Vestdijkkroniek. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Bas Verwey (foto KM)
Psychiaters hebben een voordeel ten opzichte van schrijvers omdat zij een gebrek aan fantasie hebben. Althans volgens Vestdijk in De zieke mens in de romanliteratuur. Ik hoop inderdaad dat bij de bespreking van de zieke en ziekte in Een moderne Antonius mij dit vermeende gebrek aan fantasie zal behoeden voor al te fantastische beweringen. Na lezing en herlezing van deze roman is het mij nog eens duidelijk geworden dat Vestdijk bepaald niet aan een gebrek aan fantasie leed. In Een moderne Antonius krijgt een man visioenen, steeds meer visioenen. Hiermee in overeenstemming lijkt dat Vestdijk deze roman onderbracht bij zijn fantastische romans samen met de Kellner en de Levenden. Toch is daarmee het laatste woord over dit boek niet gezegd: inderdaad dat er veel fantasie voor nodig was om deze roman te schrijven is evident, maar ook het niet- fantastische, dat wil zeggen realistische van deze roman zorgt voor die typische Vestdijkiaanse spanning, waardoor de lezer tot het eind geboeid blijft. Vestdijk is immers grensgangerGa naar eind1, die in zijn werk dikwijls het grensgebied van schijn en werkelijkheid, illusie en werkelijkheid, droom en werkelijkheid verkent. Of het nu de kleine Anton Wachter is die angstige momenten beleeft aan de lachende schoorsteen in Sint Sebastiaan, Meneer Visser die in zijn hellevaart bezocht wordt door dromen of Fré Bolderhey die in De Redding van Fré Bolderhey psychotisch is, de overgangen van de ene naar de andere toestand zijn in het werk van Vestdijk schier eindeloos. De betekenis van de illusie en de angst, die overigens vaak met elkaar in verband staan, komt in het essayistisch werk van Vestdijk dan ook volop aan bod. In De Toekomst der Religie wordt dit ongetwijfeld het meest uitgewerkt en Het Wezen van de Angst mag als het psychologisch vervolg daarop worden gezien.
Er zijn nu drie onderwerpen die ik met u wil bespreken. Is de hoofdpersoon van Een moderne Antonius ziek en zo ja welke ziekte heeft hij? Wat is de betekenis van die ziekte in deze roman. Om deze vragen te beantwoorden ligt het voor de hand te rade te gaan bij Vestdijks De zieke mens in de romanliteratuur. Met de kennis van dit werk, zeg maar met de ogen van Vestdijk zelf, is het interessant naar Een moderne Antonius te kijken. Ik hoop aannemelijk te maken dat Vestdijk met Een moderne Antonius een roman heeft geschreven waarin de zieke centraal staat zij het dat de ziekte ook een belangrijke rol speelt. Welke ziekte dat is zal ik in dit verband proberen te vast te stellen.Ga naar eind2 Het tweede onderwerp betreft mijn zoektocht naar de bronnen die Vestdijk heeft gebruikt voor Een moderne Antonius. Deze zijn ongetwijfeld te vinden in de afbeeldingen van de verzoeking van de Heilige Antonius zoals die door Jeroen Bosch en Matthias Grünewald zijn geschilderd. Ten slotte wordt stilgestaan bij het autobiografische aspect van deze roman. | |
[pagina 5]
| |
