Vestdijkkroniek. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||
Terecht vindt de redactie het de moeite waard om veel over De glanzende kiemcel te publiceren. Zelfs het stofomslag en de aanbiedingsbrief van de uitgever maken daar onderdeel van uit, zoals we in nr. 105 kunnen zien. Dat moedigt aan om daar meer over te melden. Graag geef ik een noodzakelijke aanvulling. Dat kan omdat ook ik dit omslag nog heb, althans drie brokken ervan liggen in mijn eerste druk uit 1950. De kenner van stofomslagen (bestaan ze?; nauwkeurig kijken is al voldoende) weet dan meteen dat dit omslag incompleet is: achterkant en rugje ontbreken. Geïnspireerd door de foto's besloot ik nauwkeurig te kijken naar de teksten op deze resten. Dat leidde tot verder zoeken naar de vervolgdrukken. In de tweede trof ik tot mijn verrassing een reeks illustraties aan van de maker van de voorplaat van de stofomslag. Het vergelijken met gegevens uit Vestdijks bibliographie leidt tot de conclusie dat de Kiemcel het eerste geïllustreerde werk van Vestdijk in handelseditie moet zijn.
Eerst de beschrijving van het in VK 105 genoemde stofomslag (blz. 48). Zet u schrap voor veel gepeuter op dit ephemere druksel. Het levert wat op. Het afwijkende van dit stofomslag is dat het ook aan de binnenkant bedrukt is. Omdat mijn exemplaar niet compleet is en mij geen compleet onder ogen kwam, is onderstaande beschrijving onvolledig (met flappen mee zijn er 5 vouwen, deze zijn dubbelzijdig bedrukt; bij mij resteren er drie losgeraakte vouwen). Hieronder de korte vermelding van de inhoud.
(* = ontbreekt in mijn ex.)
Ik beschrijf voor zover mogelijk de bestaande tekstdeeltjes. a. voorzijde - voorkant: De glanzende kiemcel. (zie reproductie op blz. 48 van VK 105). De titelillustratie (waarschijnlijk een houtgravure) is gemaakt door Fons Montens. Zijn naam staat klein onder de afdruk en wordt in het boek ook tegenover de titelblz. genoemd. Alfons Montens was een redelijk bekende boekillustrator en ontwerper uit die periode. Hij | |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
werkte ook voor de Wereldbibliotheek. Zijn stijl blijkt nogal tijdsgebonden te zijn. Wat zien we precies? De kiemcel is bij hem een soort kleine kokosnoot, maar dan gestileerd en symmetrisch van vorm. Zijn vorm is eerder klassiek / barok en lijkt mechanisch gemaakt i.p.v. uit de natuur voortgekomen te zijn. Hij glanst van binnen en van buiten. Toch ontvangt hij zijn licht niet van elders (de onzichtbare lichtbron achter de open handen kan de cel niet bereiken). Dat wat het gedicht voorstelt, een boek met het uiterlijk van een klein soort bijbel, wordt verlicht maar geeft geen licht. Het gedicht wordt als af en klaar gezien.
Dit beeld is wel een erg letterlijke opvatting van het kiemcelproces. De kunstenaar gaat voorbij aan de wording en benadrukt helaas een soort bovennatuurlijk ontstaan van poezie. De opengevouwen handen versterken, naast de vorm van een open bijbel, het bijna religieuze beeld. Enkele bloempjes versieren de onderkant der handen. Behalve tijdsgebonden is deze titelplaat in zijn opvatting onbedoeld eerder niet dan wel de essentie zoals Vestdijk die geeft. Technisch knap werk, naar de bedoeling een misser. Hoe zit dat met de reclameteksten van de uitgever? We hebben er twee: de aanbiedingsbrief, die we al kennen uit VK 105 en de flaptekst voor de lezer. Wij kijken nu naar de laatste, voorkomend op de voorkanten van beide flappen (c). | |||||||||||
