Vestdijkkroniek. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
[pagina 48]
| |
De heer H. Visser, de biograaf van S. Vestdijk, die o.a. uitvoerig gepubliceerd heeft over Vestdijks tijd in Leeuwarden, waarin deze avond viel, was zo vriendelijk contact met mij op te nemen omtrent zijn bevindingen, omdat ik nog vele herinneringen moest hebben aan Eloquentia, waarvan ik enige jaren lid ben geweest.
Door het mondelinge contact maar vooral door ontvangst van zijn publicatie(s) over die periode ben ik steeds meer gaan nadenken over die tijd waarvan ik me tal van bijzonderheden kan herinneren. De bijzondere avond van ‘Elo’ betreft echter geen optreden van Vestdijk, maar een rede van J. Slauerhoff over Russische literatuur, gehouden op 13 november 1915. De inhoud van deze rede is volledig afgedrukt in Vestdijkkroniek nr. 96 en men vraagt zich af wat deze rede met Vestdijk te maken had. Simon Vestdijk en Jan Slauerhoff waren beiden leerlingen van de Rijks Hogere Burgerschool in Leeuwarden, Slauerhoff zat in de 5e klas, Vestdijk in de 4e. Doordat Vestdijk tevens gedurende de lesdagen heen en weer moest reizen naar Harlingen hebben ze elkaar op school nauwelijks ontmoet; Vestdijks uitingen over Slauerhoff (zie ook Gestalten tegenover mij) berusten dus op schriftelijke informatie. Dat in de Vestdijkkroniek zo uitvoerig aandacht wordt besteed aan de rede van Slauerhoff berust dus in hoofdzaak op de gemeenschappelijke band met Eloquentia, voor welke club ook Vestdijk bij herhaling sprak. Men had in Leeuwarden een openbaar gymnasium en een openbare HBS. Mogelijk waren er al een paar bijzondere (christelijke) scholen voor voortgezet onderwij s, maar deze waren in ieder geval klein. De volledige financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs werd eerst geregeld bij wet in 1917 (1922 wet De Visser) en eerst toen kwamen er geleidelijk meer bijzondere gymnasia en burgerscholen; voor het lager onderwijs (basisonderwijs) waren bijzondere scholen reeds veel eerder vrij talrijk. Het klassieke gymnasium had als hoofdvakken Latijn en Grieks en antieke geschiedenis; de hogere burgerschool was door Thorbecke oorspronkelijk bedoeld om praktische maatschappelijke vorming te onderwijzen, maar werd door de toenemende invloed hierop van de natuurwetenschappen al spoedig een school met als hoofdvakken wiskunde, natuurkunde en chemie, terwijl ook drie vreemde talen een belangrijke plaats innamen. Het programma was dus niet gemakkelijk en het aflopen van een HBS bracht voor de leerlingen mee, dat er niet veel tijd voor andere bezigheden, dan die voor de school overbleef Afleiding was er nauwelijks, vooral niet voor die talrijke leerlingen die van buiten Leeuwarden kwamen en die van de vroege ochtend tijdens de heenreis tot in de avond na het afmaken van het huiswerk door het schoolprogramma in beslag werden genomen. De leerlingen hadden weinig te vertellen. De ouders bepaalden welke opleiding ze moesten volgen en als een kind zo goed leren kon, dat sturen naar een HBS verantwoord was, hetgeen tijdens de opleiding op de basisschool bepaald werd, werd die mogelijkheid meestal gaarne benut, want ouders zagen, geheel terecht, daarmee de latere kansen in de maatschappij veel groter worden. Er werd dan ook vaak behoorlijke druk uitgeoefend op schoolgaande kinderen om al die voor hen weinig aanlokkelijke verplichtingen na te komen. In sommige gevallen kon dit leiden tot conflicten en een ongelukkige jeugd van het kind. Op de scholen werd aan discipline streng de hand gehouden. Het was de taak van het schoolhoofd om ervoor te zorgen dat er geen verstoring van de lessen plaats vond. Meestal werden kleine overtredingen (niet stilzitten in de lessen) al direct bestraft. Dit nam niet weg dat er op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs wel ordeproblemen waren, maar die waren van locale aard en betroffen alleen bepaalde leraren. In ons land was de handhaving van de orde nog mild in vergelijking met enkele leidingen in het buitenland, waar men trachtte een volledig militaire discipline op scholen door te voeren: zo in Duitsland waar de leerlingen als één man dienden op te staan indien zich | |