Eerst nu dan de inhoud van De zieke mens in de romanliteratuur.Ga naar eind3 Dit werk, waarvoor Vestdijk een opdracht kreeg van de Gist en Spiritusfabriek, ontstond in februari 1964. Hij schreef het in negen dagen. In zijn betoog besteedt Vestdijk voornamelijk aandacht aan de manier waarop in de roman ziekten en de lijdende mens worden beschreven en de plaats ervan in het verhaal. Om daar op in te kunnen gaan scheidt hij ziekte en zieke scherp door ze apart te behandelen, maar op tal van plaatsen laat hij zien dat deze scheiding kunstmatig is. Zijn voornaamste punt is dat door de ontwikkeling van de geneeskunde ziekten een andere plaats in de roman hebben gekregen en met de opkomst van de romantiek de zieke mens zelf meer en meer aandacht kreeg. Zolang ziekte het gevolg was van het lot, van zonde of zelfs door voorbeschikking onvermijdelijk en ook niet te genezen, dan was het ook weinig interessant erover te schrijven. Dat veranderde, zoals gezegd, met de groei van kennis over de oorzaken van ziekten en de daaruit voortvloeiende behandelmogelijkheden. Vestdijk vindt dat de beschrijving van ziekten met hun verschijnselen opvallend nauwkeurig worden. Dit zijn dan ziekteromans. Daarnaast ontstaat meer aandacht voor de lijdende mens of het lijden van de mens, de zieke, waarmee ziekeromans ontstaan. ‘Reeds Goethe definieert het romantische als het “zieke”, en wanneer wij de romantiek omschrijven als een strekking tot het lijden, hand in hand gaand met een verhoogde aandacht voor het eigen gevoelsleven, waarbij uiteraard geestelijk en lichamelijk lijden niet streng van elkaar gescheiden zijn, dan behoeft het geen betoog, dat deze geïndividualiseerde gevoeligheid een vruchtbare bodem moet leveren voor wat de moderne lezer in zijn romans aan ziekte en zieken verdraagt, ook wanneer zijn positivistisch gerichte belangstelling voor medische feiten of medische denkwijze niet onuitputtelijk zou zijn.’Ga naar eind4 Vestdijk meent dus dat de verhoogde aandacht voor de zieke te maken heeft met de opkomst van de romantiek waarin de emotionele kant van de mens zoveel meer belicht werd dan daarvoor. In een volgend hoofdstuk neemt hij hier weer het nodige van terug, immers al bij Shakespeare was er veel aandacht voor de zieke. De belangrijkste hoofdfiguren bij deze schrijver zijn volgens Vestdijk zonder uitzondering geesteszieken ‘zij het ook een enkele maal pas naar de maatstaven der moderne diagnostiek’.Ga naar eind5 Vestdijk wijst hier al op ‘de grote literaire bruikbaarheid van de psychische stoornis’.Ga naar eind6 Verderop wijdt hij er een apart hoofdstuk aan en merkt op ‘dat er vooral sinds de eeuwwisseling ontzaglijk veel romans en novellen aan psychopathologische onderwerpen zijn gewijd’.Ga naar eind7 Hij vindt echter dat een nadere bestudering van dergelijke werken nogal eens tot teleurstelling aanleiding geeft en geeft daarvoor drie oorzaken. De onmiskenbare achterstand van de psychopathologische roman ten opzichte van de klinisch-descriptieve psychiatrie; in de tweede plaats het te welig willen beschrijven van de portretten en, ten derde, het feit dat geslaagde gevallen vaak een opvallende, Vestdijk noemt het een ‘verontrustende’ overgang, naar het normale hebben.Ga naar eind8 In deze opsomming lees ik overigens bijna drie keer hetzelfde. Afgezien daarvan noemt hij nog twee voordelen die de psychiater heeft op de romancier: de psychiater beschikt over een rijk materiaal aan gevallen en de psychiater is getraind in precieze beschrijving van de verschijnselen. Daarbij, zegt Vestdijk, hoeft ‘zijn gebrek aan fantasie niet altijd een nadeel te zijn’.Ga naar eind9 Het behoedt de psychiater teveel zijn eigen interpretatie te geven. Vestdijk vindt dan ook dat de romancier zich zou moeten beperken tot uiterlijke descriptie, maar dat deze er, vooral als geesteszieken worden beschreven, zelden in slaagt.Ga naar eind10 | |
[pagina 6]
| |