De glanzende kiemcelVestdijk de veelzijdige, die zovele gebieden tot onderwerp van zijn belangstelling rekent, geeft in dit boek zijn beschouwingen over het wezen en de techniek van de poezië. Op het eerste gezicht moge dit een moeilijk en droog onderwerp schijnen, en alleen van belang voor de geïnteresseerde en belangstellende ingewijde. In dit boek echter spreekt niet de man die zich van zijn stof gedistantieerd heeft en vanuit zijn isolement poogt de betekenis van het gedicht te ontrafelen, maar veeleer de dichter zelf die zich rekenschap geeft van de moeilijkheden bij de vormgeving zonder daarbij ‘het scheppend moment’ uit het oog te verliezen of te veronachtzamen. Want zoals uit de titel blijkt - ‘De glanzende kiemcel’, de kiemcel van het denken en voelen zoals zich dit in het gedicht weerspiegelt in al zijn gebondenheid en kracht - alsook uit het laatste hoofdstuk van dit werk, ‘Het schrijven van verzen’, blijven voor Vestdijk niet de vormgeving of de middelen tot die vormgeving bepalend, maar juist de wijze waarop meer of minder volmaakt de inhoud en het gevoel van de dichter door zijn woorden heen de mens bereiken. Bovendien verkeert dit werk in de gelukkige omstandigheid dat het niet als een zuiver studiewerk werd geschreven; het is de bundeling van een aantal lezingen die Vestdijk destijds in internering te Sint Michiels - Gestel heeft gehouden, waardoor de lezer het gevoel krijgt op een zeer persoonlijke wijze te worden rondgeleid in de zo verborgen en geheimzinnige werkplaats van de dichter. De methode het gedicht te demonstreren aan de hand van werken van grote dichters als Rilke, Boutens, Valéry, Keats, Nijhoff, Engelman, Slauerhoff, Verwey, A. Roland Holst, Du Perron, Van Ostayen, om slechts enkelen te noemen, is niet nieuw, maar omdat hier een dichter zelf aan het woord is, verliezen de beschouwingen hun onpersoonlijke, determinerende karakter en verkrijgen ze de speelse, rake, en juist zo typerende bondigheid, die het lezen niet alleen tot een ongemerkt verrijken van kennis maakt, maar in nog hogere mate tot een geboeid doordringen in de geheimzinnige wereld die, door enkele woorden opgeroepen, soms in staat is meer indruk te maken en achter te laten dan de gebeurtenissen en handelingen zoals wij ze vinden in de veel lijviger roman. Ongetwijfeld is Vestdijk er in geslaagd de lezer, schijnbaar terloops, de fijnste nuances zelf te laten ontdekken, waardoor onvermoede perspectieven worden geopend, en men het gevoel krijgt als door een lens van een microscoop een blik te slaan in een veel ijler en schoner wereld, waarin gevoel en | |||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||
gedachte in de wonderlijkste mengelingen aan ons nu geopend oog voorbij trekken. Wanneer dit boek er toe zou mogen bijdragen de meest innerlijke waarde van het gedicht voor velen toegankelijk te maken, en de zo hardnekkige barrière omver te werpen, die het gedicht tot nu toe als vanzelfsprekend heeft omgeven, zal deze zo meesterlijk ondernomen poging van Vestdijk beloond zijn, en het gedicht de plaats krijgen die het toekomt.
Deze tekst komt nu plechtstatig over. Maar hij beschrijft goed waaruit deze Kiemcel bestaat. Hij blijft daarbij in de toon van het werk zelf, op de ironie na. De schrijver moet het boek zeker zelf gelezen hebben om deze beschrijving zo adequaat te kunnen maken. b. binnenkanten van voorzijde, achterzijde, voorflap, achterflap en rugje:de fondslijsten. De fondslijsten van de Driehoek, verzameld in verschillende reeksen, vullen de hele binnenkant van het stofomslag. Bij mijn exemplaar ontbreekt zoals gemeld een deel, maar ook een halve fondslijst geeft opvallende zaken. De uitgever hield van reeksen met titels. Hij brengt uit de Podiumreeks. Dit is een reeks van schrijvers uit het tijdschrift Podium: J.B. Charles, A. Marja en anderen. Van Vestdijk worden genoemde De fantasia (novellen) en de kwatrijnen, samen met A. Roland Holst geschreven. De fantasia en andere verhalen verscheen in 1949 en Swortplay-wordplay in het jaar van de Kiemcel, 1950. Ook is er de Pariareeks. Hierin komt Vestdijk niet voor en evenmin enig Nederlandstalige schrijver. Was dat te belastend? We lezen de namen van William Blake, André Gide, Henry Miller, Anaïs Nin, Franz Kafka (een monografie door Jan Molitor) en Marcel Proust (een biografie (?) door E. Adèr-Winkler). Voornamelijk de modernen van toen dus. De samenhang van de reeks wordt gegeven door de namen van de schrijvers en niet door het genre van hun werk, want roman, open brief (Miller) en monografie van anderen komen erin voor. Geen reeks maar een rubriek