Vestdijkkroniek. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Op bezoek bij de Vestdijkbiograaf Wim HazeuOmringd door een zoete zee van kleurige zomerbloemen: zo ligt het huis van het schrijversechtpaar Wim Hazeu en Thera Coppens er bij. In het boekenatelier, gelegen achter het woonhuis aan de Tromplaan in Baarn, werkt de kersverse 65 - jarige Wim Hazeu, temidden van duizenden boeken. Als de zon slaapt, zit Wim vaak tot in de kleine uurtjes binnen de omheining van de literatuur te schrijven. ‘Mijn boeken vormen mijn innerlijk behang. Zij zijn een absolute voorwaarde voor mijn bestaan. Zonder mijn bibliotheek zou mijn leven er anders uitzien’, antwoordde hij desgevraagd.
Op woensdag 3 augustus 2005 hadden wij de primeur een interview te mogen afnemen aan de Vestdijkbiograaf, die zich al een plaatsje in de literaire hemel heeft verschaft met zijn biografieën over Achterberg, Slauerhoff en Escher. Met de Vestdijkbiografie wordt er op zijn stoel een kussentje gelegd. En wie weet wat er nog volgt!
Na een allerhartelijkste ontvangst namen we plaats in het werkparadijs van Wim waarin we de wanden even mochten besnuffelen op zoek naar eerste drukken uit onze literatuur: het resultaat van een leven lang verzamelen en een oogstrelende ervaring voor de bezoeker. Een indrukwekkende hoeveelheid documenten van en over Simon Vestdijk, zoals nooit eerder gepubliceerde foto's en correspondentie, behoren tot de tijdelijke inboedel van het werkpaleis van de biograaf. Op het fraaie houten bureau lag het manuscript dat op 10 november 2005 ten doop zal worden gehouden.
We doken met zijn drieën onder in het leven van Vestdijk: wij stelden onze vragen.
Nieuwerkerk a/d IJssel - Amsterdam, 15 augustus 2005
Helga den Besten - Fries de Vries
Het prachtig gelegen huis van Wim Hazeu in Baarn, met zijn werkruimte achter het huis
| |
[pagina 6]
| |
Hazeu over Achterberg, Slauerhoff en Escher
| |
[pagina 7]
| |
zijn boek over Vestdijk had uitgegeven.Ga naar eind1 Het verhaal doet de ronde dat ik met Hans Visser in onmin leefde, maar dat is onzin. Ik heb nadat ik het verzoek van mevr. Vestdijk had gekregen, zelfs nog even geprobeerd Visser te interesseren om de biografie samen op poten te zetten, opdat hij toegang zou kunnen krijgen tot bepaalde Vestdijkdocumenten. Tenslotte had hij al veel research gepleegd. Die poging is op niets uitgelopen. Daarom ben ik de afgelopen vijf jaar op mijn eentje verdergegaan.
Je hebt niet zoals Visser een feitenbiografie willen schrijven. Ik heb moeite met het onderscheid tussen feiten-, psychologische of persoonlijke biografie. Levensbeschrijvingen samenstellen is voor mij het verslag van een persoonlijk avontuur. De basis daarvoor wordt gelegd tijdens interviews, het onderzoek, bezoek aan het Letterkundig Museum. Heb ik al deze zaken tot mij genomen, dan begint de onbestemde tocht van het schrijven. Ik hoop dan maar dat de lezer die reis met mij meebeleeft, met al zijn spanningen en drama. Nu ik de tekst voltooid heb, ben ik jaloers op de lezer: wat ik de afgelopen twee-en-een-half jaar heb beleefd, dat staat hem nog te wachten.
In je Achterberg-biografie is dat element van het persoonlijk avontuur merkbaar aanwezig. Niemand geloofde dat er een Achterbergbiografie geschreven kon worden. Mevr. Achterberg vertelde publiekelijk dat Gerrit het niet gewild had en dat het een onmogelijkheid was zijn leven te beschrijven, omdat hij niets meegemaakt had. Dat laatste heb ik weerlegd. Jan Romein heeft gezegd dat een van de voorwaarden voor het schrijven van een biografie is, dat er een zekere verwantschap moet zijn tussen biograaf en zijn object. Voor mij lag dat in het milieu van de Gereformeerde Bond, een sfeer die ik van huis uit kende. Denk ook aan de kerk van de ‘Bonders’ in Delft, waar ik speelde. Voorts voelde ik me ook verbonden met Achterbergs romantisch idee om over de grens van leven en dood contact te hebben met de gestorven geliefde. Poëzie was voor Achterberg het fundament van zijn bestaan. Daaruit putte hij de kracht om door te gaan. Zijn verzen vormden tevens het tolgeld om uit de psychiatrische inrichtingen te komen. Die lijn heb ik tijdens het persoonlijk schrijfavontuur in de biografie consequent aangehouden. Vestdijk heeft trouwens in 1942/1943 de Duitse vertalingen van zijn romans aangewend om uit het gijzelaarsoord Sint - Michielsgestel te komen. Ook een soort tolgeld.
