Juryrapport Ina Dammanprijs 2002
Gerrit Jan Kleinrensink
Kees Fens die Vestdijk niet meer leest, maar goed in de gaten houdt of anderen dat nog wel doen, stelde onlangs in de Volkskrant vast dat de belangstelling voor deze schrijver zover weggeëbd is, dat alleen de academische studies de belangstelling gaande hielden. Hij vergeleek ze met een mond-op-mondbeademing.
De Ina Dammanprijs stimuleert die benadering, maar de jurering van de ingezonden studies is er tevens een kritisch onderzoek naar. Hoe staat het met de mond-op-mondbeademing van Vestdijk? De doctoraalscriptie is niet voorshands voor publicatie bestemd, maar hij wordt wel aan een kritisch oordeel onderworpen wanneer hij voor mededinging naar een prijs wordt aangeboden. Het resultaat daarvan doet menigmaal vraagtekens plaatsen bij de opvatting van Fens. Om in zijn medische beeldspraak te blijven: de gemiddelde doctoraalscriptie is niet een reddende mond-op-mondbeademing, maar een anatomische studie, een sectie, die, zoals bekend, een onderzoek is waarmee geen kwaad kan worden aangericht.
De inzendingen van het jaar 2000 kenmerkten zich door de behoudende wijze van interpretatie. De tendens was om het werk van Vestdijk te toetsen aan medische modellen of maatschappelijke inzichten van zijn tijd. Ook was het onderzoek naar de samenhang tussen theoretische uitspraken van Vestdijk en de toepassing ervan in de romans geliefd. Die tendens heeft zich voortgezet. Er wordt de studenten niet gevraagd wat ze van Vestdijk vinden en hoe ze Vestdijk kunnen overdragen aan een volgende generatie. Nee, ze plooien zich naar de rite van de academie. Verzamelen, interpreteren en toetsen. Ze leren niet zich een mening te vormen, maar verrichten een deelonderzoek binnen het geheel van wat er bekend is. Wie aan dat ritueel wat weet toe te voegen komt wis en waarachtig voor een prijs in aanmerking.
In de tijden toen Willem Brakman moeite had met het contour geven aan zijn schrijverschap, stelde hij zich het schrijverschap van Vestdijk ten voorbeeld en zinspelend op de uitroep ‘Christus leeft’, transformeerde hij die tot de variant ‘En Vestdijk leeft!’ En zo is het.
Dertig jaar na de dood van Vestdijk weten we dat de aandacht voor zijn werk niet groot is. En dat de belangstelling voor zijn persoon ervoor in de plaats is gekomen lijkt een vrij normale ontwikkeling: de biografische studie heeft de vraag naar de interpretatie van het werk tijdelijk overvleugeld.
Voor de Ina Dammanprijs 2002 werden 6 studies ingezonden, doctoraalscripties of licentiaatsverhandeling zoals de Belgische bijdrage heet. De jury bestond uit Gerrit Jan Kleinrensink, voorzitter en de leden René Marres als vertegenwoordiger van de Vestdijkkring en Arie Uyterlinde.
Een eervolle vermelding werd toegekend aan de Leidse student Ard Weeda voor een studie getiteld ‘Het prestige van het ongewone. Over schizofrenie in De redding van Fré Bolderhey.’ Weeda stelde vast dat Fré Bolderhey gemeten aan medische maatstaven tot een psychiatrisch patiënt kan worden gerekend, maar dat een slag om de arm wel noodzakelijk is omdat degene die werkelijk denkt de belevingswereld van een schizofreen te kunnen doorgronden en