[pagina 49]
| |
een gezagspersoon liet zien en waar tijdens de lessen niet de minste beweging was toegestaan. Ook in de elitaire Engelse ‘Public Schools’ (Eton, Winchester, etc.) waren de leerlingen aan een Spartaans regime blootgesteld met veel militaire aspecten. Dat we in dit land tegenwoordig volledig naar de andere kant zijn omgezwaaid hetgeen het onderwijs in de hoogste mate bemoeilijkt en waarvan we zeker de nadelige gevolgen meer en meer zullen ondervinden, wil ik hier alleen memoreren. Het bijzonder onderwijs, ook in het voortgezet onderwijs, ondervond aanmerkelijke uitbreiding in de eerste helft van de 20e eeuw en dit staat in verband met de sterke verzuiling, het zelfstandig opereren van afzonderlijke groepen in de maatschappij van toen. Aparte scholen voor godsdienstige gemeenschappen, maar ook scholen met een afwijkend leerprogramma werden talrijk. Nu is het opmerkelijk dat men de universele waarde van het einddiploma heeft weten te behouden. Het algemeen geldende einddiploma was gebaseerd op het eindexamen, dat voor alle scholen van voortgezet onderwijs gemeenschappelijk bleef Dit universele diploma vloeit voort uit de wens, dat iedereen die dit behaalt, dezelfde kansen heeft in de maatschappij. Rangen en standen, maatschappelijke situatie van de ouders behoren dus geen rol te spelen bij de beoordeling of iemand er geschikt voor is. Natuurlijk is dit ideaal nooit helemaal bereikt: rijke ouders konden hun kinderen gemakkelijk bijlessen laten geven of bij een leraar in huis doen, waardoor deze toch bevoordeeld waren; maar in het algemeen is deze gelijkstelling voor ieder met de vereiste capaciteiten een heel belangrijk maatschappelijk principe geweest, lang voordat het opkomende socialistische gedachtegoed een verdere gelijkstelling eiste.
Leerlingen van de RHBS te Leeuwarden konden lid worden van de debatingclub Eloquentia als ze in de 4e of 5e klas zaten. Deze actieve vereniging organiseerde in het winterseizoen clubavonden met een zogenaamd ‘literair programma’. Er was een hoofdrede die door een 5e klasser moest worden gehouden en die hoogstens een uurtje mocht duren, daarna was er kritiek op de hoofdrede, uitgebracht door een 4e klasser. Verder waren er: improvisaties, memorisaties, enz., dus korter ‘eloquent’ werk. De onderwerpen van de hoofdredes waren zeer uiteenlopend: die over ‘militaire deugden’ van Thomas de Groot werd fel bekritiseerd; ‘Het weer heeft invloed op de mens’ en ‘Biologische diversiteit voor landschappen’ waren een paar onderwerpen die ik mij kan herinneren. Dat de 5e klas-leerling J. Slauerhoff een hoofdrede zou houden over ‘Russische Literatuur’ was natuurlijk bijzonder en kan niet anders dan wijzen op een literaire begaafdheid van de auteur. De overige leerlingen van deze klassen wisten niets van het onderwerp af; Nederlandse literatuur werd wel onderwezen bij het vak Nederlands en een heel klein beetje kwam de literatuur van Frans, Duits en Engels ter sprake. Zo zal men de namen van enige grote vertegenwoordigers van deze landen gekend hebben: Molière, Goethe, Shakespeare en hoogstens iets van deze schrijvers