En wat was je band met Slauerhoff? Ik wilde van jongs af aan dat Slauerhoff mijn vriend was. Ik werd getrokken door het zwerven naar het onbestemde. Mijn persoonlijke tocht bestond uit een virtuele reis met Slau langs havens over de wereldzeeën.
De biografie over Escher was een opdracht? Ja, van de Escher Foundation. Ik heb kunnen aantonen dat we te maken hebben met een gepassioneerd kunstenaar, die ik ook weer als persoonlijk avontuur gevolgd heb in Italië en op Sicilië, een man met een epistolair talent: elke brief is een toelichting op zijn werk. Niemand kende zijn Italiaanse periode en dus ook niet hoe hij zich tegen Mussolini verzet heeft, een vorm van engagement. Het boek over Escher is de meest onbevangen biografie die ik geschreven heb. Een voorwaarde lijkt te zijn dat de biograaf de beschrevene persoonlijk niet kent.
Bakenen zich publieksgroepen af na de verschijning van een biografie? Dat formeert zich snel. Mijn Achterbergboek vond zijn weg naar psychiaters en psychologen. | |
[pagina 8]
| |
Escher viel goed in de wereld der mathematici. Dat zijn heerlijke mensen: zij accepteren in het boek het wonder dat wetenschap en geloof verenigt. Een literaire biografie veroorzaakt stofwolken. Sommigen zullen blij zijn met het Vestdijkboek, juist omdat ze toegeven dat ze invloed van de auteur hebben ondergaan (Maarten 't Hart, Doeschka Meijsing, Hugo Brandt Corstius), anderen zullen afgunstig reageren, let maar op! Bij psychiaters en wiskundigen vind je die houding niet. Polemiek wijs ik niet af, maar bij oneerlijk geneuzel en rancuneus gedoe geef ik niet thuis. Voor oprechte kritiek verklaar ik mij ontvankelijk. | |
Op zoek naar vestdijk (Fries de Vries)In hoeverre heb je geput uit voorgaand biografisch en autobiografisch werk? Ik heb gebruikgemaakt van de getuigenissen van Vestdijk ten overstaan van Nol Gregoor. Vestdijk heeft de twee boeken die Gregoor over hem geschreven heeft, gemanipuleerd. Theun de Vries fungeerde als klankbodem voor Simon Vestdijk. Hans Vissers boek heb ik bij verschijning gelezen en pas herlezen toen ik de kopij van mijn Vestdijkbiografie voltooid had, om te kijken of er in mijn tekst omissies waren. Was ik niet iemand vergeten? Dat bleek niet het geval te zijn. Hans Visser had de handicap dat hij niet mocht citeren uit de bronnen. Toen ik de opdracht tot het schrijven van het Vestdijkboek aanvaardde, heb ik als voorwaarde gesteld dat alle bronnen toegankelijk voor me zouden zijn; dat er geen enkele censuur zou worden opgelegd, kortom dat ik geen enkele concessie hoefde te doen - allemaal contractueel vastgelegd. Op basis daarvan heb ik duizenden brieven van Vestdijk gelezen. Visser had bij voorbeeld geen toegang tot de ca. 400 brieven van de correspondentie met Henriëtte van Eyk. De Vestdijkbiografie van Visser kun je daarom beter een inventarisatie van het toen beschikbare materiaal noemen. Dat heeft hij niet slecht gedaan.
Vestdijk opent het vizier ook zelf. In hoeverre heeft Vestdijk in zijn beeldvorming van schrijvers manipulatie toegepast? Gestalten tegenover mij is een goudmijn voor biografen. Op de vraag in hoeverre Vestdijk het beeld van zijn auteursportretten heeft bewerkt, moet ik het antwoord schuldig blijven. Het is een typisch Vestdijkboek met oog voor details: een handleiding voor beschouwingen over collega's. Over Vestdijk zelf wil ik nog wel kwijt, dat hij twee gezichten heeft. In correspondentie van anderen komt het beeld naar voren van een krampachtige verlegen teruggetrokken man. In zijn eigen brieven en in zijn beschouwingen over schrijvers komt hij heel anders te voorschijn: een open Vestdijk, die als de beste kon observeren, maar dat kon hij niet laten merken aan zijn omgeving, waar hij doorging voor een soort contactgestoorde.
