hij niets gevonden heeft dat in strijd is met Nords opvattingen.Ga naar voetnoot5 Dat maakt het belichten van de overlevingsstrategieën tijdens WO II des te relevanter. Die moeten gezien worden tegen de achtergrond van Vestdijks pogingen om van zijn schrijverschap zijn beroep te maken. Gevestigd arts kon hij door diverse oorzaken niet worden. Na zijn poëticale eruptie tussen 1930 en 1932 besefte hij dat een dichter van zijn verzen niet leven kan: was het maar waar! 1933 is het scharnierjaar: proza zou hem een bron van inkomsten moeten verschaffen. Dat lukte niet in datzelfde jaar. In 1934 verscheen zijn eerste roman: Terug tot Ina Damman. Hij heeft zijn streven om van zijn schrijfvaardigheid te leven, wel degelijk waar gemaakt. De man had geen keus. Dat verklaart zijn bijna instinctieve drang tot het beschermen van zijn artistieke kwaliteiten tegen gevaren van binnenuit en buitenaf. Van binnen woelden de periodiek terugkerende depressies, van buiten kwamen oorlogsdreiging en oorlogsgeweld en het oprukkende fascisme. Economisch afhankelijk van publicatiemogelijkheden en van zijn lezers | |
[pagina 12]
| |
als hij was, besefte hij als geen ander de blijvende waarde van het creatieve auteurschap. Dat betekent dat hij met alle vezels in zijn lijf zijn scheppingskracht wilde veiligstellen. Het is dezelfde intentie van de violist die zijn vingers, de voetballer die zijn benen tegen risico's verzekert. Mijn theorie is dat Vestdijk zijn beveiliging regelde door middel van cellulaire technieken: hij bouwde schillen om zich heen, omhulsels om zijn kiemcel, die een optimale creativiteit konden genereren. Cellenbouw heeft twee kanten: afweer tegen extern gevaar, maar ook handhaven van interne kracht. Niemand kent van zichzelf de stuwende krachten die in laatste instantie de structurele keuzes in het leven bepalen. Nu wij de feiten uit zijn leven kennen, is het mogelijk bij Simon Vestdijk de reeks overlevingsstrategieën van 1933 tot 1945 te analyseren vanuit het systeem van de cellenbouw. | |
Voorspel tot de Tweede WereldoorlogVanaf het moment dat er in Duitsland een dictatuur was gevestigd - staatsrechtelijk geldt dat vanaf de datum 23 maart 1933 door het door de nazi's manipulatief uitschakelen van de Rijksdag in zijn wetgevende en controlerende functies (aanvaarding van de Machtigingswetten) - hebben de Nederlandse politici en intelligentsia in meerderheid om de hete brij heen gedraaid. Belangen staan tegenover principes. De economische banden met Duitsland zijn immer intensief geweest. Daaraan koppelde zich de hoop op het handhaven van politieke neutraliteit, zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zij die belangen het hoogst stellen, houden hun mond. Zij die belangen niet tot elke prijs heiligen, spreken zich uit. Lou de Jong heeft ons daarover in deel I van zijn geschiedschrijving van ons land in WO II geïnformeerd. Ik noemde reeds de groepen die weerwerk van een expansief fascisme konden verwachten. Degenen die in woord en geschrifte vanaf 1933 de ontwikkelingen in ons oostelijk buurland aan de kaak stelden, omvatten enkele honderden, het publiek telde enkele tienduizenden personen. Eenheid door Democratie, gericht tegen communisme en fascisme, kreeg 30.000 leden. Zeer massaal was het niet, maar er was sprake van enig effect van bewustwording. Ook was er in de jaren dertig bij enkele kerkelijke groeperingen wel enige beweging tegen de NSB te bespeuren. Men moet de anti-fascisten vooral zoeken in de sfeer van de intellectuele bovenlaag en actieve kunstbeoefenaars. Het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische Intellectuelen telde enkele honderden leden. Bij Hazeu lezen we dat Vestdijk zijn medewerking toezegt aan de plannen van Du Perron en Ter Braak tot de vorming van een Nederlands Comité van