Terug naar de indeling ziekteromans versus ziekeromans. Vestdijk gaat uitvoerig in op de consequenties die het voor een roman heeft indien de ziekte of de zieke in het middelpunt staat. Bij ziekteromans is de zieke minder aanwezig en ook willoos. De ziekten in deze romans zijn vaak meer van buitenaf komend en geven een zekere depersonalisatie. De zieke staat meer machteloos, is er meer aan overgeleverd en minder in staat er zelf tegen te strijden. Bij ziekeromans is het omgekeerde het geval: daar is de strijd tegen de ziekte vaak een belangrijk onderdeel van de roman. Dat dit bij geestesziekten waarbij de ziekte ook nog eens de zieke zelf betreft of anders gezegd de zieke de ziekte zelf is, tot bijzondere gevolgen kan leiden, laat zich raden. Na zich uitputtend met deze thema's te hebben beziggehouden, met name door verschillende grote romans te bespreken (waaronder De Toverberg en Doctor Faustus van Thomas Mann de meeste plaats innemen), houdt Vestdijk zich bezig met de reacties die zieken op hun ziekte kunnen hebben. Hij onderscheidt drie soorten ziekten. In de eerste plaats de ‘tijdelijke’ ziekten, ziekten die ontstaan in de tijd door slijtage, bijvoorbeeld aderverkalking. Deze ziekten kunnen niet anders dan geaccepteerd worden, omdat er geen therapeutische mogelijkheden bestaan. Dan de ‘ruimtelijke’ ziekten, ziekten die uit de ruimte tot ons komen, zoals de infectieziekten, vergiftigingen, traumata en dergelijke. Er zijn hiervoor verschillende behandelingen, waaronder de immunisatie wel een heel specifieke is, omdat dit leidt tot een soort van gezondheid na een ziekte. Tenslotte onderscheidt Vestdijk ziekten die met veel ingrijpende middelen bestreden kunnen worden waaronder de tumoren de belangrijkste zijn. Vestdijk eindigt met een poging een filosofie over het raadsel van de ziekte te schrijven. Hij verdedigt de stelling dat het doormaken van een ziekte tot grotere gezondheid kan leiden. In dat verband merkt hij op dat men kan twijfelen aan de juistheid van ziekte als deraillement: ‘het is heel goed mogelijk dat ziekte niet zozeer een stoornis is als wel een overdrijving van normale levensprocessen..’Ga naar eind11
Vinden we in Een moderne AntoniusGa naar eind12 nu ook een weerslag van deze ideeën? Om die vraag te beantwoorden eerst een samenvatting. De roman in drie delen werd een paar jaar eerder dan De zieke mens in de romanliteratuur geschreven van 8 november tot 1 december 1959, maar Vestdijk liep al 10 jaar rond met een plan voor deze roman.Ga naar eind13 Een moderne Antonius gaat over een man van gevorderde leeftijd, genaamd Olivier, medeeigenaar van een bank. In het eerste deel vernemen we dat hij nog niet zo lang geleden zijn vrouw heeft verloren en daarna wat in de versukkeling lijkt te zijn gekomen. Hij drinkt regelmatig teveel. Tevens zijn er kleine aanwijzingen dat het in zijn hoofd niet goed gaat wat begonnen is met het zien van een schim van een vrouw achter een boom. Hij meent dat deze verschijnselen met een zekere dokter Caroli in verband staan of door hem worden veroorzaakt. Met deze Caroli komt hij in contact omdat deze zijn geld door hem wil laten beleggen. Later zal hij in deze man de duivel gaan zien en ook al twijfelt hij daar steeds aan, hij dicht hem op zijn minst duivelse krachten toe. De dingen die hij meemaakt krijgen een steeds heftiger karakter: hij ziet zijn huisknecht, Frederik, thuis op zolder met de schoonmaakster sex hebben, hij zet zijn handtekening onder een document dat hij niet leest en hij krijgt een uitnodiging voor een concert. Tijdens dit concert blijkt hij naast Caroli te zitten, die zich provocerend gedraagt en hem tijdens de pauze op een rijzige man wijst die hij ‘God’ noemt. Nadien breekt er in de concertzaal | |