Op welke wijze heb je het literaire werk in je biografie ingepast? Ik haal uit de romans en novellen datgene wat interessant is voor het biografische vervolg. Ik heb niet zoals Jan Fontijn in zijn Van Eedenbiografie de psychoanalyse toegepast.
Interessant lijkt de vraag naar de relatie tussen werkelijkheid en beeld. In hoeverre heeft Vestdijk in zijn autobiografische of semi-autobiografische geschriften een vergruizing van de realiteit toegepast. Die vraag leidt naar de valkuil waarin een biograaf kan vallen, n.l. als hij ervan uitgaat dat | |
[pagina 9]
| |
de romanpersonages samenvallen met het eigen model. Elke hoofdfiguur in een roman is deels een afspiegeling van de schrijver, want hij creëert vanuit zichzelf en zijn eigen karakter, maar congruentie is onmogelijk. Ik bekijk Vestdijk allereerst vanuit de commentaren van anderen op zijn leven, in zijn interviews en ten slotte pas wat van zijn mentaliteit en opvattingen terug te vinden is in zijn romans. Natuurlijk wordt de realiteit bewerkt: je vindt in het werk heel weinig terug over de relatie met zijn vader. De zoon - moederbetrekking is in de boeken anders dan de werkelijkheid. Vestdijk was geen imitator van zijn eigen leven, hij was creator.
Heeft Vestdijk in autobiografisch opzicht een aanvaardbaar wensbeeld gecreëerd of het zielenpietje willen schetsen? Denk aan de beelden die hij van de school in Lahringen gaf. Biografisch gezien was Simon altijd wel een eenling in de klas, geen zielig ventje, maar wel een jongen die andere interesses had dan zijn medescholieren. Zijn vader had hem voorliefde voor literatuur en muziek bijgebracht. Zo'n ‘afwijking’ brengt eenzaamheid mee. Wensbeelden in het werk zie ik wél bij het creëren van zijn geliefde: gewilde gestaltes die hij tegenover zich neerzette, met wie hij zou willen sterven, in de geest van amor omnia vincit: liefde overwint alles: puberale strevingen. Dat wensbeeld wordt tevens een literair thema. Zo'n wensmeisje kan hij niet krijgen: de beschrijving van deze nederlaag heeft hij literair volledig uitgebuit.
Vind je niet dat Vestdijk wel heel veel ruimte neemt - acht Anton-Wachterboeken - voor de behandeling van peutertijd tot en met adolescentie? Nee, want Proust deed er langer over. Op een gegeven moment merkt Vestdijk dat hij succes heeft met zijn boeken over Wachter. Hij had uit zijn studententijd genoeg vrouwengeschiedenissen over om ze over de vier Amsterdamse delen te spreiden. Ik had graag gezien dat hij het aantal Wachterromans had uitgebreid tot twaalf.
Is er een verschil tussen de eerste en de tweede vier Wachterromans, qua mentaliteit en beeldvorming? Vestdijk heeft zich nooit bekommerd om het beeld dat anderen zich van hem zouden vormen. Er is een groot verschil: zijn officiële debuut in 1934 met Terug tot Ina Damman brengt, in het bijzonder de laatste bladzijde, een niveau mee dat hij nooit meer heeft kunnen halen. De andere zeven werken schreef hij eromheen, puttende uit het manuscript Kind tussen vier vrouwen. Daarmee volgde hij de formule van Proust.