is romans en verhalen. Verbazend genoeg is daar De glanzende kiemcel in ondergebracht. De reeks bestaat bijna geheel uit buitenlandstalige romans van toen, moderne en geruchtmakende schrijvers als Nin, Lawrence, Gide. Ondertussen is de groep erg ongelijk: volkomen vergeten werken zoals Vuurdoop in Schoffiesland, Moeder van 560 kinderen, Claaranneke en Het vrouwtje op den Berg (in 2e druk!) worden naast de Kiemcel genoemd. Voor zover ik kan overzien zijn Vestdijks lezingen het enige nonfictiewerk in deze groep. Dat is des te vreemder als ik nog net kan zien (tegen de ontbrekende rechter kant aan) dat er titels op onderwerpen als: psychiatrie, maatschappijleer, para-psychologie, handschriftkunde, astrologie en zelfs talenkennis gegroepeerd staan, zonder dat ons boek daarbij wordt genoemd. Verkeerd gerubriceerd dus en dat met een uitstekende flaptekst op hetzelfde stofomslag. De in de vorige VK genoemde aanbiedingsbrief aan de redactie van een tijdschrift is daarmee vergeleken oppervlakkig en niet meer dan een oppepper om het boek te recenseren (zie VK 105, blz.51). Nog twee reclameteksten volgen: d.voorflap - binnenkant: Grote geesten van deze tijd. De uitgever vat het werk van verschillende buitenlandstalige schrijvers in zijn fonds samen. D.H. Lawrence, Henry Miller, André Gide en anderen worden aangeprezen met een inleiding die begint met: ‘Schijnbaar is de wereld op weg naar haar ondergang; alles, zo zeggen wij, wijst op bederf en verderf(...)’. Opvallend te zien is dat Vestdijk niet onder degenen valt die dit tij zullen weten te keren. e. achterflap - binnenkant: Pariareeks Voor wie dit teleurstelt is het goed te weten dat Vestdijk evenmin onder de paria's valt. | |||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||
Glanzende Kiemcel tegenover blz. 208
| |||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||
Glanzende Kiemcel tegenover blz. 15
| |||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||
Het beste dat we erover kunnen zeggen is, dat de uitgever veel modernen van toen buiten het Nederlands taalgebied heeft uitgebracht. Het gaat om in deze reeks om ‘literair - revolutionair werk van grote, door hun tijd niet erkende geesten’.
We nemen afscheid van de stofomslagen, om te kijken hoe het De glanzende kiemcel vergaat: de respons na publikatie. Hoe vielen die recensies uit die de aanbiedingsbrief ontlokte, hoe was de verkoop? Dat is mij niet bekend, maar ongetwijfeld zijn daarover gegevens te achterhalen. Ik beperk mij hier tot een artikel van de journalist Hofland, waarin een aantal prachtige herinneringen aan het eerste lezen van de Kiemcel te vinden is. In Een presidentieel portret, geschreven in 1992, laat hij weten dat hij een veertig jaar geleden ‘zijn verhandelingen grondig bestudeerd’ (heeft). Als beginnend dichter heeft hem dat niet geholpen. Het bereikte wel dat hij vanaf die tijd een goed taalgebruiker wilde worden. Een schrijver is bij Vestdijk een vakman, zegt Hofland. Dat betekent dat ‘het maken van een behoorlijke zin gepaard kan gaan met een lustbeleving’. Onnodig te zeggen dat die lustbeleving in 1992 anders verloopt: ‘Het gaat nu meer van beneden naar boven dan destijds in Sint Michielsgestel’. Wij houden dus vast dat de route van hoofd naar hart in 1950 bij de hersens begon. Over het ontstaan van wat later de Kiemcel werd, noteert Hofland het volgende prachtige beeld: ‘De spreker is misschien hier en daar wat uitvoerig, maar voor een gehoor van gijzelaars kon hij zich dat veroorloven want die hadden geen werktijden. Bij het lezen van De glanzende kiemcel kwam bij mij vanzelf het beeld tevoorschijn van de groep mannen die, in afwachting van het ogenblik dat ze mogelijkerwijs zullen worden vermoord bij wijze van straf voor een daad die ze niet op hun geweten kunnen hebben, op een cursus over “wezen en techniek van de poëzie” zitten. Dat hoort allemaal tot die geweldige collectie absurditeiten die oorlog wordt genoemd’. Toen Hofland 40 jaar voor 1992 dichthulp nodig had, moet hij de eerste druk van de