[pagina 7]
| |
De verzoeking van de heilige Antonius. Deze afbeelding is onderdeel van het Isenheimer Altar en de schildering is van Matthias Grünewald
| |
[pagina 8]
| |
een vechtpartij uit en wordt een jonge vrouw gemolesteerd. Dan ziet hij ook voor het eerst duiveltjes. Thuisgekomen hoort Olivier een fluittoon wat gevolgd wordt door angstwekkende lichamelijke verschijnselen. Hij krijgt daarna een wegraking en ontwaakt de volgende ochtend met een scheef gezicht. Hij denkt een beroerte te hebben gehad
In het tweede deel gaat het van kwaad tot erger. In een kroeg ziet hij ‘God’ weer, een vrouw neemt hem mee en hij wordt middelpunt van een feest bedacht om hem te eren. Later blijkt hij bij een hoer te hebben geslapen! Hij besluit een psychiater te raadplegen wat niet lukt. Voor de bank moet hij met het vliegtuig naar Italië, waar hij weer het middelpunt van een feest wordt. Op de terugweg ziet hij in het vliegtuig engeltjes, die zelfs door een stewardess worden binnengehengeld en bij hem op schoot worden gezet. Daarna ontmoet hij de zoon van Caroli die hem vreselijke onthullingen doet over zijn vader (Caroli), die iedere maand zijn vrouw zou aborteren... In een taxi ziet hij duiveltjes op straat. Hij besluit dan om waakzaam te zijn en op tijd te herkennen als hij hallucinaties heeft. In een gesprek met Caroli vraagt hij hem of hij de duivel is. Daarna volgt een stroom van visioenen.Ga naar eind14 Hij krijgt een uitnodiging om een nummertje te maken in een park waar hij getuige is van een groepsverkrachting. Als hij de volgende dag ook nog in de krant leest dat dit echt gebeurd is besluit hij Caroli, die dit volgens hem allemaal heeft geënsceneerd, te gaan doodschieten. In de trein op weg naar Caroli ontmoet hij echter een antiquair die hem naar een andere antiquair verwijst en de revolver afhandig maakt.
Het derde deel staat nog meer dan ervoor in het teken van het vinden van de juiste houding ten opzichte van de visioenen, die hem blijven plagen. Hij bezoekt de antiquair Hammerstein, die verklaringen geeft voor de visioenen: bezeten zijn van een idee, dat gaat over vrouwen en kinderen. Hij geeft hem een leefregel: blijf stoïcijns. Hij wijst hem in dit verband op de vroegere verzoekingen van heiligen: omdat zij onberispelijk waren werden zij bezocht. Hij raadt Olivier aan rust te nemen en in het dorp, waar hij zelf woont, zijn intrek te nemen. Daar bezoekt zijn broer hem, maar Olivier ziet hem vervormd als ‘een lijder’. Buiten ziet hij Kozakken kamperen, jongens, die hij ook bij de groepsverkrachting zag, zijn opgehangen aan bomen en in zijn kamer ligt een varken. Daarna ontmoet hij een nichtje van de naaister (die hem zo'n beetje verzorgt). Zij blijkt een onecht kind te hebben. Later ziet hij op zijn kamer een oude man met bril. Hij bezoekt Hammerstein opnieuw en deze zegt hem op te letten of hij in zijn visioenen voorkomt. Op zijn kamer bezoekt de jonge Caroli hem en zij spreken over het nichtje dat hij Bleekneusje noemt. Weldra blijkt dat Bleekneusje buiten aan komt lopen en Olivier gaat met haar wandelen. Zij spreken over haar kind dat van de jonge Caroli zou kunnen zijn. Dan hoort hij weer de fluittoon en er volgt een hevige worsteling met duiveltjes die hem belagen. Zij helpt hem en hij voelt veel voor haar: de heks die de duivel bestrijdt. Thuis in bed bedenkt hij dat hij zich weer te veel met de hallucinaties heeft ingelaten en opnieuw raadpleegt hij Hammerstein, die zegt dat hij aan hem had moeten denken. In een schildering op het plafond ziet hij een afbeelding van Hammerstein en herkent daarin het gelaat van Jezus. Hammerstein vertelt over zijn leven en schildert zichzelf af als een heilige. Tijdens dat verhaal verandert hij uiterlijk steeds, wordt opeens dokter Caroli die over de behandeling van | |
