Vestdijkkroniek. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| ||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||
Ouders van gehandicapte kinderen zijn vaak tegen integratie van de groep lichamelijk gehandicapten met de doelgroep verstandelijk gehandicapten. Ze hebben al last genoeg van mensen die denken dat hun spastisch kwijlend kind ook cognitief beperkt is. Ouders van kinderen met een psychiatrisch probleem willen over het algemeen liever naar een kinderziekenhuis dan naar een psychiatrisch ziekenhuis. Het laatste stigmatiseert. Alle mensen die er aan de buitenkant opvallend anders uit zien en daarin negatief afwijken van de ‘norm’, ontmoeten vaak een objectiverende blik van ‘de ander’. Een blik die hen als geval, als object definieert. Gevolgd soms door de afwijzing en ontwijking van die ander. In het ergste geval gevolgd door het label ‘ook niet helemaal fris onder het petje’. Jaren geleden kluisterde de televisiereeks The singing detective van Dennis Potter me aan de buis. Recent zag ik de film in z'n geheel. Ook las ik het boek Het glinsterend pantservan Simon Vestdijk. Het isolement van de beide hoofdpersonen, respectievelijk Philip Marlow en Victor Slingeland, ontstaan door de huidziekte psoriasis, is schokkend en schrijnend. Psoriasis is een chronische huidziekte door abnormaal snelle aanmaak van opperhuidcellen. Hierdoor ontstaan rode schilferige plekken op knieën, ellebogen en de behaarde hoofdhuid die pijn doen en jeuken. Het verloop fluctueert. Dit essay is bedoeld om mee te voelen met wat hen overkomt. Om mensen uit te nodigen hiervan daadwerkelijk kennis te nemen om zodoende het bewustzijn bij dokters te vergroten voor de sociale en psychologische gevolgen van huidziekten voor ‘huidzieken’. En natuurlijk om te genieten van het meervoudig meesterwerk van Potter en het knap geconstrueerde boek van Vestdijk. | ||||||||||||
Literatuur als levenslesKunst ervaren blijkt voor velen een aangenaam middel om op een natuurlijke manier in iemands huid te kruipen en daardoor onbekende omstandigheden of juist herkenning te ervaren. De mens is in mijn optiek niet uniek in het beleven van bijzondere omstandigheden. Mensen lijken meer op elkaar dan dat ze uniek zijn. Dat is voor de geneeskundige (in statu nascendi) maar goed ook. Hoe zou de arts anders inzicht kunnen verwerven in de betekenis die een beperking, ziekte of een handicap voor de patiënt/patiëntendoelgroep en/of diens naasten heeft? Sommige klachten zijn relatief gemakkelijk te plaatsen. Als een patiënt klaagt over keelpijn, dan weet hij dat de dokter daar een helder beeld van heeft en zijn klachtenverhaal begrijpt. Sommige situaties zijn echter moeilijker invoelbaar. ‘Belle lettres’ en ‘belle cinema’ kunnen voor dokters een leerrijk landschap vormen van datgene wat ze zelf niet aan de lijve (hebben) ervaren. Studenten leren meer over ziektebeleving door literatuur dan door het gewone curriculum, stellen vele artsen/docenten over de toegevoegde waarde van literatuur in het eerste nummer van het tijdschrift Literature and Medicine. Ze worden verrast door een andere werkelijkheid zoals elke lezer dat overkomt bij het lezen van welk goed boek dan ook. Artsen krijgen hierdoor de kans om een unieke maar tegelijkertijd ook prototypische ‘ervaringsdeskundige’ gedurende minimaal enige uren te ‘ontmoeten’. Laat onverlet dat N=1 blijft; dus dat de beschreven of verbeelde patiënt uniek is voor artsen. In plenaire situaties bijvoorbeeld in werkcolleges of thema-avonden in het kader van ‘life-long-learning’ zouden de te generaliseren aspecten expliciet besproken moeten worden. | ||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||