hebben gelezen. De Nederlandse literatuur bleef beperkt tot Wolff en Deken, Van Lennep, Beets. Op Nederlandse les hoorden wij van de tachtigers en vonden dit zeer artistiek, maar of we het rechte daarvan begrepen? Kortom een schooljongen van die leeftijd las liever een boek van Karl May dan Tolstoi of Dostojewski. Men had mij aangewezen als criticus van de hoofdrede van Slauerhoffen dat was een hachelijke zaak, daar ik geheel paste in het bovengeschetste beeld van beperkte literatuurkennis. Gelukkig had Slauerhoff aan het begin van zijn rede een aantal opmerkingen geplaatst, die moesten aantonen dat Rusland een ‘beschaafd’ land was. Het woord ‘beschaafd’ is hier allerminst op zijn plaats, want wat verstaat men daaronder. Is Engeland met zijn wrede koloniale oorlogen een beschaafd land, of Duitsland soms, dat bij de inval in België zich van de meest weerzinwekkende methoden bediende om de bevolking tot absolute gehoorzaamheid te dwingen? Het woord beschaafd moet hier vervangen worden door ‘ontwikkeld’; men bedoelt: kan de Russische beschaving zich meten met de staat van ontwikkeling waarin de westerse volken verkeren, waar analfabetisme vrijwel uitgebannen is en ieder althans | |
[pagina 50]
| |
een eenvoudige vorm van onderwijs heeft gehad. Het was namelijk wel bekend dat de grote meerderheid van het Russische volk onontwikkeld was en dat de plattelandsbevolking onderdrukt werd door de landeigenaren, wat reeds tot bloedig neergeslagen opstanden geleid had. Ik vond dus gerede aanleiding om hierop in mijn kritiek de aandacht te vestigen, blij dat ik een motief had om toch wat in te brengen dat als kritiek op Slauerhoffs rede kon gelden. Nu ik het volledige verslag van die avond in de Vestdijkkroniek herlees, valt mij op dat men grif op dit vraagstuk inging en dat zich een heel debat ontspon over de vraag van Ruslands ontwikkeling met voor- en tegenstanders van een positief antwoord. Het bleek dus, dat de jeugd van toen bekend was met deze vraag en erover had nagedacht. Dit heeft mij aan het denken gezet en dat deed me vele bijzonderheden uit die tijd in de herinnering terugroepen en dit was de aanleiding tot dit artikel. Een en ander speelde zich af midden in de Eerste Wereldoorlog. Behoudens moeilijkheden op het gebied van de voedselvoorziening en later de verwarming bleef het normale leven in Nederland onaangetast, zodat het onderwijs normaal functioneerde. Geheel anders dan in de Tweede Wereldoorlog waren de Nederlanders niet zo fel anti-Duits, er was zelfs een minderheid die op een overwinning van de ‘Centralen’ hoopte, hoewel het spookbeeld van een oppermachtig Duitsland niet erg attractief was, omdat dan de Nederlandse onafhankelijkheid wel eens kon worden aangetast en onafhankelijk blijven wensten alle Nederlanders. Maar men was de wrede en totaal onbillijke Boerenoorlog in Zuid-Afrika ook nog niet vergeten. Interessant is nog dat door Maupie de Bruin de pogroms nog naar voren werden gebracht. Maupie was een van de weinigjoodse leden van Eloquentia. Hoe het er in Rusland voorstond met de Westerse ontwikkeling kwam in het debat echter onvoldoende naar voren, hoewel Slauerhoffbij de behandeling van enige Russische schrijvers duidelijk liet uitkomen hoe afhankelijk de primitieve (boeren)bevolking van de adel en bestuurders was. In Rusland was het namelijk zo dat er een bovenlaag was van de adel, deJ.J. Slauerhoff als H.B.S.-er