[pagina 9]
| |
hem door Hammerstein praat. Min of meer radeloos geeft Olivier hem een stomp op zijn kin en bij het weglopen barst een spiegel. Thuis valt er nog eens een spiegel op hem en hij raakt weg. Een plaatselijke dokter bezoekt hem, die hem vertelt, dat zijn broer hem onder curatele wil laten stellen, waarop Olivier hem er woedend uitgooit. De jonge Caroli komt vervolgens op bezoek en Olivier vraagt hem zijn vriendin aan hem af te staan. 's Nachts wordt hij wakker met de fluittoon en blijkt er een brand te zijn uitgebroken. Hij gaat er heen en als hij hoort dat het kind in het huis ligt, wil hij het redden. Hij vindt Frederik de huisknecht met het kind en samen gaan ze op reis, komen op een vliegveld, waar vrijwel alle personen uit het boek zijn, ook ‘God’ die hem toespreekt. Hij blijkt weer geëerd te worden. Als hij 's ochtends wakker wordt denkt hij dat het meeste zinsbegoocheling is geweest en heeft het idee genezen te zijn. Hij wil nu de mensen bezoeken die hij onheus bejegend heeft tijdens zijn ziekteperiode en gaat naar Caroli. Daar spreekt hij met hem over zijn idee dat Caroli de duivel was, vertelt dat hij met de vriendin van zijn zoon wil gaan trouwen en voor haar kind wil zorgen. Caroli zegt dat zijn zoon niet de vader van het kind is en maakt geen bezwaar. Zij nemen afscheid, maar als hij omkijkt ziet hij de Caroli's in een worsteling met duiveltjes.
Dan wil ik mij nu bezighouden met het eerste onderwerp: hoe kijken we met De zieke mens in de romanliteratuur aan tegen Een moderne Antonius? Het is niet moeilijk dit boek te zien als een ziekeroman. Immers deze roman houdt zich vooral bezig met de langzaam optredende verschijnselen van een ziekte die de hoofdpersoon geheel in beslag gaat nemen en zijn gedrag gaat bepalen. Ook het vinden van een juiste houding van de zieke ten opzichte van de verschijnselen komt uitvoerig aan de orde: Olivier probeert stoïcijns te blijven, de hallucinatoire belevingen te herkennen, echt van onecht te onderscheiden. Dat hij hierin niet slaagt maakt het boek des te spannender; Olivier wordt steeds weer meegesleept en gedraagt zich ernaar. Aan het eind denkt hij genezen te zijn, maar het einde doet vermoeden dat Olivier nog een lange weg te gaan heeft. Uiteindelijk blijft de lezer daardoor in het ongerede over alles wat er gebeurd is: wat was er überhaupt nog waar? Het lijkt erop dat de ziekte tenslotte de overhand heeft gekregen en de zieke er niet meer vanaf zal komen. Deze roman verhaalt ook van het wat schrale leven van Olivier. Hij blijkt geleefd te hebben in de schaduw van zijn broer en hij lijkt nauwelijks bezig met de verwerking van de dood van zijn vrouw. Olivier wordt een aantal malen als weldoener geëerd, iets dat hij tijdens zijn leven niet bepaald is geweest. Zijn vrouw en hij hebben geen kinderen gekregen, maar in het boek worden alsmaar kinderen ten tonele gevoerd die hem in de armen worden gedrukt. Hij ontfermt zich tenslotte zelfs over een vrouw met een onecht kind. Maar of het allemaal waar is komen we niet te weten. Zoals ik al zei: de zieke faalt grotendeels in het bestrijden van zijn beelden, visioenen of hallucinaties en de ziekte heeft