Hoe heb je de markante beslissing dat Vestdijk zijn vak opgeeft ten gunste van het schrijverschap in de biografie verwerkt? Uitgever Doeke Zijlstra (van Nijgh en Van Ditmar) stuurt de auteur in spe naar huis met zijn manuscript, met de opdracht: Ga nu maar schrijven! De structuur van de biografie is dat ik eerst de aanloop naar zijn publicitaire hoogtepunt in 1934 schets en daarna met het leven begin. Ik zie het besluit tot oriëntatie op het schrijverschap als een moedige beslissing, omdat hij tot dan toe alleen verzen had gepubliceerd. Vestdijk werd gesteund door de goede ontvangst door Du Perron en Ter Braak. Zij herkenden in hem dé Man van Forum. Het was een keuze uit nood: hij kon geen arts zijn vanwege zijn depressieve constitutie. Daarom koos hij voor de schrijftafel. Tegen de stroom in heeft hij doorgezet. De uitgever vond dat Meneer Visser's hellevaart geen debuutroman kon zijn. Het publiek zou afgeschrikt worden. Het vijfde zegel beantwoordt wel aan de smaak van het publiek, maar voortzetting van dat genre boeit Vestdijk niet. Hij wil contemporaine romans schrijven. Aan het gedrag van Zijlstra kun je aflezen hoe in het algemeen uitgevers zich gedragen. Wat verkoopt | |
[pagina 10]
| |
wel en wat verkoopt niet. Dat verklaart ook waarom zo'n driftkikker en bourgondisch levende Bert Bakker meer voor de literatuur heeft kunnen doen dan Van Oorschot, Geert Lubberhuizen en Nijgh en Van Ditmar bij elkaar!
Voor Vestdijk was schrijven een existentiële noodzaak. Du Perron is bij de ontwikkeling daarvan toch van essentiële betekenis geweest? In Gestalten tegenover mij zegt Vestdijk over deze gidsfunctie letterlijk: ‘De Nederlandse literatuur was bij mij binnengetreden en ik had niets meer te wensen.’Ga naar eind2 Dat binnentreden geschiedde op het kasteeltje Gistoux in België waar Du Perron leefde met zijn merkwaardige familieleden en waar hij zijn eerste vrouw Simone Sechez probeerde door te schuiven aan Simon. Gistoux heeft heel veel voor Vestdijk betekend. Hij kwam in contact met o.a. Jan Greshoff, een leven lang een klankbord voor Simon. Het aantal literaire vriendschappen was overigens beperkt: Du Perron, Greshoff en dan nog Willem Pijper, Henriëtte van Eyk. | |
[pagina 11]
| |
Het vrouwbeeld bij Vestdijk (Helga den Besten)Het vrouwbeeld bij Vestdijk is gecompliceerd, naar levensperiode, lokale situaties, typen vriendinnen. In dat opzicht zijn de vier Amsterdamse Wachterromans vindplaatsen voor typologieën. Is er wel een algemeen beeld te begrenzen? Het algemene beeld is de romantische figuratie: de vrouw is onbereikbaar. Dat vind je ook bij Slauerhoff: denk aan de figuur van Larrios in Schuim en asch. Je ziet haar en ze is weg. Sommige vrouwentyperingen zijn gebonden aan de tijd, bij voorbeeld Else Böhler, te hechten aan de opkomst van het fascisme. Je zou dat het dienstbodecomplex kunnen noemen. De voorstelling van zaken dat de heren macht hadden over de vrouw, wordt door Vestdijk al snel verstoord, omdat de hoofdfiguur écht verliefd is. Ina Damman als de onbereikbare kun je in het gehele werk van Vestdijk volgen. Het is, zoals gezegd, door de eeuwen heen ook een literair thema.
Was Ina Damman wel echt een ideaal type? Lies Koning die model stond voor Ina Damman, heeft zelf gezegd dat zij bepaald niet het ideale type voor Simon was. Zij wilde een gezin en kinderen. Wie trouwde, aldus Vestdijk, stelde zijn artisticiteit in de waagschaal. Ina Damman is dus vanuit de werkelijkheid verheven tot literaire figuur: geen mens van vlees en bloed.
Was zij dan wel een figuur waaromheen Vestdijk zijn fantasieën opbouwde? Sterker nog: Vestdijk heeft Ina Damman in zijn literaire werk gebruikt om andere vrouwen af te wijzen. Hij was waarschijnlijk niet in staat om vrouwen blijvend vast te houden: dat is te mooi om waar te zijn. Dat blijkt bij voorbeeld uit zijn relatie met Henriëtte van Eyk, na WO II de rode draad in zijn leven. De twee figuren Ina Damman en Marie van den Boogaard zijn in zijn debuutroman Terug tot Ina Damman wel heel scherp tegenover elkaar gesteld. Hoe verklaar je dat? Vestdijk heeft een breed scala van vrouwentypen ontworpen. René Marres heeft daarover een mooi artikel geschreven.Ga naar eind3 Ik ga in mijn biografie niet zo ver, dat ik de romanvrouwen ga herleiden tot hun burgerlijke - standnamen en hun reële typologieën. Vestdijk had Marie nodig als dramatisch contrast met Ina. Vestdijk heeft tal van vrouwentypen ontworpen die heel ver stonden van zijn ervaringswereld. Ik moet een uitzondering maken voor de hoofdfiguur Eva Kienpointner uit zijn roman Open boek, deel 2 van de Slingelandtrilogie, die gebaseerd is op Antonia Graszl. Deze vrouw had hij boven Berchtesgaden ontmoet. Met haar is zeer zeker sprake geweest van een liefdesrelatie. Daarin is hij heel ver gegaan. Hij heeft haar zelfs uitgenodigd om naar Nederland te komen, ondanks de aanwezigheid van Ans Koster. Eva Kienpointner komt het type Ina Damman zeer nabij! Eva is in de roman niet te vatten, noch voor de schrijver noch voor de dirigent S.