Na bespreking van de film en het boek, zal ik kort de auteurs typeren. Overeenkomsten en verschillen tussen beide kunstwerken staan centraal in dit essay. Bij de les c.q. de impact van deze werken voor de medische wereld zal ik uitvoerig stilstaan aan de hand van het thema ‘geschilferd maar niet geschift’. De afronding vormt een calvinistische toepassing van de preek: de heelmeesters van de huid. | ||||||||||||
Typering van film en boekThe singing detectivePhilip Marlow, detectiveschrijver van beroep wordt al 28 jaar geteisterd door de ziekte psoriasis. Hij ligt in het ziekenhuis op een grote mannenzaal aan bed gekluisterd door een hevige aanval van de ziekte. Hij lijdt intens eraan, voelt zich paranoïde en verraden. Zijn huid schilfert en is ontstoken. Het verraad van zijn lichaam. Kortom ‘His mind as lesioned as his body’. Hij is duivels kwaad op alles en iedereen: op het ziekenhuis, op zijn vriendin; hij verkeert in staat van oorlog met de dokters, de verpleegsters; de wereld in het algemeen. Hij koestert geen hoop en ambities meer; het enige dat hem rest is woede en verzet. Hallucinerend reconstrueert hij zijn eerste boek The singing detective; doordat dit zich afspeelt buiten de ziekenhuismuren maakt hem dat minder machteloos. Sterke herinneringen of hallucinaties toveren een dokters- en zusterkoortje aan zijn bed dat de meest mooie en angstaanjagende liedjes zingt uit zijn jeugd die via flash-backs op aangrijpende en soms humoristische wijze worden verbeeld. Klassiekers als ‘Into each life some rain must fall’ van Ella Fitzgerald en ‘Don't fence me in’ van Bing Crosby and the Andrew Singers noemt Potter zelf muziek die een goede route vormt naar een gemoedstoestand, zoals ook een geur dat kan doen. Marlow gaat door de invaliderende psoriasis aanval door een diep dal, gepaard aan de meest betuttelende houding van de behandelende geneesheren en verpleegsters die men zich kan voorstellen. Jegens zijn medepatiënten en jegens hem.
Terwijl de artsen aan het voeteneind van zijn bed overleggen welk sedativum ze hem zullen toedienen roept Marlow: ‘Een sigaret! Geef me toch een sigaret! Ik kan niets anders bedenken dat ik liever wil!’ Verstoord kijkt de medische crew op; de patiënt zegt iets; dat wordt niet bepaald op prijs gesteld. ‘Mijnheer Marlow, denkt u dat U ten opzichte van uw ziekte wel de juiste houding aanneemt?!’ Deze repliceert cynisch: ‘Wat probeert u me nu aan te smeren? Een tranquillizer of een deodorant?’
Twee hulpverleners bereiken hem wel op de menselijke golflengte: de zachte zuster Mills via haar ogen vol mededogen en haar zalvende erotische gevoelens oproepende handen en de psycholoog die aan Marlows cynische harnas is gewaagd en hem uiteindelijk bereikt. Een impressie van een schitterend betoog van deze psycholoog, in dialoog met Marlow:
‘De meeste chronische patiënten gebruiken tranquillizers of antidepressiva. Ze doen dat bijna automatisch. De huid is tenslotte een zeer persoonlijk iets, hè? Men is gauw geneigd te geloven dat beproevingen, kwade gedachten en slechte karaktereigenschappen op de een of andere manier rechtstreeks in de huid naar buiten komen. “Onrein! Onrein!” roept u alarmerend. U waarschuwt ons: blijf op afstand, blijf uit de buurt. Net als de melaatse in de Bijbel. Maar dat is onzin, weet u. Weet u 't ook? Eigenlijk wel, daar ben ik zeker van. [...] U-kuntgeholpen-worden, Mr. Marlow. Bovendien, Mr | ||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||
Marlow. Bovendien denk ik dat ik kan helpen.’ Parallel aan zijn verblijf in het ziekenhuis waarin hij zijn doods- en levensangsten hallucinerend doormaakt, opknapt en uiteindelijk weer kan lopen, ontwikkelt het verhaal van The singing detective zich verder en wordt bovendien zijn eigen levensgeschiedenis in flash-backs op dieptepunten getoond. Hoewel de constructie complex is, zijn de fragmenten in de film puzzelstukjes die de drie verhaallijnen perfect laten convergeren aan het slot van de The singing detective. | ||||||||||||
