Vestdijkkroniek. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
Martin Ros (foto KM)
Bij Vestdijk denk ik tegenwoordig vooral aan boekenmarkten die ik voorjaar, zomer en nazomer continue bezoek om zo aan de 50.000 titels te komen voor de Martin Ros-bibliotheekonder-de-grond in Soesterberg die u allen na opening maar eens moet bezoeken. Ik vind Vestdijk overal, niet duur en in alle uitvoeringen. De verkoop oordeelt weer gemoedelijk dat er toenemende belangstelling is. Er is tenslotte, hoor ik steeds mompelen, maar één Vestdijk. Ik onderschepte laatst zelfs een mij onbekende eerste druk van Bevrijdingsfeest met een krankjorum omslag bij een uitgever die daarna terstond failliet ging. Vestdijk stalde in de vroege jaren na de oorlog zijn boeken tijdelijk links en rechts waar het hem uitkwam. Hij had toen soms drie tot vijf nieuwe titels per jaar. Ik kocht voor een rijksdaalder het boek en verzonk er in vanaf dat fabelachtige begin, als meelopers uit Amsterdam op komen zetten om de hoge adel te verschalken. Die bedient zich van een ondergedoken SS-er die het hele erge mag doen terwijl een adellijke heer, die in de oorlog tegen de moffen tekeer ging, voornamelijk verscheurd wordt tussen twee onvergetelijke Vestdijkvrouwen. Wat een hels, dynamisch, morbide, ziek en door en door zinnelijk boek! Dat is Vestdijk tot vandaag voor me gebleven en ik grijp meteen weer naar een oude titel als ik een nieuwe prospectus krijg van Mieke Vestdijk die zelf een weggelaten hoofdstuk uit Meneer Visser's hellevaart uitgeeft. Of ik krijg, als ik verneem van de Anton Wachterprijs-uitreiking, meteen trek in het aanvangende najaar, volgens de route van Nol Gregoor, naar de hevigste Vestdijkplekken te reizen. Daar reed ik als vijftienjarige gymnasiast rond, het boek achterop de fiets, daar was de paasvakantie voor. We hebben vlak bij het hekje van de Torenlaan gezeten en Vestdijk triomfantelijk sigaren rokend herwaarts zien gaan, richting Kaapse | |
[pagina 8]
| |
bossen. Wat heb ik intens gedroomd van Vestdijk, na lezing toen van Rumeiland. Het was een boek dat ik niet in de gereedschapskist in de schuur hoefde verbergen. Thuis lustte men geen boeken, ook de Bijbel niet, waarin zoveel onzedelijks stond en Onze-Lieve-Heer de joden opruide om andere volken te verdelgen.
Ik las rond kerst Rumeiland, waarvan ik enkele jaren terug de bijzondere herdruk bij Conserve nog mede mocht begeleiden. Dit boek deed me, aankomend student geschiedenis, versteld staan van de geweldige erotiek. Men reisde over Jamaica, de plantages geurden je tegemoet. De jonge held, geboetseerd naar Du Perron, onthult het financiële drama dat er wordt uitgespookt door zijn hele en halve familie en hij jaagt steeds intenser op de vrouw die het boek beheerst, een voormalige piraat die het overleefde en hoog steeg op Jamaica. Hij vindt haar terug in de barste koloniale afgelegenheid waar Vestdijk ons een van zijn talloze erotische stille waters opvoerde.
