Vestdijkkroniek. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
[pagina 42]
| |
Als ik 's avonds de weerkaart op de televisie bekijk met de wolkenslierten op het noordelijk halfrond, dan zie ik Nederland daar liggen als een onmogelijk klein groen kikkerlandje tussen machtige andere landen. En dan verbaas ik mij erover dat in dit onmogelijk kleine kikkerlandje twee genieën zijn opgestaan in de negentiende eeuw, twee geniale denkers, twee begenadigde schrijvers van wereldklasse, bij wie niemand in de schaduw kan staan: Multatuli en Vestdijk. Zij hebben ons in onsterfelijke geschriften laten zien waartoe de menselijke geest in staat is. Er zijn enkele treffende punten van overeenkomst in beider emotionele leven waarop ik hier de aandacht wil vestigen. Bij beiden stond de christelijke religie centraal: Multatuli schreef o.a. zijn geschiedenissen van gezag en zijn prachtige Gebed van de onwetende, Vestdijk o.a. zijn Toekomst der religie en zijn Ballade van het vierde kruis. Allebei hebben ze een schitterend document nagelaten over hun jeugd: Woutertje Pieterse en Anton Wachter. En last but not least, ze hebben allebei op hun 10e levensjaar de kracht van de Eros ontdekt. Multatuli vond Fancy en Vestdijk St. Sebastiaan. Fancy kwam in Multatuli's leven toen hij een ridderlijke daad volbracht door voor een bedroefd kind een afgewaaid mutsje met veel moeite van een laaggelegen kade te halen. Fancy, een fictieve vrouwenfiguur, sprak hierover haar goedkeuring uit. Het geluksgevoel dat de kleine Douwes Dekker ervoer is hem zijn hele leven bij gebleven. Anton Wachter zag op zijn 10e jaar in het Rijksmuseum het schilderij van de met pijlen doorboorde en aan een boom gebonden heilige St. Sebastiaan. Hij zag voor het eerst het lijden van een ander en zijn geluksgevoel (zelfgevoel, levenskracht) steeg sterk hierdoor, omdat de eigen angsten en noden waar de overgevoelige Anton Wachter onder leed, sterk in belang verminderden. In zijn essay Het principe van het kwaad heeft Vestdijk uitgelegd dat we ons positief zowel als negatief met onze medemens kunnen identificeren. Bij beide identificatievormen stijgt de eigen levenskracht. ‘Kijk naar wie het minder heeft dan jij, dan verdwijnt je ontevredenheid’ is een bekend pedagogisch advies vanuit de negatieve identificatie.
We willen beide genieën eens nader bekijken en daartoe roepen we de psychologie te hulp. De begrijpende (‘verstehende’) psychologie, die nog zo moeilijk toegang kan vinden op de universiteiten. Vestdijk heeft van deze psychologie gebruik gemaakt bij De toekomst der religie en hij volgde hierbij de ontwikkeling van de mens vanaf de geboorte tot de volwassenheid. Hij bevond dat de mens in de eerste twee of drie levensjaren leeft in een sfeer van totaliteit, dat is een sfeer waarin alle aandriften functioneren in een eenheid, een sfeer waarin het kind geen onderscheid maakt tussen b.v. de totale bevrediging schenkende moederborst en de verrukkingen die een speelgoeddier of een oude schoen gaande kunnen maken. Rond het derde levensjaar begint het kind te denken en te onderscheiden en dan valt de totaliteit langzaam uiteen. De eigen identiteit gaat zich ontwikkelen en zijn wereldbeeld krijgt vaste vormen. Dit gaat zo door tot in de volwassenheid en langer. Het geheel onbewuste totale geluksbeleven van de eerste paar jaren ziet Vestdijk als de bron voor iedere hogere religie. Dit is het eerste punt dat we met de begrijpende psychologie hebben bereikt. De vraag is nu: hoe ontwikkelt die onbewuste, onderscheidloze liefde zich in het met denken beginnende kind? Voor we verder gaan wil ik er op wijzen dat het begrip liefde in ons taalbesef verengd is tot vrijwel uitsluitend de geslachtelijke vorm ervan, maar we kennen nog zo veel andere vormen van liefde: ouderliefde, kinderliefde, vriendschap, medelijden, bewondering, verering, de drang om te helpen, liefde voor de natuur, de wetenschap, de kunst, enz. Al deze vormen van | |