Welke vrouw heeft Vestdijks Grote Liefde vertegenwoordigd? Hij heeft zelf lang volgehouden, ook in zijn brieven, dat het Henriëtte van Eyk is geweest. In omgekeerde zin was dat zeker het geval. Henriëtte heeft de boot lang afgehouden. Zij had zojuist een moeizame relatie achter de rug met Ed. de Nève, verzetsheld in WO II.. In haar brieven komt het beeld naar voren, dat zij zich geheel aan Simon uitlevert. Hij werd door zijn depressies tegengehouden. Hij wilde niet dat zij die zou meemaken. De diepste ellende kon hij alleen maar delen met Ans Koster. Tegenover Henriëtte had hij een grote gêne. Wederzijds was de Grote Liefde tussen Simon en Mieke van der | |
[pagina 12]
| |
Hoeven. Hij wilde bewust kinderen van haar, ook om zijn naam te doen voortbestaan. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat zijn grootvader een vondeling was. Er waren nogal wat voetangels en klemmen voor een vaste band met Henriëtte van Eyk. Vestdijk zag een duurzame verbintenis met een vrouw als een aanslag op zijn creativiteit. Verder was hij niet overtuigd van de juistheid van zijn keuze. Als tussendoortje raakte Simon verliefd op een zekere Kinny Schuurbecque Boeye. Dat was een misstap, een vorm van ontrouw, die hem voor de vraag stelde of hij wel op de goede weg was. In de derde plaats onderhield Simon met Ans een relatie waarin allerlei functies samenkwamen: huishoudster, verpleegster, bewonderaarster, minnares. Het was een vorm van gemakzucht die Simon zich wel wilde laten aanleunen. Er waren twee hoogtepunten in die relatie: kort na zijn terugkeer uit Sint - Michielsgestel in maart 1943 en vlak voor haar dood in 1965.
Hoe gedroeg Simon zich als hij In Amsterdam bij Henriëtte van Eyk langs kwam? Hij was ontspannen, soms gedroeg hij zich als een soort clown. Hij heeft in het huis op de kade wel eens een toneelstukje tussen de schuifdeuren opgevoerd. Hij betoonde zich gelukkig, niet mensenschuw. Het ‘Stel’ ontving schrijvers aan huis: Max Nord, Cola Debrot; ze gingen bij collegae op bezoek. Hij ging met Henriëtte naar het Boekenbal. Slechts een enkeling zag er een duurzame verhouding in. Er moet wel gezegd worden dat er gaten in de verhouding zaten: de onderbrekingen kwamen door de depressies, door het avontuur met Kinny. Henriëtte haalde de banden steeds weer aan en liet hem naar Amsterdam komen. Vestdijk heeft het zichzelf in zijn laatste brief kwalijk genomen dat hij daaraan toegegeven heeft. De verhouding heeft lang geduurd. Hij had respect voor haar en voor haar integriteit. Daarom heeft Vestdijk haar nooit als personage in zijn romans gebruikt. Dat is voor mij het bewijs dat dit de ultieme relatie is geweest. Als lezer verwonder ik mij erover, dat hij niet besloten heeft haar te trouwen en in Amsterdam aan de kade te gaan wonen. Ik moet het trouwens nog zien, of die twee onder éen dak tot schrijven waren gekomen.