Waakzaamheid (1936) (Hazeu 219) en dat hij in hetzelfde jaar in het anti-fascistische studentenblad De Sleutel een artikel (Mensch - Machine - Fascisme) publiceert (Hazeu 365). Het is meer dan menigeen deed. Meer publicitaire activiteit tegen het fascisme ontplooit hij niet. Wel stelt hij in zijn door Nord aangehaalde lezing uit 1937 vast wat de kunstenaar onder dreiging van oorlog heeft te doen: zichzelf te zijn (en dus creatief te wezen). Ik stel vast dat Vestdijk ondanks zijn positiebepaling inzake het nationaal-socialisme in 1936 het rustig aan doet: dat is zijn eerste cel: kalm aan, dan breekt het dunne artistieke lijntje niet. Hij handelt omzichtig en verzet zich niet openlijk tegen enige terughoudendheid in de nummers van het tijdschrift Groot Nederland, waarvan hij redacteur is. Hij denkt dat de oorlog aan ons land voorbij zal gaan, waarschijnlijk hechtend aan de positie van Nederland in WO I. In particuliere correspondentie steekt Vestdijk zijn mening | |
[pagina 13]
| |
over fascisme en de NSB overigens niet onder stoelen of banken. Kortom: naar binnen toe afwijzing, naar buiten toe - op het jaar 1936 na - enige voorzichtigheid, het typeert de houding van de meeste intellectuelen. Vestdijk bouwt een coconnetje om zich heen, want hij schrijft, hij moet schrijven, want overleven, zelfs al voor de pleuris in Europa uitbreekt. Zijn afzijdigheid en neiging tot het zoeken van isolement zijn niet onopgemerkt gebleven. | |
De meidagen van 1940Vestdijk maakt zich vooral dik over het dalen van de kans dat hij een uitgever vindt voor zijn Muiterij tegen het etmaal (Hazeu 291), vanwege de Duitse aanval op Noorwegen (en Denemarken), op 9 april '40, voorafgegaan door diplomatieke misleiding (de Duitsers zouden beide landen willen beschermen tegen een bezetting door Engeland en Frankrijk!Ga naar voetnoot6 Hij klaagt over de verminderde publicatiemogelijkheden in zijn brief aan Jan Greshoff, een maand na dato (Hazeu 291)! Niets over het gevaar van een bezetting van de rest van het kustgebied van West-Europa, inclusief ons land. Het schrijversbelang prevaleert. Cellulair gedrag. Tijdens de oorlogsdagen krijgen Simon en zijn partner Ans Koster met het krijgsbedrijf te maken, terwijl ze vanuit Doorn een goed heenkomen naar Utrecht trachten te vinden. Op 14 mei, de dag van de capitulatie, komen ze in mitrailleurvuur terecht, maar dat blijkt al met al wel mee te vallen. Ze fietsen naar huis terug. Rotterdam was erger. Op 18 mei hoort Simon van de dood van zijn Forumvrienden Ter Braak en Du Perron op de dag van de overgave. Hij spreekt in brieven aan de weduwen zijn medeleven uit (Hazeu 293). Zijn uitgever Doeke Zijlstra is op de eerste oorlogsdag in Rotterdam omgekomen. Vestdijks manuscripten zijn bij het bombardement van Rotterdam grotendeels verloren gegaan. Hij beschikt gelukkig nog over typoscripten (Hazeu 294). Hij schrijft: ‘Ik denk dat ik de wijk neem naar de Griekse mythologie.’ (Hazeu 295). Cellulaire activiteit: vluchten naar de belevingswereld van de Ouden. Het betreft zijn roman Aktaion onder de sterren, waarvoor hij nog onderzoek moet verrichten. Nadat hij van de verdrinkingsdood van Marsman vernomen heeft, duikt Vestdijk onder in zijn schrijverschap. Hazeu:‘(...) wat echt telde (...), was het werk, de creatie.’ (Hazeu 297). Hij voltooit in een kleine vier maanden Aktaion, postuum opgedragen aan Ter Braak. Inkomen put hij uit werk voor diverse tijdschriften: Groot Nederland, De Gids, Criterium en uitgevers: Nijgh & Van Ditmar, Stols e.a. (Hazeu 305). | |