Het glinsterend pantserHet glinsterend pantser vormt het eerste deel van een romantrilogie van Vestdijk. S., de ik-figuur, woont tijdelijk in het dorp D. om een bepaalde demografische taak te verrichten. De verteller S., een schrijver, en Victor Slingeland, een componist en dirigent, vormen de as van de serie. Ze hebben vriendschap gesloten in hun jeugd, waarbij S gefascineerd is door Victor; zijn spiritistische activiteiten op de HBS, zijn vroegwijsheid, zijn ontoegankelijkheid en vooral ook de zweem van geheim die over hem ligt. Op latere leeftijd kruisen hun wegen zich weer; via vrouwen. Deze hebben in de chronologie van het verhaal vaak eerst contact met S. die al dan niet heimelijk ook verliefd is en via hem ontmoeten ze dan Victor. Een aantal vrouwen figureert serieel rondom deze mannen. Hun overkomt allemaal iets afschuwelijks in relatie tot Victor waardoor ze totaal uit balans raken. Stan Vastenou, een tante van Bert, hun gezamenlijke jeugdvriend, krijgt tijdens hun studietijd een relatie met Victor en pleegt vervolgens zelfmoord. Alice van de Voorde die S tijdens zijn verblijf in D. ontmoet komt via S. in contact met Victor. Hierna vertrekt ze plotseling naar het buitenland omdat er vreselijke dingen zijn gebeurd. Adri Duprez is een nichtje van de oude vriend Bert. Zij woont met haar moeder en broer in de buurt van het dorp en op aanraden van Bert bezoekt S. de familie. Adri en S. worden verliefd op elkaar, maar daar blijft het bij. Ze neemt pianolessen bij Victor. Na een paar weken wordt ze ziek en ijlt dat Victor vreselijke dingen tegen haar heeft gezegd. Ze blijkt inderdaad door Victor de huid vol gescholden te zijn. S. wordt dit allemaal te gortig. Hij roept Victor ter verantwoording en deze biecht op dat hij de vrouwen die hem dichter willen naderen dan hij prettig vindt op een afstand probeert te houden. Uiteindelijk komt het raadsel tot een ontknoping; hij heeft een huidziekte en toont zich terwijl hij extra licht maakt in zijn ‘glinsterend pantser’; zijn ware gedaante. S. beschrijft bijna lyrisch-poëtisch wat hij ziet:
‘Hij was het, en hij was geheel naakt. Een lendendoek, meer niet; en boven die lendendoek en eronder was de huid niet zoals de huid moet zijn bij de mens, en ook de armen, vooral aan de achterkant, bij de ellebogen, waren niet zoals men zich gewend is de menselijke armen voor te stellen. Het waren ronde of zich spiraalsgewijs uitbreidende vlekken, rood, hier en daar bloedend wellicht, zich verenigend, zich van | ||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||
elkaar scheidend als de nevelvlekken bij de geboorte van een gruwelijk heelal: vlammen zonder zin of grond; en ook het licht was er, dat er zijn moest bij zulk een schepping uit niets: niet duidelijk, niet overtuigend, meer in kleine kernen hier en daar, witte punten, schilfers, glinsterend, nu ja, zo was het wel, al was het maar nietig en verspreid: glinsterend in dat melkwitte schijnsel van de lamp in het midden van de zoldering. Nu liep hij daaronderdoor, en het geglinster scheen toe te nemen op dit sterke, gespierde lichaam, het was erger, ondraaglijker dan al dat rood, of dan die resten zalf of wat het mocht zijn, die als violette of bruingele vegen achtergebleven waren bij de reiniging, ontzwachteling, waaraan hij zich in de badkamer had onderworpen. Nu was het geglinster weer verdwenen, het was maar een flits geweest, een efflorescentie van licht, zo goed als een zinsbegoocheling.’
