Het betreft hier totaal-theater. Een zo leeg mogelijk toneel. Acteurs en actrices, licht, decor, muziek, kleur (en soms ook geur): allen zijn gelijkwaardige spelers. Anderhalf uur zonder pauze betekent een speelritme met veel presto.
Decor is eigenlijk niet het goede woord: multifunctionele attributen met dezelfde vorm die een visuele eenheid vormen. In het geval van de Kelner koffers van reizigers (de doden) die werden gebruikt als zerk, zitplaats en trommel. Het decor van Ivoren wachters bestond uit veertien onderkaak-elementen waarmee de gehele mise en scène kon worden gemaakt.
Muziek werd in het eerste geval gecomponeerd op basis van Mahler's Kindertotenlied (voor accordeon en slagwerk) en bestond voor het tweede stuk uit Schumann's Kinderszenen voor piano.
Twee voorbeelden van woordgebruik dat als een magneet het ijzervijlsel van de voorstelling in patroon brengt. De voorstelling van de
Kelner kreeg een cirkelvorm. Zoals het boek eindigt met Haack, de kelner, Wim en Wanda en het jasje waarop het bloed niet meer zichtbaar is - zo
begon onze voorstelling met de apocalyptische accordeon, geblaf van de hond en Wim die in pyama op de stoep verschijnt. Haack komt thuis en hangt zijn jasje de jongen om de schouders. Tjalko en Henk leveren commentaar met de sneer
every inch a gentleman. Vestdijk zegt ergens dat hij zich van automatisch schrijven heeft bediend (en vervolgens rationeel het geschrevene niet heeft geschrapt). Preluderen de Engelse woorden hier op de verschijning van de Engelsman later die Haack's schuld-openbaring, vermomd als Hamlet-scène, katalyseert?
De doodskop in het sonnet van Philip en Schotel's lapsus afgebrand kerkhof zetten de fatale toon voor de bewerking. Schotel: Als ik geen orde zou kunnen houden was ik binnen vijf jaar een grijsaard. Presto. Het duurt niet eens vijf jaar. Als hij heimelijk bang is voor proppen dan krijgt hij proppen naar zijn hoofd van 1b (een mooie scène). Het beeld van de epiloog, een jaar later, na het in memoriam in de kamer van Hovenius, zijn twee grafstenen (tanden) waarvan één met ‘joodse’ walnoten van klasgenoten en Schotel, grijs en zonder das die bloemen komt leggen op de eerste dag van zijn tweede schooljaar. Muziek: Der Dichter spricht.
Een levensbeschouwelijke dimensie als in de Kelner, die loopt van Pilatus, de Vuuraanbidders, de Toekomst naar Eckhart dat ook ik geneigd ben te beschouwen als Vestdijk's testament, ontbreekt in Ivoren wachters. In de Wachters speelt het woord de hoofdrol. Het wordt in de mond vol rotte tanden genomen, de mond die kust en in diverse talen als klank en letter geproefd. Gelooft elke schrijver in de zelfscheppende eigenschap van het woord? Een regie, geleid door de magie van het woord, dunkt ons inspirerend Vestdijkiaans.