1941In de derde week van januari 1941 rondt Vestdijk het manuscript van De andere school af, de vierde Anton-Wachterroman: cellulair gedrag in de vorm van onderdompeling in zijn middelbareschoolverleden: de bovenbouw van de HBS in Leeuwarden (1915-1917), na ruim een kwart eeuw. Eerst de tocht naar de Oude Grieken, daarna naar Leeuwarden, geen eigentijdse creaties. Vestdijk doet aan bescherming tegen eventuele kritiek Hij moet zich zien te redden. In het tweede oorlogsjaar tracht de bezetter op alle mogelijke manieren de Nederlandse cultuurbeoefening in de richting van de naziideologie te schuiven, o.a. door het opzetten van een Kultuurkamer met zes gilden. De animo onder de kleine 55.000 beoefenaars was niet groot.Ga naar voetnoot7 Om zich te beschermen tegen verdenking begraaft Vestdijk in dat voorjaar in | |
[pagina 14]
| |
zijn tuin enkele gewraakte geschriften (o.a. Else Böhler) (Hazeu 309). Hij bereidt zich voor op een bezoek van een Duitse ambtenaar dat hem al via via was aangekondigd. Veel heeft het niet om het lijf. Hij moet ter plekke voor de man zijn bibliografie noteren (Hazeu 312). Met boeken onderzoeken en verbieden wint men geen oorlog. De NSB voert een hetze tegen zijn publicaties. Vestdijk doet onderzoek voor de roman die Puriteinen en piraten zal heten (Hazeu 315). De oorlog dempt in de zomermaanden al zijn creativiteit. Het essay Het eeuwige telaat dat tussen maart en oktober 1941 tot stand komt, lijkt mede door de tijdsomstandigheden te zijn ingegeven. Besef van angst en dood zitten daar achter, aldus Hazeu. Dat schrijvers zich van het ‘telaat’ bewust worden, zal ook wel te maken hebben met het militaire feit dat de Duitsers in de operatie Barbarossa (de aanval op Rusland, 22 juni 1941) gedurende de eerste maanden het ene succes na het andere boekten. Op 20 oktober '41 stond de Duitse voorhoede op 60 kilometer van Moskou.Ga naar voetnoot8 De propagandamachine van Goebbels draaide op volle toeren. Ik herinner me uit die tijd dat we in de huiskamer die ‘nederlagen’ op een grote kaart bijhielden waarin het Russische territorium geel was ingekleurd. Het wachten was op de kentering en het tot staan brengen van de Duitse legers. Die zouden in de barre winter van 1941/1942 komen: de militairen beseften toen hun ‘telaat’. | |
1942Doordat de Nieuwe Orde ideologische medewerking van cultuurbeoefenaren vraagt - waaraan de overgrote meerderheid niet wil voldoen, de meeste blijven buiten de Kultuurkamer - beseft Vestdijk dat hij door vertalen in zijn levensonderhoud moet voorzien. Hij doet dat met tegenzin (Hazeu 322) en blijft creatief bezig: in de derde week van februari 1942 vangt hij zijn Iersche nachten aan. Het zou zijn beste historische roman worden. Heeft het onderduiken in de geschiedenis hem extra gestimuleerd, wetende dat op 1 februari 1942 de Slag om Stalingrad door de Duitsers definitief verloren was? Dat nieuws bleef in de bezette gebieden niet onbekend! Wij luisterden thuis naar Radio Oranje. De biograaf wijst op Vestdijks ‘onherroepelijk isolement’ (Hazeu 327): collega's en vrienden zijn ver weg, publiceren mag niet meer vanaf 1 april 1942 door degenen die niet tot de Kultuurkamer zijn toegetreden. Terwijl hij zijn gedachten laat gaan over het componeren van een nieuwe roman, slaat het noodlot toe: Vestdijk wordt op 4 mei 1942 via de strafgevangenis in Scheveningen (het ‘Oranjehotel’) naar Beekvliet in St. Michielgestel in Brabant getransporteerd waar de bezetter hem met honderden anderen gijzelt. Echte gevangenschap is het niet, maar de Beekvlieters moeten wel in grote onzekerheid in het kamp blijven. Het is het puikje uit de wereld van wetenschap en cultuur. Daarvan getuigt het gedenkboek Beekvliet.Ga naar voetnoot9 Er ontwikkelt zich een walhalla van informatie en communicatie: er worden lezingen gehouden, er komen studieclubs, er wordt toneelgespeeld, er wordt gemusiceerd, er zijn gesprekken over de toekomst van ons land. Bij wijze van spreken zijn allen die in ons land politiek en cultureel iets te zeggen hadden, door de bezetter opgepakt en dicht bij elkaar gezet. Dat roept tegenkrachten op. Politici debatteren, wetenschappers denken en creëren, beeldend kunstenaars tekenen, schrijvers blijven schrijven of bedenken waarover ze eens zullen publiceren. | |