[pagina 43]
| |
liefde stromen vanaf het Ik áf naar de ander of het andere. Freud spreekt van libido, een binding zoekende energie die in ons allen aanwezig is. Vestdijk spreekt van erotische drift. Maar de liefde kent ook een andere weg. In plaats van op de ander of het andere kan zij op het eigen Ik gericht worden. Alle liefdesenergie wordt dan aangewend om het Ik te voeden en te sterken. We spreken dan van eigenliefde. Eigenliefde ontaardt gemakkelijk in machtswellust of machtsdrift, waarvan de medemens maar al te vaak de dupe wordt. We laten de ander, die recht heeft op ons medeleven, in de kou staan. Het verschil tussen liefde en eigenliefde of tussen erotische drift en machtsdrift, is dus gelegen in de richting van de liefde: van het Ik áf of naar het Ik tóe. Deze schematische voorstelling van het functioneren van onze liefde, hoe verhelderend ook, is echter wat te simpel. Er bestaat namelijk een vorm van eigenliefde die het Ik wil veredelen. Wie er op uit is om het Ik te verrijken door inzicht, kennis, wijsheid, begrip, enz. komt vanzelf terecht bij respect en liefde voor de ander, de natuur, de kunst, enz. Hij verheft zijn machtsdrift zodanig dat deze niet meer is te onderscheiden van de erotische drift. We vinden een samengaan van machtsdrift en erotische drift of gewoon van macht en liefde op het hier geschetste zeer hoge niveau bij bijvoorbeeld de Christusfiguur. Bij hem waren macht en liefde één. Het offer van zijn leven is evengoed te verklaren vanuit de drang tot zelfbevestiging en zelfoverwinning als vanuit zijn liefde voor de mensheid. En wie zal de macht en de liefde van Ghandi scheiden? Wie die van Martin Luther King? Bij de erotische drift en de machtsdrift, de beide allesbeheersende polen van ons driftleven, zijn al onze emoties onder te brengen. Men kan, als men dat wil, bij zichzelf, bij min of meer bekende figuren, maar ook bij personages uit de literatuur aflezen hoe de liefde functioneert: afwisselend van het Ik áf, naar het Ik tóe, afhankelijk van karakter en bijzondere omstandigheden. Gewoonlijk is het zo, dat de liefde heen en weer dobbert tussen beide richtingen, tussen liefde en eigenliefde dus. Het volgende voorbeeld moge dit duidelijk maken. Een ouder is ongerust over een kind dat iets kan zijn overkomen en dat zijn hulp nodig heeft, maar een seconde later richt zijn liefde zich op het eigen Ik: hij voelt zich tekort gedaan, het kind had toch minstens kunnen waarschuwen. Voorbeelden van het overwicht van de macht zijn er in onze cultuur helaas ten over. Waar de macht alles voor het zeggen had, herinneren de ouderen onder ons zich nog al te goed uit de jaren '40-'45. Hitler vernietigde dan ook zichzelf in korte tijd. Enkele voorbeelden waar de liefde het in alles voor het zeggen heeft noemden wij reeds en die voorbeelden blijven levend, die vernietigen zichzelf niet. De macht en de liefde, die in de prille, onbewuste kindertijd niet te scheiden zijn, volgen gedurende het hele leven afwisselend de liefde of de macht en kunnen op hoog niveau weer één zijn, maar dan geheel bewust. Dat is de ontwikkelingsgang van de liefde, die maar door enkelen onder ons geheel wordt afgelegd. Het is de grote verdienste van Vestdijk geweest dat hij ons deze verrassende visie op onze psyche heeft geschonken. Wij noemden zoëven Christus, Ghandi en Marten Luther King bij wie de macht en liefde één waren en we kunnen naast hen Multatuli plaatsen. Men kan al het handelen en worstelen en strijden en offeren van Multatuli verklaren vanuit zijn liefde voor de verdrukte Javanen - trouwens voor alle verdrukten - maar ook vanuit zijn behoefte aan zelfbevestiging, vanuit de machtsdrift dus. Beide motieven waren werkzaam en innig verbonden. Macht en liefde waren ook bij hem één, zij bloeiden samen in één machtige universele liefde. Over de figuur van Fancy, met wie wij in het begin van deze verhandeling even kennis maakten, nog | |