De grootste Vestdijkbezetenheid kreeg ik toen ik eindelijk op de Arbeiderspers naar het hele erge, de boeken zelve kon grijpen. Bij Nijgh & Van Ditmar zat een rechte wauwelaar die sommige boeken van Vestdijk niet netjes genoeg vond voor zijn maîtresses. Hij gooide ze er uit en ik nam ze over in herdruk op herdruk: Pastorale, Else Böhler, De verminkte Apollo en De schandalen, het boek waarvoor ik keer op keer weer in mijn eerste two-seater naar Doorn reed om het gruwelijke huis te zien waar zich de tragikomedie van Vestdijks grootste ineenstorting voltrok. Hoe heerlijk was het Theun de Vries tot een verbeterde heruitgave van zijn gesprekken met Vestdijk te brengen. Na de feestelijkheden rond dit boek waarop ik me zo had verheugd, vertrok de directeur van de AP met zijn secretariële maîtresse, die in elk geval niet kon voorkomen dat ik Vestdijk ook Maatstaf weer inhaalde. Hij was in een baldadige bui en na een lange brief over zijn oude liefde Ernst Jünger kwam er een korte correspondentie. Ik ging Vestdijk bezoeken. Toen brak het door zijn ziekte af en nam Mieke het over. De periode van de lange strijd rond Vestdijks dood volgde. Ik herinner me de ontzettende tragische gebeurtenissen op het Haagse kerkhof, waar sommige bezoekers in net gegraven gaten wegzonken om iets van de plechtigheid te zien. Het was goddank niet het einde van Vestdijk. De kroniek en de vereniging gingen bloeien en ik bleef verbeten meedoen. Ik kwam in contact met Pé Hawinkels die een dikke vriend werd en drie scripties, die niet door de beugel konden bij Anton van Duinkerken, over de muziekromans schreef Vestdijk Vestdijk Vestdijk, altijd was er wel weer een incident om me heerlijk op te schrikken. Ik kwam in de redactie van de Vestdijkkroniek en leerde de geniale ijdeltuit Martin Hartkamp waarderen. Martin, wáár blijft jouw definitieve boek? Ik maakte kennis met Piet Kralt en zette voor hem een reeks op met titels over Vestdijk-titels. Hij deed de historische boeken, Marres deed Anton Wachter, Rudi van der Paardt de klassieke romans en de man die me de Anton Wachterprijs-redactie inhaalde verzorgde een herdrukt nummer over De koperen tuin. Ik zette toen als jubelende uitgever naast Theo Sontrop de reeks Herenboeken op met Rob Schouten over Vestdijks muziekboeken, Peter de Boer over Vestdijk en de beeldende kunst, Bekkering over Vestdijk als essayist en Kralt over Vestdijk en de historie. Is Piet Kralt hier aanwezig? Je weet hoe ik van je boeken genoot en die zelfs bij bar weer helemaal in Hoogland bij je op kwam halen. Je toonde me toen, dat mogen hier de Vestdijkianen-onder-elkaar toch wel weten, je vrouw die hoog verheven als de madonna in de | |
[pagina 9]
| |
voorkamer troonde. Wees niet bang, Piet, ik ben een ouder wordende, eenzame, en soms zonder mijn boeken straatarme man die nauwelijks nog een vrouw kan aanraken, dus zeg ik het je: zij was het mooiste dat ik ooit in mijn leven zag. Wees en blijf gelukkig met haar!
Soms gaat de wereld toch vooruit! Wim Hazeu is bezig zijn ontzaglijke biografie af te maken en Maarten 't Hart, met wie ik eens een nummer van uw tijdschrift volschreef, publiceert precies op de dag van verschijnen, zijn Vestdijk-boek bij mijn nieuwe uitgeverij Aspekt. Dat, lieve dames en heren, maakt u zich niet ongerust, zal tot de grote wederontdekking van Vestdijk leiden, want we hebben er maar één die zo volledig opweegt tegen Aldous Huxley, Lion Feuchtwanger, Herman Melville bij elkaar. Simon Vestdijk is gewoon onze evenknie van Thoman Mann. Zijn stijl is en blijft soms van gewapend beton maar is onovertroffen in de zeldzame combinatie van lichtheid en ironie. Vestdijk is humor, Vestdijk is sarcasme, Vestdijk is superieure romantiek. Daar kunnen we niet zonder leven! Maarten 't Hart en ik zijn eens zo bezeten geweest van Vestdijks vermogen droomvrouwen te creëren dat we ons vast voornamen een boek over hen te schrijven. We bezochten Jeanne van Schaik en natuurlijk Henriëtte van Eyk. Die woonde ergens driehoog achter in Amsterdam en een klein hondje, dat menige uitgever in de hand moet hebben gebeten, werd opgesloten toen we kwamen. Een kist stond er voor ons, de kist met brieven waaruit Wim Hazeu nu citeert voor ons blad. Het was de enige bron die Visser juist miste, toen hij zich aan het herschrijven van zijn monografie zette. We hebben er niets van te zien gekregen, want deze schat werd door haar loodgieter bewaakt, voor Mieke later en voor Wim Hazeu. We gunnen het hem, die schat, want hij is een meester-biograaf. In afwachting van de herrijzenis van Vestdijk met het boek van Hazeu en dat van Maarten 't Hart sluit ik, dames en heren, thuis gerust de gordijnen. Ik ga in het kleine kamertje tussen de vele boeken zitten. Ik zet de kachel voluit aan want het blijft vriezen deze winter en ik zet me voor de laatste maal aan de herlezing van Simon Vestdijk, bij wie de literatuur voor mij begon en zal eindigen. |
|