[pagina 15]
| |
Beekvliet
| |
Cellulair leven binnen de celVestdijk slaagt erin, binnen het gijzelaarschap zijn schrijverschap te redden. Hoe doet hij dat? Voor een deel bewust: de omgang met Anton van Duinkerken en anderen, voor een deel door toeval: de kennismaking met de Friese predikant Henkels. De schrijver heeft pen en papier nodig. Die laat hij zich door Ans Koster toezenden, vooral papier. ‘Het schrijfbedrijf moet maar gewoon doorgaan.’, laat hij op 10 juni 1942 aan Ans weten. Zij is ijverig bezig om aan de continuïteit van Simons creativiteit haar bijdrage te leveren (Hazeu 335). De schrijver heeft naast zijn instrumenten ook afzondering nodig. Met Henkels vindt Simon enkele maanden na zijn arrestatie op Beekvliet een hokje op zolder waar zij hun schrijfdrift kunnen botvieren (Hazeu 342). Cellulair leven binnen de cel die Beekvliet heet. Simon begint aan een historische roman: De aeolusharp. Lokatie: een klooster, dus weer een cel. Hij bereidt in het schrijfhok zijn lezing over Kafka voor en houdt daarin een pleidooi voor de individuele vrijheid, - ontsnappen aan de onderdrukking - zoals hij dat ook in zijn lezing uit 1937 had gedaan: Kunstenaar en oorlogspsychologie, waarin de individuele scheppingsdrang centraal staat. Het zij nóg eens gezegd, en Max Nord accentueerde vooral dat in zijn beschouwing uit 1988: de kunstenaar heeft alleen maar zichzelf te zijn. Ik voeg eraan toe: en de randvoorwaarden te creëren om het beste van zichzelf te geven, in welke kunstvorm dan ook. Wij zien in de biografie Vestdijk in het kamp rondlopen in zijn armoedige kledij en in afzondering vel na vel vullen met zijn pietepeuterig handschrift. Hij wil niet opvallen en doet zijn werk. Het onderduiken in gewoonheid is ook cellulair leven om literatuur te doen gedijen. In het isolement hervindt Vestdijk zijn kracht: hij zegt | |
[pagina 16]
| |
niet veel, hij denkt na en componeert vooral verzen: tien jaar na het afsluiten van zijn poëtische explosie uit het begin van de jaren dertig komt hij tot het schrijven van enkele honderden gedichten. Hij creëert in gevangenschap zijn theorie over de versificatie, die zeer toepasselijk De glanzende kiemcel heet. In zijn cel verzamelt hij gedachten over de kern, het binnenste van het dichten. Hij zal er in het kamp vanaf 4 januari 1943 acht lezingen in serie over geven (Hazeu 373). De studie, gepubliceerd in 1950, is nog steeds een diamantje in het juwelendoosje van de poëziebeschouwing. Hazeu besteedt veel aandacht aan de activiteiten voor vrijlating, van binnenuit en van buitenaf. ‘Vestdijk wilde (nu) zo snel mogelijk naar dat andere isolement in Doorn, om ongestoord te kunnen schrijven. Uit tactische overwegingen, aldus de biograaf, zondert hij zich nog meer van de anderen af (Hazeu 372). | |
1943Na veel vijven en zessen komt Vestdijk vrij. Het Gedenkboek Beekvliet geeft als datum 1 maart 1943. Zijn detentie loopt via het ‘Oranjehotel’, het onderzoek naar de mogelijkheid van vrijlating door middel van verhoren eveneens. Hij heeft zijn huid gered, maar niet ten koste van een politieke knieval. Een kleine tien maanden afzondering zou diepe sporen in zijn ziel trekken. Pastorale 1943 is er deels de weerslag van. Vestdijk kruipt, los van de barakken in Brabant en de cel in Scheveningen thuis zijn eigen slakkenhuis binnen. Het lijkt erop dat hij buiten zijn woning eenvoudigweg niet gezien wil worden. In Doorn kan vrijwel niemand tot hem doordringen. De eerste maanden na zijn vrijlating is er geen inspiratie tot het spinnen van intriges in romanvorm. 1943 zal het jaar van De toekomst der religie worden, in Beekvliet begonnen in de vorm van lezingen. Beschouwing in plaats van het laten weiden van zijn fantasie. Verklaring van religiositeit, van een bestaand Iets, geen creatie uit het Niets. In het diepe springen en verwonderd en snuivend weer boven komen. Cellulair leven. Zijn potentie als romancier moest hij in de kampmaanden begraven. Wanneer zou hij zijn hoofd weer boven het maaiveld uitsteken? Begin oktober rondt hij zijn bundel Essays in duodecimo af (Hazeu 422). Nog geen aanzet tot een roman. | |
