Vestdijkkroniek. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
Namens onze Wendingkring waarin Hans en Joke al meer dan dertig jaar hebben meegedraaid, mag ik hierbij enkele goede herinneringen ophalen, herinneringen, die van zo groot belang zijn om ons te helpen gezamenlijk de leegte te vullen die nu is ontstaan. In een interview heeft Hans eens gezegd dat het voor een wetenschapper onacceptabel is citaten om te werken, want dat druist volledig tegen elke wetenschap in. Wij zullen bij onze herinneringen dan ook 100% authentiek dienen te zijn, althans waar het citaten betreft.
Hans hield als wetenschapsman vaak boeiende inleidingen in onze kring en niet zelden kwam Simon Vestdijk daarbij ook aan de orde, soms leek het wel alsof Vestdijk met ons mee discussieerde, hetwelk het gesprek dan ook meestal ten goede kwam. Immers, met Visser als tolk sprak Vestdijk nooit voor zijn beurt en bovendien zodanig gefiltreerd dat hij nog te begrijpen was ook.
Wij beginnen elk seizoen met een cultureel weekend met een hoge graad van gezelligheid. Hans heeft daarbij altijd duidelijk getoond één van de jongsten te zijn, getuige zijn prestaties als wandelaar en fietser. Hans liep veelal met zijn ‘camera-ogen’ ver vooruit of ver achteraan bij de excursies. Op onze Griekse rondreis langs o.a. Mistrás, Delphi en Pilos was Hans al rap verdwenen zodra de hele groep uit de bus was gestapt. Op zijn eentje op zoek en op onderzoek! Af en toe kwam je hem dan wel tegen. ‘Heb je dit of dat gezien, dan moet je zo en zo lopen’. En weg was hij weer. En achteraf op zijn magnifieke foto's kreeg je te zien wat hem verwonderd had en geboeid. Hij sprak er niet of nauwelijks over. Zijn foto's gaven aan wat hij zeggen wilde. Op een keer, ook in Griekenland, liep hij heel ver van ons vandaan over de muren van een fort met de zee op de achtergrond, zodanig, dat we vanaf ons gezichtspunt het beeld hadden alsof hij over de horizon liep. Wellicht is ook dit wel een beeld dat we van Hans moeten vasthouden! In 1995 fotografeerde hij tijdens zo'n weekend vanaf het hoogste duin van Nederland de Zeeuwse paalhoofden, waarvan de evenwijdige lijnen, als je die doortrekt, samenkomen aan de einder. Zo liet hij ons meekijken naar de toekomst en we zagen de foto, nu aldus veelzeggend, op een kerstkaart terug. In Harlingen heeft hij ons eens rondgeleid, terwijl hij bij diverse locaties de beschrijving van Vestdijk citeerde. Ik herinner me nog die lachende schoorstenen die Vestdijk vanaf zijn slaapkamer als jongen had gezien. ‘Wat een prachtige taal’, zei Hans dan enthousiast bij menig citaat. Over sommige andere eigenschappen van Hans, zoals bijvoorbeeld kaartlezen (en misschien ook over zijn schrijverskwaliteiten) blijven de meningen verdeeld, maar over zijn kijkvermogen als fotograaf is geen discussie mogelijk.
Boeiend en ontroerend was ook zijn recente fotoserie over de stad Porto, geëxposeerd aldaar en in Amsterdam: die brug, weerspiegeld in een plas; twee duiven in een dakkapel, waarvan Hans zelf zei: ‘Twee duiven! Niet één maar twee duiven! Waarom moet mij dat juist ten deel vallen?’ Twee duiven, wat een geluk! Merkwaardig, zou je zeggen want er zitten natuurlijk wel vaker twee duiven op een leuke plek. Het verschil is echter dat de meesten van ons zoiets wel zien, maar dat Hans dan echt keek en er meteen een ‘foto’ in zag! Dit voorval illustreert tevens hoe de rationeel denkende wetenschapper zich met de | |
[pagina 7]
| |
onbevangenheid die kinderen nog hebben, kon verwonderen over en genieten van wat hij zag en beleefde. En er ook van kon genieten dat het juist hem overkwam.
Maar ook als hij niet kon fotograferen - in regen en wind - fietste hij als verkenner voorop alsof hij als eerste moest zijn op de plek waar het droog was... Meestal was dat dan wel in ons hotel, want we hadden natuurlijk altijd de tegenwind mee.
In het blad De Ingenieur van oktober '94 vond ik een artikel, getiteld ‘Op zoek naar de Werkelijkheid’. Daarin lezen we dat het leven van Hans Visser toen al meer dan 40 jaar in beslag was genomen door Simon Vestdijk. Hans was toen 57, dus kunnen we op dit moment zeggen, ‘al bijna een halve eeuw in beslag genomen’. Dat is langer dan Vestdijk zelf over zijn oeuvre heeft gedaan, want dat was ‘maar’ 32 jaar.
Hans was een onderzoeker. Hij kon uitgesproken zijn in zijn kritiek op opvattingen en beweringen die niet toetsbaar waren, maar als hij zei dat hij het met je eens was, kon je dat als compliment beschouwen. Bij het geven van zijn mening kon hij soms wel, wat je noemt ‘cru’ zijn, een woord dat je beter alleen kunt gebruiken als je over wijn praat. Dat laatste deed hij, terugdenkend aan onze proefavondjes, maar al te graag. Met smaak, maar ook met een bijkans academische ernst. En aan tafel was hij een Fries met een Bourgondisch hart.
Hans was ook een zoeker. Voor hem was het beeld van de zin van het leven vrij duidelijk: ‘Je bent er om je genen door te geven en met de dood is alles afgelopen. En in de tussentijd moet je proberen een zo zinvol mogelijke rol te spelen in de maatschappij.’ Hans behandelde ooit in onze kring De toekomst der religie van Vestdijk. In onze ‘semi-religieuze’ kring had Hans op dit punt geen vraagtekens of twijfels. De Bijbel, waarin Hans overigens minder goed thuis was dan in Vestdijks oeuvre, is volgens hem menselijke projectie en legende. Hans was daarin ‘wetenschappelijk zeker’. Ik bijna zeker, samen met de meeste kringleden. Dat ‘bijna’ betekent echter wel dat er bij ons bewust ruimte wordt gelaten aan een element van onzekerheid, hetwelk wij ook als ‘bevrijdend’ ervaren.
De religieuze taal en beelden heeft Hans dus ver achter zich gelaten. Maar blijkbaar toch niet het aloude menselijke verlangen, waaruit deze beelden ooit zijn ontstaan. Hij heeft gevraagd om iets te zeggen bij zijn begrafenis. Een heel basaal menselijk verlangen. Want niemand wil naamloos en betekenisloos in de aarde achtergelaten worden. Ook al vertrouwen wij Hans aan de aarde toe, hij wordt daarmee niet naamloos en betekenisloos. Voor Joke niet, voor zijn kinderen niet, voor ons niet en voor de werkelijkheid niet. Zolang wij leven dragen wij allemaal de sporen die Hans ook in ons heeft getrokken. Die sporen dragen zijn naam, in die sporen leeft hij, ook al is hij gestorven.
Maassluis, 27 augustus 2001 |
|