ambtenaren en de geletterden en dat deze bovenlaag vooral op het uitgestrekte platteland sterk gescheiden was van de autochtone bevolking. De bovenlaag was geheel op het westen gericht en kon zich in allerlei opzichten meten met de prestaties op intellectueel gebied: wetenschappelijk konden de Russen best meedoen, maar vooral op muzikaal en choreografisch terrein stonden ze aan de top met een hele rij van beroemde componisten. Een heel groot deel van de Russische bevolking had echter geen aandeel aan deze cultuur met zijn voortreffelijke kwaliteiten, maar ook met zijn wijdverbreide corruptie en onderdrukking. Alvorens nu deze eigenaardigheid van Eloquentia's debat nog even in verband te brengen met het verdere verloop van de oorlog en de Russische revolutie, wil ik toch eerst nog vermelden, dat ik het met het oordeel van Vestdijk over Slauerhoffs rede, als zou deze geheel overgenomen zijn uit een boekje (Kropotkin enz.) niet eens kan zijn. Integendeel, wanneer men de rede van Slauerhoff leest, blijkt dat hij gehele stukken uit de Russische literatuur in vertaling heeft gelezen en | |
[pagina 51]
| |
opkomend socialisme na de oorlog, ook in Nederland, uitmondde in een werkelijke democratie, terwijl in Rusland de term democratie wel gebruikt werd, maar stond voor een volstrekte dictatuur. Interessant is het na te gaan hoe de strijd dezer maatschappelijke stromingen verliep in het economisch zo geknevelde overwonnen Duitsland. Want hoewel voortdurend extreem rechtse of linkse bewegingen en opstanden trachtten de macht te veroveren, heeft het burgerlijkdemoerarische regime zich in de republiek van Weimar weten te handhaven tot dat aan het eind van de jaren dertig door de wereldcrisis op economisch gebied de omstandigheden wat betreft welvaart en orde zo ongunstig werden, dat tenslotte toch een totalitair regime de macht overnam. Dit kwam hoofdzakelijk doordat de socialisten, tot dusver gematigd en democratisch plotseling in grote getale gingen stemmen op de extremistische nationaalsocialistische partij van Hitler, die een beetje meer bestaansmogelijkheden en orde in het vooruitzicht stelde en daar aanvankelijk helaas succes mee had. In Rusland verliep de revolutie anders, hoewel herhaaldelijk pogingen ondernomen werden om de radicale volksopstand neer te slaan (Kerenski, etc.) heeft daar uiteindelijk de bolsjewistische vleugel van de socialistische beweging onder Lenin gewonnen, wat uitgelopen is op de communistische dictatuur. Vermoedelijk heeft hier het zich onvoldoende doen gelden van een gematigde middenlaag een rol gespeeld, met andere woorden de sociaal-democratie was in Rusland te zwak. Dat het Russische volk vooral ook valt mij op, dat hij allerlei hoofdmotieven met elkaar in verband brengt, al heeft hij deze geput uit een bestaande verhandeling over de Russische literatuur. Een knap stuk werk van een HBS-scholier, blijkgevende van een voor die leeftijd uitzonderlijk rijp oordeel en interesse. In het debat over de Russische cultuur op die Eloavond kwam dus onvoldoende tot uiting dat het grote verschil met de westerse landen was het ontbreken van een min of meer oordeelkundige middenlaag of althans het geringe aantal dergelijke burgerlijke elementen. Dit gegeven zou weleens de oorzaak kunnen zijn of althans een van de oorzaken, dat het hierdoor heeft moeten lijden onder totalitaire regimes, die in generlei opzicht de ‘rechten van de mens’ in acht namen en waar genocide op grote schaal plaats vond (Stalin) is er het gevolg van geweest. Het structuurverschil van de Russische en de Westerse maatschappij, dat op de Elo-avond onderwerp van debat was, bleek dus vergaande gevolgen te hebben. Men zou kunnen stellen: Bij een goed functionerende parlementaire democratie hoort een zekere mate van ontwikkeling van het volk in al zijn gelederen. Er valt naar mijn oordeel nog heel wat op dit gebied te doen. |
|