[pagina 44]
| |
het volgende. Al van de vroegste tijden afhebben vrouwen grote kunstenaars geïnspireerd door hun vermogen tot liefde geven en liefde wekken. Een groot aantal liefdesmogelijkheden, van de puur lichamelijke tot de meest vergeestelijkte, heeft in de kunst gestalte gekregen in de vrouw. Grote kunstenaars beschikken over een fijnbesnaarde intuïtie, die hun duidelijk maakt dat liefde de meest waardevolle emotie is die de mens kent en dat de hoogste vorm ervan de universele liefde is, de liefde waar macht en liefde in één machtige, gezamenlijke stroom naar buiten vloeien. In dit gebied vinden grote kunstenaars hun ideale liefde, verpersoonlijkt in ideale geliefden, al of niet werkelijk bestaan hebbend. Beethoven vond er zijn ‘unsterbliche Geliebte’ en zijn ‘Adelaïde’, Schubert zijn ‘Schöne Müllerin’, Mathilde inspireerde Perk en Ina Damman was er voor Vestdijk. En Multatuli vond er zijn Fancy. Vestdijk heeft ons geopenbaard waarin grote kunstenaars verschillen van ons gewone mensen, namelijk in de richting van hun libido, of hun binding zoekende energie of gewoon hun liefde. Zij tasten altijd - zij het niet altijd even bewust - naar het hoogst bereikbare, de universele liefde. Dit gebied is de inspiratiebron van grote kunstenaars. Zij willen ons met hun kunstwerken deelgenoot maken van hun indrukken uit die regionen en ons als het ware de weg er naartoe wijzen. In de mate waarin ze daarin slagen, dat wil zeggen in de mate waarin ze onze liefde weten te verheffen, zijn ze groot. Multatuli zegt hierover, vrij vertaald: een kunstenaar schept niets, hij herschept. De buitenwereld reikt hem een indruk aan die hij wil weergeven, maar zonder ‘feu sacré’ gaat dat niet. Vestdijk zegt hierover, ook vrij vertaald, dat door de voortgeschreden desintegratie van onze cultuur vooral door de invloed van het metafysische christendom, de ware kunst niet meer te herkennen is. Het koren is niet meer tussen het kaf gebied der universele liefde en daar bevindt zich ook Vestdijks koren. En daar vinden hoogst enkele begenadigde kunstenaars hun inspiratie. Wil men de genialiteit van Multatuli en Vestdijk ‘meten’, dan is Multatuli ongetwijfeld het ‘zuiverste’ genie, want hij ‘wist’ alles al, men kan zeggen vanaf zijn geboorte en hij leefde er ook naar, waardoor hij voortdurend in botsing kwam met de geldende moraal. Vestdijk heeft zich gewapend met een ongewone hoeveelheid kennis over en inzicht in het menselijk denken, handelen, streven en dromen en hij bevond dat het hoogst bereikbare voor ons geestelijk leven de allesomvattende of universele liefde is. Hij was de eerste die in ons geestelijk leven de ordening ontdekte van de macht en de liefde, de twee allesbeheersende polen van ons driftleven. Deze ordening stelt ons in staat om enigszins wegwijs te raken in menselijke drijfveren. ‘De begrijpende psychologie’, zei hij vijftig jaar geleden, ‘is er niet op uit om te bestrijden maar om liefdevol te begrijpen. En de liefde is vaak een onbarmhartiger wapen dan de haat.’ Multatuli leefde zoals zijn feilloze intuïtie hem voorschreef: altijd strevend naar het hoogste bereikbare, altijd het ‘éénrichtingsverkeer’ van zijn liefde volgend. ‘Zó moet het!’ zei hij en hij maakte zijn onverbiddelijke eis onsterfelijk met de uitspraak: ‘De roeping van de mens is mens te zijn!’ Vestdijk zei: ‘Inderdaad, zó moet het, maar hoe gaat het?’ Dat heeft hij ons uitgelegd met de begrijpende psychologie. Multatuli het ‘zuiverste’ genie, maar Vestdijk het belangrijkste, want hij bracht de geesteswetenschappen een stap verder. Wanneer men nu wil weten wie of wat dit hele mechanisme in beweging zet, dan moet men het magistrale werk ‘Het wezen van de angst’ van Vestdijk bestuderen. | |
[pagina 45]
| |
|