Uit het samenzijn bloeide indertijd wel iets moois! Toen Simon Henriëtte ontmoette, stelde hij voor een brievenroman te schrijven. Jeanne van Schaik - Willink was gescheiden en die zei: ‘Doe dat maar met mij!’ Dat was eigenlijk niet de bedoeling van Simon, maar hij had daarmee een mooi alibi om zijn reisjes van Doorn naar Amsterdam waar te maken. Hij sliep in het huis van Jeanne, maar zijn eigenlijke doel was Henriëtte aan de Reijnier Vinkeleskade 56. De roman van Simon en Jeanne, De overnachting, is een mislukt boek. Daarna heeft Simon aan Henriëtte voorgesteld met zijn tweetjes een roman te schrijven: Avontuur met Titia, waarin een prachtig overzicht van de kunstwerken van het Rijksmuseum, in de toenmalige setting, is verwerkt. Directeur Van Schendel van het museum heeft ze een nacht door het gebouw rondgeleid. Joukje Appeldoorn (Anna Heldering in De laatste kans)
| |
[pagina 13]
| |
Dichterschap, tweede wereldoorlog, kunstenaarschap (Fries de Vries)Verwondert het jou dat hij als dichter begonnen is? In '30-'32 valt de eerste poëziewaterval. Daarmee kon Vestdijk de depressies wegduwen. Dat is een vrij normaal verschijnsel. De tweede uitbarsting geschiedde in de periode van gijzeling. Het was een protest tegen de bezetting. Daarin zijn de Gestelsche Liederen ontstaan en Madonna met de Valken. Na die tijd trekt Vestdijk zich als dichter terug. Dat heeft te maken met het ontstaan van de Experimentelen in de dichtkunst na '45. Vestdijk had er geen moeite mee om zich aan te passen. Bovendien was er met dichten geen droog brood te verdienen. Om te overleven zou hij romans moeten produceren.
Zijn Gestelse tijd brengt ook de geboorte van zijn poëzietheorie mee, uitlopende in de instructie van het schrijfhandwerk De glanzende kiemcel. Er werden in het gijzelaarskamp Beekvliet lezingen gehouden, georganiseerd door de bekende literaire AVRO-commentator P.H. Ritter Jr. Ook Vestdijk moest eraan geloven. Hij ontwikkelde de idee van de kiemcel, geënt op de opvatting van Pijper over de muziek, namelijk dat in een gedicht éen maatgevende kern aanwezig is die een tekst tot poëzie verheft. Vestdijk heeft daarmee het dichtwerk dichter bij de mensen gebracht of, anders gezegd, men komt nader tot het wezen van de poëzie door de kiemcelgedachte.
Heb je bij je naspeuringen nog nieuwe aspecten aan Vestdijk en de oorlog ontdekt, na alles wat in de Vestdijkkroniek daarover al gezegd is? Mijn langste hoofdstuk is gewijd aan Sint - Michielsgestel, maar dat komt ook doordat ik - het klinkt gek - van de Tweede Wereldoorlog houd. Ik heb dat hoofdstuk met opzet in de tegenwoordige tijd gesteld. Ik ben tot de conclusie gekomen dat Vestdijk als gijzelaar al eerder had kunnen wegkomen door een doktersattest. Hij meende dat zijn plaats door een ander zou worden ingenomen als hij eruit zou komen. Hij zocht naar een andere methode en die is gelukt. Nieuwe zaken over zijn Gestelse tijd zijn niet aan de orde gekomen.
Hoe verklaar jij de overvloedige productie in de periode na' 45? Dat moet je niet alleen zien als reactie op de bezetting, maar vooral als gevolg van zijn depressieve aard. In de periode van rust werkte Vestdijk als een gek om zich als auteur waar te maken. Bedenk wel, dat een depressieve aanval van twee jaar of langer derving van inkomsten tot gevolg heeft.
Heb je bij je onderzoek geconstateerd dat Vestdijk als schrijver tussen 1933 en het einde van zijn leven veranderd is? Hij is in de loop der jaren meer onbevangen gaan schrijven. Hij streefde er steeds sterker naar om verhaalbare fictie te produceren à la Faulkner. Proust is niet zijn grote voorbeeld. Naast Faulkner noem ik Dostojewski en Kafka. De autobiografische en historische aanleiding raken meer op de achtergrond. De eerste keer dat hem dat lukte, was met de roman De ziener.
Het voyeurschap vinden we trouwens op meer dan éen plaats terug! Dat klopt: het voyeurschap is bij Vestdijk een thema. Maar dat is niet specifiek voor deze auteur. Het hoort bij elke kunstenaar. Hij kijkt en gaat na wat hij kan selecteren. In zijn roman | |
[pagina 14]
| |
heeft Vestdijk de onmogelijke liefde van een oudere vrouw met een jonge jongen via de ogen van de ‘ziener’ laten mislukken. De intrige lukte steeds beter. Mijn opvatting is, dat hij in de loop der jaren kwalitatief een stijging te zien geeft. Ik heb met de biografie geen heiligenleven geschreven, maar heb wel bepaalde ingesleten vooroordelen over Vestdijk aan de orde gesteld, bij voorbeeld dat hij naar het einde toe als romancier ingezakt zou zijn.