Daarom scheldt hij de vrouwen die hem te dicht op de huid zitten, de huid vol. Hij durft niet voor zijn ziekte uit te komen die hij al van jongsaf heeft. S. is ontredderd en geëmotioneerd; voelt zich bijna medeplichtig aan de ziekte en de gevolgen daarvan voor de zieke. Het boek leest als een spannende detective die op twee kernvragen is gericht: hoe ontpopt zich de verhouding tussen de twee vrienden die in menig opzicht zowel tegenpolen als gelijken zijn en wat is het geheim van Victor? Met een bewonderenswaardig psychologisch vernuft heeft Vestdijk de emoties en de motieven van zowel de vrouwen als van de vrienden voorstelbaar gemaakt en tot een prachtige climax geleid, die een apotheose vormt van de vriend, de dirigent en de patiënt Victor Slingeland. | ||||||||||||
Dubbelportret van de auteursDennis PotterDennis Potter wordt in 1935 in Engeland geboren. Hij overlijdt in 1995 aan een pancreas carcinoom. Intussen lijdt hij vanaf 1961 aan een ernstige vorm van psoriasis. Dennis Potter woonde aan de rand van het Forest of Dean. Hij heeft een jeugd die in zijn verdere leven een reactie oproept van afkeer en woede; zijn familie verkeert in een mijnwerkersmilieu waarin zijn uitzonderlijke intelligentie niet past en schaamte oproept. Een even grote schuwheid isoleert Dennis in deze gesloten weinig privacy biedende gemeenschap; hij is niet bijzonder gelukkig. In 1956 gaat hij studeren in Oxford en maakt daar een verwarrende emotionele ontwikkeling door. Losgeweekt van zijn milieu en klasse heeft hij zich al op zijn middelbare school. Daar onderkent hij de eerste gevoelens van schaamte en afstand: een meester vraagt waarom er bij hem thuis geen boeken zijn. Zijn woede over dit soort laatdunkende houding van de hogere klasse ofwel van het intellectuele stratum vertaalt zich in Oxford in agressief politiek optreden voor de Labourpartij. Deze loopbaan duurt niet lang en hij gaat voor de televisie schrijven. Dit medium is voor hem van een totaal andere orde dan het theater waar mensen voor moeten betalen, zich apart voor moeten kleden en waar mensen een aparte status als theaterbezoeker voor moeten verwerven. Film, en met name het televisiedrama, breekt door sociale en culturele barrières heen en schept als het ware aan de andere kant van de buis een gemeenschappelijke cultuur, waar hij diep in gelooft. Realisme is volgens hem daarbij de slechtst denkbare vorm om realiteit weer te geven. Marlow hallucineerde dan ook en we zien met hem de meest angstaanjagende en vrolijke mooie beelden de revue passeren. De verbeelding verdooft en redt | ||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||
hem van zijn traumatisch verleden, depressies in het heden en zijn bedreigende toekomst. Muziek speelt een zeer belangrijke rol in zijn werk en met name populaire liedjes uit de jaren dertig ziet hij als voertuigen van emoties. In The singing detective, zijn meesterwerk, vormt het muziekmateriaal een psychoanalytisch instrument waarmee de getormenteerde Marlow zijn verleden ontleedt. Thema's die in zijn hele oeuvre onder het mes worden gelegd zijn schuld, emotionele beroofdheid, pijn, vernedering, seksueel verraad, en het onontkoombare van de dood. Potter geeft zelf aan dat The singing