de overhand gekregen. Intussen kunnen we ons afvragen welke ziekte dit is. De verschijnselen lijken in het begin duidelijk te verwijzen naar prodromen van een beroerte, die hij ook krijgt. De fluittoon, de wegraking, het scheve gezicht, een tijdelijke uitval, dit alles wijst in de richting van een cerebrovasculair accident.Ga naar eind15 Eventueel zou nog kunnen worden overwogen of de visioenen die hij krijgt epileptiforme verschijnselen zijn, wellicht als gevolg van een dergelijk accident; dit vooral omdat de verschijnselen zo levendig zijn. Maar Vestdijk, zelf arts, die in De zieke mens in de | |
[pagina 10]
| |
romanliteratuur nog zo hoog opgeeft van de zorgvuldigheid en volledigheid van de beschrijvingen van ziekten in de moderne roman speelt met ons vervolgens een duivels spel. Hij heeft eerst nog fijntjes opgemerkt dat Olivier ook drinkt en verondersteld zou kunnen worden dat de stroom van beelden die aan het geestesoog van Olivier voorbijtrekken kunnen passen bij een alcoholdelier. In het boek wordt later echter nauwelijks meer gedronken, zodat dit toch weer niet heel waarschijnlijk is. Vestdijk laat de hoofdpersoon zelf worstelen met de aard en oorzaak van de verschijnselen: zijn het hallucinaties of visioenen. En daar wint de romancier het van de arts. Want wat moeten we verstaan onder visioenen? In de medische en speciaal de psychiatrische diagnostiek komen visioenen niet voor. Zij worden hooguit gezien als hallucinaties. Maar de levendige beelden en gebeurtenissen die Olivier ziet respectievelijk beleeft, kunnen, naarmate ze levendiger worden, steeds moeilijker als hallucinaties worden gezien. Misschien zouden we alle bizarre verhalen en beelden als bewijs voor een psychotische stoornis (een stoornis die gepaard gaat met wanen en hallucinaties) moeten opvatten, maar daartegen is weer veel in te brengen. Er zijn te veel details, incidenten, psychosevrije momenten. Tenslotte moeten we nog overwegen of hier sprake kan zijn van een stemmingsstoornis met psychotische verschijnselen. Inderdaad, Olivier noemt zich eerst ‘overspannen’, vooral als excuus naar de omgeving om er een tijdje uit te zijn, later is hij erg moe en huilerig. Enige tijd is hij verhoogd afleidbaar, associeert bij alles wat hij ziet of hoort en kan hij zich nergens van afsluiten. Ook zijn er eufore momenten en is hij het middelpunt van een feest, wordt zelfs als koning geëerd en aan het eind wordt hij nog eens door ‘God’ eervol toegesproken. Zo bezien zou geconcludeerd kunnen worden dat er sprake is van een stemmingsstoornis waarbij depressieve en manische momenten te herkennen zijn met wat in de psychiatrie heet stemmingscongruente wanen en hallucinaties. Laat ik eerlijk zijn: ook dit is onwaarschijnlijk. Vestdijk gebruikt hier zijn medische en psychiatrische kennis om een verhaal te schrijven over een zieke, maar het blijft geen klinische descriptie: de fantasie van de romancier krijgt geleidelijk steeds meer de overhand. Een van de nadelen die de romancier heeft in vergelijking met de psychiater, die Vestdijk in De zieke mens in de romanliteratuur heeft geformuleerd, blijkt hier dan ook: de beelden en gebeurtenissen zijn zo welig, dat ze nauwelijks meer overeenkomen met wat in de praktijk van een psychiater wordt gezien. Samengevat is Een moderne Antonius dus een ziekeroman, maar blijven we gissen naar welke ziekte de hoofdpersoon heeft. Hij probeert zijn ziekte te bestrijden door zich er niets van aan te trekken, maar hij slaagt er niet in. De visioenen blijven komen.