Je neemt in zekere zin stelling tegen het geijkte beeld? Ik heb een polemische biografie geschreven. Ik verzet me tegen stereotypen. Gregoor beweert op een gegeven moment dat alle brieven van Ans Koster door Mieke Vestdijk vernietigd zouden zijn. Dat is pertinent onwaar. Ik heb ze hier! Ik beschik zelfs over het testament van Ans Koster. Ook het fotomateriaal is in het archief ongerept, behalve de foto's die Gregoor zelf meegenomen heeft en nooit meer teruggegeven. Gregoor nam het oermanuscript van Kind tussen vier vrouwen mee. Pas na een proces heeft hij dat bij het Nederlands Letterkundig Museum gedeponeerd.
We kunnen Vestdijk niet herleiden tot bij voorbeeld het thema angst. Vestdijk is een all round kunstenaar met vele facetten. Aan de angst wijdde hij een studie,
Maria Schrader (Else Böhler) ca 1966
Ans Koster (foto Estelle Reed)
maar als je denkt aan het thema muziek, dan is het onmogelijk te stellen dat in zijn werk het primaat van de angst heerst, want als je in de greep van de vrees bent, kun je niet luisteren. Bestuderen we zijn muzikale essays, dan zien we dat Vestdijk in zijn creatieve benadering heel dicht bij de schepper van muziek komt. Dan zien we geen angstig mannetje. Ik zie nog wel degelijk een revival op het gebied van de receptie van de muzikale beschouwingen. Haitink en Chailli hebben gesteld dat ze door Vestdijk nader tot Mahler zijn gekomen.
De muziek heeft Vestdijk voor een zwaar dilemma geplaatst. Ik moet in de Amsterdamse tijd de naam van de componist Herman Mulder noemen. Vestdijk heeft korte tijd gedacht dat hij zich vakmatig in muzikale richting moest begeven, maar zijn vader was daarvoor niet geporteerd. Simon had al een jaar van zijn studie verloren door zich te verslingeren aan de astrologie. Later was hij zijn vader daarvoor zeer dankbaar. Hij kon zijn kennis van de geneeskunde goed gebruiken in de romankunst. Zijn muzikale inzichten kon hij een plaats geven in zijn literaire essays. Muziek was voorts een rustgevend element, behalve ten tijde van depressies. | |
[pagina 15]
| |
Vestdijk en de metafysica (Helga den Besten)Vestdijk heeft zich ook met metafysische zaken beziggehouden. De kellner en de levenden springt er op dat gebied wel uit. Wat vind jij het uitzonderlijke van dat werk? Dit jaar zijn door de Volkskrant en de NRC twee werken uit het Vestdijk - oeuvre als klassiek aangeduid: Terug tot Ina Damman en De kellner. Er is dus sprake van een zekere revival. De kellner en de levenden is een fascinerend boek. Dat komt heel dicht bij Kafka. Als je het boek leest, denk je dat het eindigt in de hel, maar dat is niet het geval. Er is altijd een beetje licht aan de horizon. Vestdijk laat het open, waarheen we gaan. Ik heb dat boek wel tien maal gelezen.
Zie je de reis van de Twaalf in de roman als een soort beproeving? Een goede roman is altijd voor velerlei uitleg vatbaar. Het getal 12 kan op de apostelen slaan, de twaalf tekens van de Dierenriem. Het schrijven van deze roman was voor de auteur een belevenis: met Henriëtte van Eyk ging Vestdijk naar het Citytheater, waar een lift aanwezig was, die hij in het boek kon gebruiken. Dat gold ook voor de eersteklas restauratie van het CS in Amsterdam. Vestdijk vond in een restaurant een ‘geschikte ober’. Dat alles geeft de roman vaart. Of het een Opstandingroman is of de Apocalyps, dat laat hij in het midden.