Kiemcel gebruikt hebben. De tweede kwam pas in 1956 uit, bij dezelfde uitgever. In ieder geval kreeg dit moeilijke boek toch respons. Opvallend genoeg blijkt dat in die tweede druk maar liefst vier houtsneden van Montens toegevoegd zijn. In de bibliografie Vestdijk in kaart door Daisy Wolthers uit 1967 wordt bij de Kiemcel uit 1956 droogweg genoemd: ‘4 bladen met illustraties’. Verder lezen we dat de Driehoek de Kiemcel drie keer heeft uitgebracht: respectievelijk in 1950, 1956 en in 1965. Het opnemen van deze plaatjes (meegebonden om de katernen 1 en 13) is verrassend. Even verrassend is het dat daarentegen het omslagontwerp vervangen wordt door dat van een ander (Theo Helwig; ik heb deze omslag niet gezien). Voor zover ik kan achterhalen zijn Montens' illustraties daarmee de eerste illustraties in een uitgave van Vestdijk. (Wolthers noemt dit feit niet). Althans als ik de bijzondere drukken, zoals enkele in de oorlog door Werkman geïllustreerde gedichten en het niet oorspronkelijke werk, zoals de door Jeanne Bieruma Oosting zo mooi geïllustreerde Poevertaling, buiten beschouwing laat en alleen het oorspronkelijke werk in handelseditie meereken. Geen plaatjes dus in Vestdijks romans of novellen, wat veel meer voor de hand zou liggen maar in een groep essays over nogal abstracte onderwerpen. Wat geven deze houtsneden of: waardoor liet Fons zich leiden? Niet zozeer door de mooie flaptekst van de uitgever die staat voor de korte inhoud van de essay's. Was dat maar waar! Graag zou ik een Vestdijkiaans poeziebegrip als | |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
rijmdwang, weerbare isolatie of concentratie door de beeldend kunstenaar vormgegeven gezien hebben. Hoewel: toen Montens dat deed voor het stofomslag van de Kiemcel was dat geen groot succes. En mooi zijn deze vier illustraties toch wel: Een jonge dame bevindt zich vier keer tussen allerlei heel symbolische attributen.
Als we haar Muze noemen, is ze op één afbeelding eerder Eva. Goedbeschouwd is er geen enkele relatie met de tekst, dan een vage overeenkomst met de dichtkunst (b.v. met Pegasus). 't Lijkt haast of de plaatjes eerder voor een ander doel gemaakt werden (voorloper in houtsnede van Playboy?) en tussen de tekst geschoven zijn. De derde druk blijkt fotomechanisch vervaardigd te zijn, waardoor de vermelding van de illustraties automatisch plaatsvindt. Maar Daisy Wolthers geeft aan dat ze niet meer werden opgenomen. Even onverwacht als Montens werk kwam was het weer verdwenen. Nog iets over het zetsel van de drie drukken. Bij vergelijking tussen de typografie van de eerste en tweede druk bleek mij dat verschillend zetsel gebruikt werd. Onduidelijk is het waarom dit gebeurde, want grote tekstuele verschillen treden niet op. En het moet kostenverhogend gewerkt hebben. De fotomechanische derde druk (die ik niet in handen heb gehad) zal van het zetsel van de tweede gemaakt zijn. Montens werk is dus maar één keer verschenen. Het verdient een afdruk in de VK. De lezer laat ik graag oordelen of het eerder de route ‘van beneden naar boven’ laat zien dan de oude route uit de vijftiger jaren, die boven begon. Ik hoop op het eerste, dan komt er nog actuele propaganda met terugwerkende kracht voor Vestdijks meesterlijke lezingen. | |||||||||||
Samenvattend:flaptekst: een goede aanbeveling van de uitgever genre-indeling foutief bij romans en verhalen ingedeeld aanbiedingsbrief matige aanbeveling van de uitgever eerste druk stofomslag Montens, geen illustraties tweede druk stofomslag Helwig, vier illustraties Montens; het eerste geïllustreerde oorspronkelijk werk van Vestdijk in handelseditie (?), nieuw zetsel derde druk illustraties worden wel genoemd, komen echter niet voor. | |||||||||||
Literatuur
Lezersoproep: Met het plaatsen van de 4 afbeeldingen in dit nummer zijn alle plaatjes die op de Kiemcel betrekking hebben in de VK afgedrukt op één na: die van het stofomslag van de tweede druk door Theo Helwig. Welke lezer kan ons aan deze afbeelding helpen om de reeks compleet te maken? |
|