1944/1945Het cellulaire leven en de behoefte om zijn schrijverschap te beschermen, manifesteren zich ook in 1944. Het zou een betrekkelijk creatief jaar worden. Contacten beperkt hij tot het uiterste. Hij is voornemens, zich ‘binnenslands zo gedekt mogelijk te houden’ (Hazeu 424), aangezien de Duitse vertaling van Iersche Nachten zal verschijnen. Daaruit trekt hij de broodnodige inkomsten. Zin in kritiek heeft hij niet. In de schaduw blijven helpt in zo'n geval. Hij zegt dat hij hard aan een roman toe is, maar de dreiging van oorlogsgeweld werkt de creativiteit naar zijn zeggen niet in de hand. Nochtans zet hij in mei 1944 een roman in de steigers, Ivoren wachters, die hij in vijf weken voltooit. De laatste vier maanden van 1944 - het is de Hongerwinter! - componeert Vestdijk de markante roman De vuuraanbidders, waarvoor hij reeds veel voorstudie had verricht (Hazeu 429). De eerste vier maanden van 1945 begint zijn derde poëtische explosie. Hij duikt in zijn verzen onder, daartoe deels geïnspireerd door het overlijden van zijn vader (28-12-1944), waarvan hij eerst op 9-1-1945 hoort. Uit de poëticale tsunami, opgeworpen door zijn existentiele nood in de laatste oorlogsmaanden, zullen de bundels Thanatos aan banden en Mnemosyne in de bergen voortkomen (Hazeu 434). | |
[pagina 17]
| |
Uit de cellen: opnieuw ontkiemenNa de Bevrijding kan hij bogen op het loffelijke aantal van vijftien publicabele werken (Hazeu 444). Hij is de oorlog doorgekomen dankzij behoedzaam manoeuvreren in tijd van nood. Voorzichtigheid en doordacht beleid zijn de vader en moeder van het schrijverschap, zowel in het voorspel tot WO II, maar zeker tijdens de vijf oorlogsjaren - in het bijzonder de tien maanden in Gestel en de ruim twee volgende jaren na zijn vrijlating uit het gijzelaarskamp. Zijn creativiteit kent nauwelijks zwakke plekken: lukt het niet in de richting van de romankunst, dan vertaalt hij of schrijft hij verzen, beschouwingen, essays. Alle cellen van lijf en geest gericht op het nuttig effect van zijn sterkste kanten vanuit de cellulaire schuilplaatsen. Globaal beschouwd zal Vestdijk in de jaren van zijn effectief auteurschap (1932-1969) meer dan de helft van zijn wakende leven achter zijn bureau hebben doorgebracht. Schrijven is een eenzame bezigheid. Dat kan slechts in afzondering: in de studeerkamer, in een hoekje met een opschrijfboekje, op zolder in zelfgekozen ruimtes: in cellen. Streven naar zelfbehoud met heel zijn lijf en geest, dus met al zijn levenscellen, is gepaard gegaan met cellulair gedrag: het verblijf in kleine beperkte ruimtes, schrijven als een bezetene, een leven als een literaire schillenman, om in zijn onderhoud te voorzien en zijn lezers te dienen.
Simon Vestdijk: geen kluizenaar in Gestel en Doorn, maar wel een in clausuur handelend en werkend auteur, gelijk een monnik in een kloostercel in het hoogste torentje van de abdij. | |
De kluizenaar van Doorn bij de verschijning van de biografiewist u: er was eens een kluizenaar te Doorn
die schrijvend droomde en dromend schreef
de tijd verstreek, het stille beeld dat bleef:
kluizenaar tussen de bomen van Doorn
clichés zijn er om te ontclicheren
wij kunnen het aanstonds consumeren
a star is born: einde kluizenaar te Doorn!
Helga den Besten
11 november 2005 | |
[pagina 18]
| |
|