Ik heb bizarre beelden in de roman aangetroffen. Ik heb me afgevraagd hoe hij daaraan gekomen is. Het slot beschrijft de terugkeer naar de plaats van vertrek, maar zonder Wim Kwets en zijn hondje. Ja, gelukkig maar! Anders was het slot een compleet happy end geworden. Vestdijk heeft het geluk gehad dat hij in zijn jeugd op catechisatie is geweest. Hij nam kennis van de Bijbel en paste deze informatie toe in zijn romans. | |
Vestdijk en zijn lezers (Fries de Vries)Hoe zie jij de Vestdijk - receptie in de komende jaren? Ik ben heel optimistisch. Het merkwaardige is dat Vestdijk nu in het buitenland wordt ontdekt. De redding van Fré Bolderhey is in het Frans verschenen, in het Duits De koperen tuin. In de Volkskrant Klassieken wordt De kellner het best verkocht. In het verleden had Vestdijk met onbekwame vertalers te maken. Dat heeft hem ook parten gespeeld in de kwestie van de Nobelprijs. Hij heeft daar heel dicht bij gestaan. Ik heb in de biografie een flink hoofdstuk aan deze zaak gewijd. Voor jonge allochtone auteurs is Vestdijk een inspiratiebron. Met Couperus en Multatuli behoort Vestdijk tot onze klassieken. Ook is het opvallend dat Vestdijks werk bestand is gebleken tegen de kritische analyses van de grote mannen van het tijdschrift Merlijn: Fens, Oversteegen en d'Oliveira; voor mij een argument voor het klassieke karakter van Vestdijks oeuvre.
Wat valt te zeggen over het maatschappelijk engagement van Simon Vestdijk. Herhaaldelijk vraagt Theun de Vries naar de betrokkenheid van Vestdijk bij sociale bewegingen, actuele problematiek. Zie Hernomen Konfrontatie. In de laatste vier Wachterboeken komt de wereldoorlog helemaal niet voor! Gelukkig blijft Vestdijk op afstand. Door te veel tijdgebondenheid raakt een auteur snel vergeten. Vestdijk houdt zich als autonoom | |
[pagina 16]
| |
universeel auteur met tijdloze thema's bezig: dood, geloof, hoop, liefde, angst. Ik wil erop wijzen dat Vestdijk Sartre in Nederland geïntroduceerd heeft en de thema's die Sartre aan de orde stelt. Voorts denk ik aan de vriendschap van Vestdijk met Han van Meegeren, nog voor dat diens proces speelde. In een niet herdrukt artikel in Het Parool toont Vestdijk aan dat Van Meegeren geen plagiaat gepleegd heeft. Zijn enige fout is de vervalsing van de handtekening van de schilder Johannes Vermeer. Het klopt dat de Eerste Wereldoorlog in de vier Amsterdamse Wachterboeken geen rol speelt. Maar dat komt ook doordat WO I bij de Nederlandse auteurs helemaal geen item was, op Herman de Man na. | |
Hazeu en Vestdijk (Fries de Vries)Is jouw houding ten opzichte van Vestdijk in de loop der jaren veranderd, in het bijzonder tijdens het schrijven van de biografie? Mijn biografische arbeid moet gezien worden vanuit de bewondering die ik voor het werk van de betreffende auteur koester. Tijdens het onderzoek vormt zich het biografische beeld. Het resultaat is dat mijn biografie afwijkt van het geijkte beeld dat Vestdijk de kluizenaar van Doorn zou zijn geweest. Het bestaande Vestdijkbeeld heb ik definitief gewijzigd. De Vestdijkexperts die mij hebben begeleid, hebben mij dat nu al bevestigd. De voorstelling van de kluizenaar uit Doorn bestaat eenvoudigweg niet. Hij was vaak buiten de deur. Ik doorbreek de cliché - beelden. Ik betoon mij ook nu nog ontvankelijk voor echte kunst. Dat strekt zich ook uit tot Vestdijk. Ik word gedreven door respect voor zijn werk en word geprikkeld door nieuwsgierigheid. Hoe bouwt hij de roman op, hoe maakt hij het boek af. Waardoor mislukt een werk soms. Ik kan zo'n enkele mislukking ook verklaren, veelal door het drijven van de uitgever veroorzaakt, met name door Nijgh en Van Ditmar die dunne boeken wilde vanwege de verkoopbaarheid.
Ik vind Vestdijk een onberekenbaar fenomeen, soms ook een beetje laf, bij voorbeeld in zijn houding ten opzichte van Henriëtte van Eyk (maar hij had wél zijn argumenten om niet met zijn tweeën verder te gaan: ‘Ik toon mij niet in mijn zwakheid.’), hij was een verrassende man, een auteur - in - beweging. Ik ben van hem blijven houden, als vijftienjarige deed ik dat al, en ook nu ik 65 ben. |