detective min of meer autobiografisch is. Het meest in het oog springend is natuurlijk de overeenkomstige ziekte waaraan zowel Potter als Marlow lijden. Potter typeert zijn ziekte, die hij sinds 1961 heeft, zelf als psychosomatisch. ‘Het is een symptoom van de woede en afkeer die ik voel’ heeft hij ooit in een televisieportret van de BBC gezegd. Hij verwachtte dan ook dat hij door The singing detective verlost zou worden van deze negatieve gevoelens en dus ook van zijn ziekte. Helaas heeft hij tot zijn dood psoriasis gehouden. Hij heeft zich ook uitgesproken over de winst die hij boekte door deze ziekte:
‘Eigenlijk moet ik dank-je-wel zeggen tegen de psoriasis, want door zo'n crisis - welke dan ook - leer je jezelf kennen. Het comprimeert de tijd, alsof je een pelgrimage onderneemt en onderweg leert dat niet het doel van je reis er werkelijk toe doet, maar wel hoe je reist, wat er onderweg met je gebeurt. [...] Aan de andere kant besef ik dat ik mijn vermogen tot schrijven er waarschijnlijk aan te danken heb. Als me dat niet was overkomen zou ik er nooit achter zijn gekomen wat het betekent om een menselijk wezen te zijn. Ik was er ook niet kwaad over zoals Philip Marlow in de televisieserie. Of gedeprimeerd. Ik ben een vechter. Een depressie kost vreselijk veel energie, en ik denk dat je die beter kunt besteden aan vechten dan aan treuren. Je moet de ervaringen die je opdoet gebruiken, daar komt het op neer. Gebruik ze, doe er wat mee!’ (Brunt, 1987)
Wat hij het belangrijkste vindt, is zijn (creatieve) hoofd. Overal worden mensen aan elkaar opgedrongen, beelden storten zich via de televisie en internet over ons uit en nergens is meer privacy bekennen; alleen ons hoofd is nog een vrijplaats voor creativiteit en intieme gedachten. Potter concentreerde zijn kunst op beelden die daar ontspruiten over onszelf, over elkaar en de wereld die ons omringt. | ||||||||||||
Simon VestdijkSimon Vestdijk, in 1898 geboren, wordt in 1927 arts. Tot 1932 neemt hij een aantal keren in verschillende artspraktijken waar. Intussen studeert hij filosofie, psychologie en toont interesse in de astrologie. Een keer maakt hij nog een reis als scheepsarts om in 1933 definitief te kiezen voor schrijverschap, zowel proza als poëzie. Hij debuteert in 1934 met de roman Terug tot Ina Damman. Een jaar daarvoor schreef Vestdijk Kind tussen vier vrouwen dat bij gebrek aan een geïnteresseerde uitgever pas in 1972 werd gepubliceerd. In de tussenliggende periode is een reeks op gang gekomen, deels ontleend aan deze roman met als centrale romanfiguur Anton Wachter, waarin Terug tot Ina Damman de derde plaats inneemt. De laatste kans sluit de reeks af, in 1960. Ook tussen literatuur en muziek moet hij op een bepaald moment kiezen. Hij kiest voor zijn grotere talent, het schrijven. Vestdijk maakt twee wereldoorlogen mee. In 1942 wordt hij bijna eenjaar als gijzelaar gevangen gehouden door de Duitse bezetter. Na de bevrijding is hij, naast proza en poëzie schrijvend, ook weer met meer reflecterende functies bezig zoals redigeren. | ||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||
