Vestdijkkroniek. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
In maart 1984 verscheen in nummer 42 van de Vestdijkkroniek een opvallend stuk van mevrouw Vestdijk-van der Hoeven, met als titel De Vestdijk-biografie, over een proefhoofdstuk geschreven door de heren Visser en Wadman. Als lezer werd je al meteen getroffen door de ongebruikelijke officiële aanduiding van personen. Het ging over de Heer Dr. lr. J. Visser en de Heren Visser en Wadman, iets wat je in een blad als de Vestdijkkroniek niet zou verwachten.
Het proefhoofdstuk was geschreven voor de Biografie Begeleidings Commissie, waarvan behalve mevrouw Vestdijk ook Gerrit Borgers, Geert Lubberhuizen en Jean Brüll (namens het bestuur van de Vestdijkkring) deel uitmaakten en die speciaal in het leven was geroepen om aan de biografieperikelen tussen de biograaf en de weduwe het hoofd te bieden. Voor andere lezers dan de vier leden van de begeleidingscommissie was dit proefhoofdstuk niet toegankelijk zodat het verschijnen van een afkeurend commentaar hierop in de Vestdijkkroniek hoogst merkwaardig kon worden genoemd. Het standpunt van zowel het bestuur van de Vestdijkkring als van de redactie van de Vestdijkkroniek ten aanzien van de Vestdijkbiografie was neutraal. De vraag van het bestuur was dan ook hoe zo'n controversieel artikel in de Kroniek terecht kon komen, want deze commissie was juist ingesteld om de biografieproblemen op te lossen. De leden van de Vestdijkkring waren niet in staat gesteld het proefhoofdstuk te lezen en daarover een oordeel te vormen, hetgeen ook helemaal niet de bedoeling was. In de bestuursvergadering van 20 maart 1984 sprak het bestuur zijn ongerustheid uit over de mogelijke reactie van de op 30 maart te houden algemene ledenvergadering. In de notulen van deze vergadering staat: ‘Reacties op de algemene ledenvergadering zullen door de redactie moeten worden beantwoord, terwijl het bestuur de redactie kan aanspreken over het gevoerde beleid.’ Op de ledenvergadering, waar ook de landelijke pers op afgekomen was, werden door Max Nord kritische vragen gesteld over het redactiebeleid en wat de verhouding was tussen redactie en bestuur. Hij zei met de plaatsing van het stuk van mevrouw Vestdijk niet gelukkig te zijn. De voorzitter, Bas Verwey, antwoordde dat het nog te vroeg was om deze vraag te beantwoorden omdat het bestuur eerst met de redactie over deze serieuze zaak wilde praten. Bij monde van de redactie werd opgemerkt dat het thema van het omstreden stuk wel in de belangstelling stond, want dat de pers goed vertegenwoordigd was op de vergadering. De reactie van Nord hierop was dat je een stuk niet moet plaatsen om sensationeel over te komen, hetgeen hier blijkbaar wel gebeurd was. Zijn bezwaar was dat het proefhoofdstuk niet toegankelijk was voor de lezers van de Vestdijkkroniek en dat ook een redactionele toelichting ontbrak. Op 13 april 1984 vergaderde het bestuur met de redactie. De vergadering werd voorgezeten door Martin Hartkamp, redactielid en tevens adviseur van de subsidieverstrekker, de Literaire Tijdschriftencommissie. In deze vergadering bleek dat de redactieleden het bewuste artikel niet onder ogen hadden gekregen doch door de plaatsvervangende redactiesecretaris, de heer Abell, waren opgebeld over het stuk. De notulen vermelden: ‘De redactie heeft niet bewust het bestuur of de ledenvergadering willen provoceren, doch achtte de nieuwswaarde van het stuk van mevrouw Vestdijk doorslaggevend en wilde deze primeur niet aan een ander blad gunnen.’ In het volgende nummer van de Vestdijkkroniek zou een door bestuur en redactie ondertekende verklaring over de autonomie van de redactie verschijnen, om te vermijden dat de subsidie in gevaar zou komen als de schijn zou worden gewekt van een verenigingsblad (bevoogding van het bestuur) in plaats van een (onafhankelijk) literair tijdschrift. Volgens Hartkamp was dit noodzakelijk voor het veiligstellen van de subsidie. Ook de dubbelfunctie van Henk Wage, die zowel bestuurs- als redactielid was, zou volgens Hartkamp om deze reden moeten worden beëindigd. Het bestuur verklaarde in deze vergadering het te betreuren dat door publicatie van dit stuk mevrouw Vestdijk nogal onderuit is gehaald in de pers. ‘Mede gezien de toch al moeilijke positie die zij inneemt in de biografiekwestie, heeft zij hierdoor nogal gezichtsverlies geleden. Reacties van de ledenvergadering en van de pers waren zeker te voorzien geweest en dit argument had kunnen worden gebruikt.’ Het bestuur achtte het de verantwoordelijkheid van de redactie een auteur tegen zichzelf te beschermen indien nodig. Hartkamp beweerde | |
[pagina 12]
| |
dat de publiciteit het blad goed heeft gedaan omdat dit er meer bekendheid aan heeft gegeven, waarop het bestuur reageerde: ‘Als het de redactie gaat om primeurs en het aandacht trekken van de pers dan zijn er wel andere middelen om dat doel te bereiken.’ In de bestuursvergadering van 23 mei 1984 werd opgemerkt dat een uitlating van W.A.M. de Moor, voorzitter van de Literaire Tijdschriftencommissie had duidelijk gemaakt dat deze commissie er aanzienlijk minder strenge opvattingen op na hield ten aanzien van de verhouding verenigingstijdschrift/literair tijdschrift dan Martin Hartkamp het bestuur had willen doen geloven. In de Vestdijkkroniek werd geen verenigingsnieuws opgenomen en dit was voldoende om als literair tijdschrift te worden aangemerkt, aldus De Moor. Ook was het geen enkel probleem dat een redactielid tevens deel uitmaakte van het verenigingsbestuur. Voor Henk Wage, die het als enige redacteur niet eens was met het plaatsen van een ongelezen bijdrage, was dit reden om uit de redactie te stappen. Hij voelde zich persoonlijk de dupe van een door Hartkamp veroorzaakte farce. Vastgesteld werd dat het bestuur zodanig onder de indruk was van de dreiging tot subsidieintrekking dat het veel over zijn kant heeft laten gaan ter wille van de goede verstandhouding met de redactie. In deze vergadering gaven voorzitter Bas Verwey en secretaris Ria Albers te kennen te willen aftreden om wat zich recent had afgespeeld. Op uitnodiging van het bestuur reageerde Gerrit Borgers, als lid van de Begeleidingscommissie in de volgende aflevering van de Vestdijkkroniek, nr. 43 juni 1984. Zijn reactie was niet direct een verdediging van of commentaar op het proefhoofdstuk doch meer een commentaar op de incorrecte procedure die tot publicatie van het artikel had geleid. Hij citeert uit de inleiding van het proefhoofdstuk: ‘Het is inderdaad bedoeld als proefhoofdstuk en niet als hfdst. X of Y van de uiteindelijke biografie, zelfs niet als een onmiddellijk voorstadium daarvan.’ Het proefhoofdstuk geeft aan hoe de auteurs zich de biografische aanpak voorstelden en was bedoeld als discussiestuk voor de commissievergadering. Door het ‘een proeve van inferieure kwaliteit’ te noemen, wekt mevrouw Vestdijk volgens Borgers de indruk de tekst toch als (voorstadium van) een hoofdstuk van de biografie te hebben beschouwd. Hij betreurt het dat een nadere bespreking van dit misverstand onmogelijk was daar mevrouw Vestdijk zich nog voor de eerste vergadering van de commissie terugtrok en te kennen gaf zich definitief van alle verdere medewerking te zullen onthouden, waarmee de begeleidingscommissie tevens ter ziele was. Verder betreurt hij het dat geen enkel door mevrouw Vestdijk genoemd argument voor de lezer controleerbaar was omdat het over een ongepubliceerde tekst ging.
Om alsnog aan de destijds door Gerrit Borgers en Max Nord geuite bezwaren tegemoet te komen en daarmee in de omissie van 1984 te voorzien bieden wij u thans het betreffende proefhoofdstuk compleet aan, voorzien van de gewenste redactionele toelichting. |
|