[Nummer 94]
Redactioneel
Dit nummer staat grotendeels in het teken van het zogenoemde proefhoofdstuk dat hier voor het eerst gepubliceerd wordt. Dit proefhoofdstuk dateert uit 1983 en was op voorstel van de in 1981 ingestelde biografie-begeleidingscommissie geschreven door Anne Wadman en Hans Visser en was bedoeld als intern discussiestuk in het kader van verdere begeleiding van de opzet en aard van een Vestdijkbiografie. Maar wat vervolgens gebeurde was dat in het maartnummer 1984 van de Vestdijkkroniek een artikel verscheen van A.C.M. Vestdijk-van der Hoeven, lid van de begeleidingscommissie, met daarin een vernietigend oordeel ever het proefhoofdstuk: ‘Deze proeve nu was naar mijn overtuiging van zo'n inferieure kwaliteit dat ik besloten heb geen verdere medewerking te verlenen aan een biografie die door de Heren Wadman en Visser wordt samengesteld, bij welke uitgeverij deze ook zal worden uitgegeven.’ Na een kritische bespreking van het proefhoofdstuk besluit de auteur met: ‘Wadman en Visser zullen de biografie niet kunnen schrijven.’
Waar deze actie van mevrouw Vestdijk binnen de Vestdijkkring allemaal toe leidde valt in dit nummer te lezen in het sober gehouden, historische relaas van Ria Albers, destijds bestuurslid en redactiesecretaresse. Buiten de vereniging ontstond een golf van publiciteit. De affaire haalde de kranten met koppen als ‘Weduwe Simon Vestdijk verbiedt biografie’, ‘Vestdijk-archief voor biografen verboden gebied’, ‘Weduwe laakt werk Wadman en Visser’. In een ingezonden stuk begin april 1984 in NRC Handelsblad gaf Martin Ros, toen deel uitmakend van de redactie van de Vestdijkkroniek, een opmerkelijk afgewogen oordeel. Nadat hij gewag gemaakt heeft van de stagnatie die in de biografie-begeleidingscommissie ontstaan is mede door de problematiek rond het proefhoofdstuk schrijft hij: ‘Het nu door mevrouw Vestdijk in de Vestdijkkroniek gepubliceerde artikel heeft, hoe men verder ook over de inhoud ervan moge denken, deze impasse althans doorbroken: een discussie die zich steeds onduidelijker en ondoorzichtiger begon af te spelen in een circuit van gerucht en roddel is nu naar een open podium getild.’
Gerrit Jan Kleinrensink zet in dit nummer de gebeurtenissen rond het proefhoofdstuk met een aantal kanttekeningen eveneens in een breder kader. Bij wijze van nawoord is aan het proefhoofdstuk nog een ingezonden brief van Anne Wadman in Vrij Nederland uit 1987 toegevoegd.
Waarom deze publicatie nu nog, zoveel jaar nadien, van dit proefhoofdstuk dat helemaal niet voor publicatie bedoeld was, kan men zich afvragen. Het is inderdaad niet meer dan een eerste proeve, nog ruw materiaal, een werkdocument voor intern gebruik zoals Anne Wadman het terecht noemt.
De reden voor de redactie om alsnog tot publicatie over te gaan is dat alle commotie destijds ontstaan is rond een ongepubliceerde tekst waardoor legendevorming van allerlei aard in de hand gewerkt is. Zo lezen we bijvoorbeeld in Afscheid van Simon van Mieke Vestdijk-van der Hoeven op pagina 204: ‘Omdat de biografen het proefhoofdstuk nooit hebben willen publiceren verzandde de discussie in een ongefundeerd geredetwist waarin persoonlijke verwijten een steeds grotere rol gingen spelen.’
De lezer kan nu dus, eindelijk, zelf zich een indruk vormen.
Verder in dit nummer een In Memoriam Nol Gregoor van Hans Visser en ruime aandacht voor de promotie van Annick Cuynen die op 29 april in Antwerpen plaatsvond. Haar lijvige proefschrift getiteld Ik houd er niet van, al te zeer begrepen te worden. De kunstenaar in het werk van Simon Vestdijk verwierf de hoogste lof van de jury, waarin naast haar promotor Georges Wildemeersch ook Rudi van der Paardt, Harry Bekkering en Paul de Wispelaere zitting hadden. Wij kregen van de promovenda toestemming om haar eigen inleiding bij de verdediging te plaatsen in deze Vestdijkkroniek alsmede de laudatio van haar promotor.
Arie Uyterlinde