In 1956 verschijnt Het glinsterend pantser na een stille periode waarin hij ziek is. Zijn laatste romans hadden nogal wat weerstand opgeroepen. De dokter en het lichte meisje (1951) en De schandalen werden uit de etalage gehaald in Heerlen. Het glinsterend pantser is daarentegen overwegend positief ontvangen. Vestdijk was een multibegaafd mens. Hij was deskundig op terreinen als psychologie, filosofie, astrologie en geneeskunde. Hij had talent voor zowel muziek als voor het schrijven. Hij schreef zowel ‘zakelijk’ als literair. Hij maakte vele gedichten en ook vele romans. Het is onontkoombaar dat hij moet kiezen. Alle talenten in een leven tot uitdrukking en ontplooiing brengen blijkt onmogelijk. Dat betekent, als hij voor het een kiest dat hij dan het ander als het ware moet ‘amputeren’. In zijn romans en gedichten worden tegenstellingen gecultiveerd tot een strijd der polariteiten die ook in hem woedt. Hij blijft streven naar een soort ‘ongescheidenheid’; naar heelheid, het ‘een-zijn’. Dit is ook in Het glinsterend pantser te bespeuren; de strijd tussen beide mensen die elk voor een andere muze kiezen, de tegenstelling tussen innerlijk en uiterlijk, tussen de openbaarheid van ‘de bekende Nederlander’, Victor, en diens geheim, tussen ‘ziener-zijn’ die niet alleen de goede kanten van zichzelf en anderen haarscherp ziet maar ook de schaduwkanten, en de bijna ‘dwepende bewonderaar’. De spanning die deze polariteiten oproepen in dit boek is treffend in sfeer getekend. Hoewel Vestdijk veel mooie teksten heeft geschreven staat hij toch te boek als iemand die de vorm en techniek boven de bevlogenheid stelt. (Van den Heuvel, 1976). Ik vind dat deze roman, hoewel ook sterk geconstrueerd, wel bevlogen en met emotionele lading geschreven is. Vestdijk sterft op 23 maart 1971. | ||||||||||||
Overeenkomsten en verschillenBeide patiënten, de hoofdpersonen Victor en Marlow, lijden lichamelijk zowel als psychisch enorm aan hun ziekte. Beiden verkeren in een sociaal isolement; Victor min of meer zelfgekozen, Marlow noodgedwongen. Beide kunstwerken laten zich ‘lezen’ als een detective. Vestdijk heeft de lezer allerlei hints gegeven die de medisch geïnformeerde lezer al snel tot de clou kunnen brengen.
‘Hij droeg een zeer hoog boord. Zijn oren leken eeltachtig aan de randen. En weer dacht ik, voelde ik: Victor heeft een geheim, en als ik het weet, zal het dan tegenvallen?’ (p.331). S. bevraagt een vriendinnetje dat ook iets heeft gehad met Victor en met hem heeft gezoend. Zij vertelt hem dat ze Victor had willen betasten, en dat hij dat niet had toegestaan. Hij was nogal uit zijn slof geschoten, toen. [...] Ja, hij was nogal tegen haar uitgevaren [...].(p.376). ‘Terwijl hij zijn tweede kop koffie naar de mond bracht, zag ik, dat zijn rechterpols omzwachteld was; hij merkte dit, gaf een verklaring: een week tevoren had hij zich gesneden, en er was een infectie bijgekomen [...] Ik moet er langer naar gekeken hebben dan hem lief was, want met een spottend lachje vroeg hij, of ik dacht, dat hij een dirigentenarm had.’ (p.414).
Potter geeft hints en flarden van de detectiveroman en van het leven van Marlow waardoor de kijker zeer benieuwd wordt naar hoe het daar nu eigenlijk mee zit. Ten slotte speelt in beide verhalen muziek een grote rol. Ze gebruiken die beiden als een soort escape uit hun ‘huidharnas’.