Wat moeten we dan aan met deze visioenen? Dit brengt mij bij het tweede onderwerp: welke bronnen heeft Vestdijk gebruikt? Daarvoor hoeven we niet ver te zoeken. Vestdijk verwijst in de titel immers naar het verhaal van de verzoeking van de heilige Antonius. Deze Antonius leefde in de 3e en deels 4e eeuw na Christus in Egypte en wordt wel de eerste monnik of de vader van het kloosterleven genoemd. Op de plaats waar hij gewoond heeft staat nu nog een zeer oud klooster. Vlak na de dood van Antonius werd het verhaal van de verzoeking opgetekend door Athanasius van Alexandrie. Hij vertelt dat Antonius belaagd werd door vele visioenen, waarbij hij verleid en bedreigd werd, maar waartegen hij stand hield. Het verhaal bleef in de loop der eeuwen bewaard en Antonius werd een heilige die in de | |
[pagina 11]
| |
Middeleeuwen vereerd werd. Dat is terug te vinden in vele schilderingen, waarvan die van Bosch, Breughel en Grünewald de bekendste zijn.Ga naar eind16 Vestdijk, weliswaar schrijver, had meer dan één talent. Als kind was hij al beeldend bezig en in zijn werk is het beeldende element overal herkenbaar. In zijn studietijd ontdekte hij Jeroen Bosch en Mathias Grünewald (volgens Hans Visser hielp Bob Hanf hem hieraan). Mieke Vestdijk was zo vriendelijk mij toestemming te geven de manuscripten van Een moderne Antonius en De zieke mens in de romanliteratuur in het Letterkundig Museum in te zien. Zij vertelde mij dat ‘Vestdijk buitengewoon geboeid was door Grünewald’ en dat zij in Colmar samen het Isenheimer Altar bewonderden. Volgens haar speelde het al een rol in zijn vroegste verhalen. Verder was hij ‘geboeid door de schilderijen van Antonius door Dürer en Jeroen Bosch.’ De 4 sprekers op het podium tijdens de forumdiscussie achteraf (foto KM)
Met hoge verwachtingen vertrok ik enkele weken geleden voor een bezoek aan het Letterkundig Museum en ging op zoek naar de manuscripten en schema's van de beide boeken, vooral in de hoop de bronnen te vinden die Vestdijk heeft gebruikt. Helaas vond ik vrijwel niets, alhoewel... De boeken die Vestdijk in De zieke mens in de romanliteratuur behandelt staan op een kladje. In het schema van Een moderne Antonius vond ik geen verwijzingen naar het werk van genoemde schilders, maar wel één naar blz. 106 van een leerboek psychiatrie van Karl Jaspers. Dit zal het destijds veel gebruikte Allgemeine Psychopathologie zijn. Op deze pagina en volgende gaat het over veranderingen van de persoonlijkheid. Bij Abgespaltene Personificationen komt een patiënt aan het woord die beeldend beschrijft hoe hij ervaart door de duivel te worden bezocht. Daarbij verwijst deze patiënt naar de middeleeuwse vertellingen waarin dergelijke | |
[pagina 12]
| |
Bloemen voor de spreker (foto KM)
gebeurtenissen voorkwamen. Ook zegt hij dat een onervaren patiënt denkt dat het om vreemde persoonlijkheden gaat en vandaar dat men dan vroeger dacht dat het ging om persoonlijkheden van goddelijke of duivelse natuur. Opvallend is dat deze patiënt zelf wel vindt dat hij bezeten is, maar nadrukkelijk is gaan onderscheiden dat het iets van hem zelf is. Als het waar is dat Vestdijk deze passage bedoelde dan hebben we hiermee dan toch een tipje van de psychiatrische sluier kunnen oplichten. Omdat ik geen andere bronnen heb kunnen vinden zullen we het moeten doen met de vaststelling dat Vestdijk voor het schrijven van Een moderne Antonius oorspronkelijk geïnspireerd werd door de schilderijen van de 15e en 16e eeuwse meesters Jeroen Bosch en Matthias Grünewald (op deze laatste werd hem door Bob Hanf gewezen in zijn laatste studiejaar 1927).Ga naar eind17 Maar welke van deze zou dan de meeste inspiratie hebben gegeven? Welnu, in het essay Het visioen in de beeldende kunst uit de bundel Essays in DuodecimoGa naar eind18 gaat Vestdijk diepgaand in op de verschillen tussen Bosch en Grünewald! Hij vraagt zich af of kunstenaars alles voor zich hebben gezien wat zij uitbeelden en zoals zij het uitbeelden. Hebben de ‘visionaire’ schilders wellicht gehallucineerd? Hebben zij juist meer kunnen weergeven dan zij zagen