Behalve overeenkomsten zijn er ook duidelijke verschillen aan te wijzen. Victor Slingeland heeft zich een meester getoond in het verbergen van dezelfde huidziekte die Marlow niet in staat was | ||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||
te verbergen. Alleen zijn dokter wist het en later zijn vriend S. Potter confronteert de kijker keihard en onontkoombaar met Marlows ziekte in een weerzinwekkend rauwe realiteit. Marlow ligt daar in de ziekenzaal te kijk voor de boze buitenwereld. Dat maakt wezenlijk verschil voor de kwaliteit van leven bij beiden. Victor kan nog kiezen om zich te verschuilen in zijn kleren. Hij zet de wereld nog redelijk naar zijn hand. Marlow ligt ostentatief en overgeleverd doodziek te zijn en kan in die fase geen enkele invloed uitoefenen. Zijn gekromde handen en verstijfde lijf kunnen de fel begeerde sigaret op het nachtkastje niet bemachtigen. De wereld om hem heen bepaalt hem in plaats van andersom, zijn luid protest ten spijt. Victor leeft niet alleen met het pantser van zijn glinsterende huidziekte maar ook in het harnas van zijn ‘geheim’. Sommige verschillen zouden wel eens kunnen berusten op een verschil in optiek. Vestdijk is dokter en kan vanuit die afstandelijkheid en competentie clues geven voor het oplossen van ‘het geheim’ waar Potter - zelf patiënt zijnde - het verhaal vertelt met intensere betrokkenheid. | ||||||||||||
Geschilferd maar niet geschiftHuid en huidziekteDe fysiologische en psychologische functies van de huid zijn existentieel. Hier gaat het over de psychologische impact van de huid. De huid is een interface voor non-verbale communicatie, voelspriet voor de boodschappen van buiten; een feilloze signaaldetector voor angst, opwinding, liefde, genot. Last but not least een ankerpunt voor zeer basale veiligheid die de lijfelijke moederwarmte biedt. De baby die borstvoeding krijgt en gekoesterd wordt doet essentiële positieve ervaringen op voor latere relatievorming. Het kind dat niet wordt gewenst, negatieve. Hechting vindt vooral plaats via de huid. Mensen die niet meer worden aangeraakt vereenzamen en verpieteren. Als de huid is aangetast dan wordt de ontmoetingsplaats een mijdplaats. Huid, haar, nagels kunnen esthetisch genot en aantrekkingskracht uitoefenen. Maar ook met dezelfde intensiteit afschuw, afwijzing en afwending als ze beschadigd zijn of vies. Men mengt zich vervolgens liever niet onder de mensen en vereenzaamt. De psychosociale implicaties kunnen zeer ingrijpend zijn. Het psychisch welbevinden beïnvloedt vice versa ook de ziekte. Die wisselwerking laat ook Potter zien. Hij heeft aan den lijve ervaren hoe de vicieuze cirkel werkt; hij kenschetste zijn psoriasis zelfs als psychosomatisch. Vestdijk heeft als eerste het accent gelegd op de psychosociale gevolgen van psoriasis. Niet uit eigen ervaring maar waarschijnlijk op grond van zijn medische ervaring en op grond van ten tijde van het verschijnen van zijn roman nog niet gepubliceerde medische kennis. Die publicatie kwam eenjaar later. Pakt men zijn psychische problemen aan, dan vermindert de ernst van psoriasis. Er wordt evenwel nog niet gerept over de psychische gevolgen van psoriasis. Vestdijk heeft die als eerste wel beschreven in Het glinsterend pantser (Brandsma 1999). De ziekte wordt in de lotgenotensfeer als een lot opgevat: onbeïnvloedbaar, onomkeerbaar, onafwendbaar. | ||||||||||||
De dikke huid van de dokterSommige hulpverleners wenden zich af of kunnen een verholen blik van afschuw ook niet onderdrukken als ze een patiënt als Marlow zien. Artsen mogen deze mensen niet ontwijken en afwijzen volgens de heersende waarden en normen binnen de medische stand. De norm voor schoonheid is maatschappelijk bepaald. De professionele norm geeft echter de wenselijke reactie aan. Deze norm moet bij | ||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||
beroepsuitoefening dominanter zijn dan de persoonlijke esthetische normen. Als een van de te onderscheiden dimensies van het dokter-zijn noemt Van Dantzig (2001) de toegang tot intimiteit. De dokter kijkt achter de klerenkast waarmee mensen hun lijfsgeheimen vaak kunnen verbergen. Naast de dimensie ‘omgaan met intimiteit’ geeft Van Dantzig aan dat dokters zich ook onderscheiden door ‘overal tegen te kunnen’. Omgaan met intimiteit tussen dokter en de ernstig ‘huidzieke’ patiënt is een noodzakelijk gegeven waarbij er minder kans op erotische aantrekkingskracht is dan op gevoelens van afkeer. De dokter raakt gewoon aan intimiteit en handelt in de intieme zone van de patiënt vanuit een bepaalde routine en immuniteit. De kans bestaat dat hij zoveel afstand neemt van normale gevoelens dat hij zich niet meer kan inleven in de gevoelens van een patiënt Zijn familiariteit met lijden verlaagt zijn empathisch vermogen waardoor hij niet meer sensitief is voor hoezeer de patiënt lijdt. Psychiater H.C. Rümke propageerde al dat de dokter een bepaalde mate van distantie moet hebben met behoud van nabijheid. Die nabijheid of medemenselijkheid kunnen de basis leggen om de ‘huidgeschonden’ mens te helen en het zelfbeeld hierdoor te versterken. Patiënten durven dan weer (gemakkelijker) onder de mensen te komen. Tot slot speelt niet alleen de integriteit van het lichaam en empathisch vermogen een rol; dokters beschouwen deze patiënten vaak ook als ‘niet fris onder het petje’; er is toch ook wel een steekje aan los. Marlow werd als gek gezien en infantiliserend bejegend door de medische stand. | ||||||||||||
Heelmeesters van de huidTon Lemaire benadert in zijn boek ‘De Tederheid’ (1968) de polariteit tussen iemandsbinnenkant versus buitenkant vanuit de fenomenologische invalshoek. Hij beschrijft het proces van zich onbespied wanen naar bekeken worden en zich bekeken voelen. Vallen innerlijk en uiterlijk eerst samen; de blik van de ander maakt een persoon zich van zichzelf en van het onderscheid tussen zijn binnen en buitenkant bewust. Afhankelijk van de aard van die blik van de ander kan de geobserveerde het onderscheid tussen zijn lichaam en ziel al dan niet als twee gescheiden entiteiten gaan ervaren. Op het continuüm van soorten blikken onderscheidt Lemaire twee uitersten en een onverschillig, neutraal midden- en overgangsgebied. De uitersten zijn die van de welgezinde en de onwelgezinde blikken. Onwelgezinde of hatelijke, antipathieke blikken objectiveren, klieven uitwendigheid en inwendigheid en werpen de mens terug op de modaliteit van ‘bekekene’ die door de onbarmhartige observatie zijn innerlijk terugtrekt, veilig stelt en alleen de | ||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||
buitenkant als huls presenteert. De blik, zoals Sartre die definieert in Ik en de ander, respectievelijk in de bekekene en die bekijkt, noemt hij de ontmaskerende blik die de ander treft in zijn weerloosheid. De welgezinde of tedere blik ‘heelt’ en dat zou voor deze patiënten balsem kunnen betekenen voor hun gepijnigde ziel. Het is evident dat de psoriasispatiënt extra kan lijden aan deze ‘boze’ blikken op zijn zieke huid. Patiënten kunnen in een isolement geraken. De stap naar dissociatie is dan ook niet ondenkbaar. De stap naar gek gedrag of ‘gekte’ evenmin. Geschilferd in de huid kan dan uiteindelijk leiden tot de ‘diagnose’ geschift in het hoofd. De welgezinde blik kan wonderen doen, kan de ander herstellen in zijn oorspronkelijke eenheid. Hem weer één laten worden met zichzelf. De heelmeester die wil helen wat gedeeld en beschadigd is, heeft als missionaris een mooi verschiet: Master in Heelkunde worden.
Dit artikel is opgenomen in de bundel Ziektebeelden, Essays over literatuur en geneeskunde, red. F. Meulenberg e.a., Uitg. LEMMA bv, Utrecht 2002. | ||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||
Audiovisueel
|
|