of hebben ze maar een zwakke afspiegeling gemaakt wat zij fantaseerden? Hij vindt dat in het werk van Jeroen Bosch meer sprake is van een droomsfeer dan bij Grünewald, omdat bij Bosch meer sprake is van ‘Dit brokkelige en gedesintegreerde, deze onthutsende kalme monsterlijkheid, deze nuchtere waanzin, deze schaamteloze zakelijkheid’, die ‘geen andere interpretatie toelaten dan dat zij uit de grote nachtelijke werkplaats zijn voortgekomen.’Ga naar eind19. Grünewald noemt hij ‘een groot visionair, een groot schilder, maar waarschijnlijk een gering dromer dan Bosch.’Ga naar eind20. Hij vindt hem ‘synthetisch, dynamisch en dramatisch bij uitstek.’Ga naar eind21 En ja hoor Vestdijk besluit met te verwijzen naar De verzoeking van de heilige Antonius van Grünewald dat hij karakteriseert als ‘een woest demonische beweging, ter vertastbaring van een hoogstens als grotesk te interpreteren thema. In plaats van de droom, die moeizaam nagespeurd moest worden, is het hier het visioen, dat de schilder overviel, en waarvan hij synoptisch en met | |
[pagina 13]
| |
behoud der psychische integratie rekenschap heeft afgelegd.’Ga naar eind22
Wat nog overblijft is de vraag of Een moderne Antonius ook autobiografisch materiaal bevat. Tijdens het lezen viel mij plotseling de gedachte in dat de titel van Een moderne Antonius ook kan verwijzen naar die andere Anton, inderdaad Anton Wachter, en dus naar Vestdijk zelf. Ik vroeg Mieke Vestdijk of hij ooit delirante verschijnselen heeft gehad en zij meent van niet. Bekend is dat Vestdijk aan stemmingswisselingen met name depressies geleden heeft, maar in hoeverre daar psychotische verschijnselen bij voorkwamen en wat de inhoud ervan was is onbekend. Het is dus niet mogelijk uitspraken te doen of hij eventuele herinneringen aan hallucinatoire verschijnselen die hij had gehad heeft gebruikt. Vestdijk was arts en Mieke liet mij weten dat hij ook na jaren nog zijn kleine aantekenboekje met verschijnselen uit zijn studietijd gebruikte als hij medische verschijnselen in een roman nodig had. Hij zal dit dan ook vast wel voor deze roman hebben gebruikt en in hoeverre hij er eigen ervaringen aan heeft toegevoegd weten wij niet. Ik wil nog een poging doen de vraag naar het autobiografisch gehalte van Een moderne Antonius te beantwoorden met een citaat uit De zieke mens in de romanliteratuur. Mijns inziens zal hieruit blijken dat Vestdijk, zoals ik al stelde, vooral zijn fantasie heeft gebruikt. Vestdijk spreekt zich in dit citaat uit over de gevolgen die te verwachten zijn als de romancier zich wat hij noemt ‘met de borst op het op het zieleleven van de patiënt gaat toeleggen’. ‘Daarbij komt gewoonlijk niets anders voor de dag dan een vermenging van het eigen zieleleven met het veronderstelde zieleleven van een veronderstelde patiënt, iets dat een zeer “levende” en zelfs levendige indruk kan maken, maar waarvan de werkelijkheidswaarde gering is. En tenslotte is geen lezer ermee gebaat kennis te nemen van gefantaseerde gekken, geconstrueerde visioenen en verzonnen waanvoorstellingen, niet alleen omdat dit als het ware dubbel-op is, maar ook omdat de romancier de verdenking op zich laadt de wereld der gekken alleen van horen zeggen te kennen, en wie als lezer vertrouwt hem dan nog? Een beschrijving van werkelijke krankzinnigen zal men in romans en novellen niet zo heel vaak tegenkomen, maar bijna altijd zijn ze “bedacht”: te druk, te verward, te opzettelijk onzinnig, of ook wel eens al te begrijpelijk, al te inleefbaar en de kans daarop stijgt naar gelang de schrijver zich minder vast voorgenomen heeft zich aan de zichtbare en hoorbare buitenkant te houden. Gaat hij de “gedachten” van krankzinnigen beschrijven, dan kan men wat beleven en bij de “gevoelens” is het hek helemaal van de dam, om van de “visioenen” maar te zwijgen. In zekere zin heeft een ervaren romancier minder moeite met het produceren van visioenen dan krankzinnigen zelf.’Ga naar eind23 | |
[pagina 14]
| |
ZMRL = De zieke mens in de romanliteratuur MA = Een moderne Antonius HVBK = Het visioen in de beeldende kunst |
|