Vestdijkkroniek. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
De Nederlandse auteur Simon Vestdijk (1898-1971) was een vruchtbaar schrijver. Hij publiceerde zo'n vijftig romans, die in opzet variëren van historische tot psychologische. Van deze romans zijn er twee met een specifiek Iers thema, die gewoonlijk Vestdijks ‘Ierse romans’ worden genoemd. Tenminste één eerdere roman, Meneer Vissers hellevaart (1936, oorspronkelijk Meneer Visser's klein inferno getiteld), vertoont de invloed van James Joyce's Ulysses, zowel in structuur als in opzetGa naar eind(1), hoewel Joris Duytschaever terecht heeft opgemerkt dat Vestdijk ‘did manage to transform those elements for which he was most indebted to Joyce in such an interesting way that he finished up with a work that does have its own individuality’.Ga naar eind(2)
Vestdijks bewondering voor Joyce was niet blijvend. Hoewel hij positief stond tegenover diens Dubliners en hij zijn vriend en collega-auteur Theun de Vries het boek aanbeval omdat het tenminste ‘normaal’ was, vond hij Joyce's experimenten in diens latere werk ‘over the top’. Met name Finnegans Wake wees hij af omdat het geen begin en geen eind had. In een essay, geschreven bij Joyce's dood, verwees Vestdijk naar het werk van de overledene als ‘hogere ontspanningslectuur’. Hij stelde: ‘Bij al zijn gecompliceerdheid is Joyce ondiep en “simpleminded”’.Ga naar eind(3) Vestdijk las ook Becketts Molloy maar hij was er niet van onder de indruk, waarschijnlijk om gelijksoortige redenen. Omdat de invloed van Ulysses zo gemakkelijk is vast te stellen, hebben Vestdijks critici niet verder gekeken en hebben ze Vestdijks verbindingen met de Ierse literatuur beperkt tot Joyce en tot slechts één roman, Meneer Vissers hellevaart. Ik zal trachten aan te tonen dat Vestdijks beide Ierse romans, Ierse nachten (1946, geschreven in 1942) en het wat minder succesvolle De vijf roeiers (1951) - beide gesitueerd in de negentiende eeuw op het Ierse platteland - opvallende overeenkomsten vertonen met een specifiek genre van de Ierse literatuur, de ‘Big House’ roman. Vestdijk heeft Ierland nooit bezocht, maar raakte geïnteresseerd in de gedachte om een roman over Ierse mythen en bijgeloof te schrijven toen Hendrik Cramer, een vriend van hem, uit Ierland terugkeerde met een verbazingwekkend spookverhaal, dat verbonden was met een plaatselijke legende. Vestdijk begon daarop uitgebreid over Keltische folklore en mythen te lezen om zich voor zijn roman te documenteren, maar toen hij over deze ‘romantische’ gedachten met zijn vriend en collega-auteur, de sociaal bewuste Theun de Vries sprak, wees deze op de andere kant van het negentiende-eeuwse Ierland: armoede, hongersnood en emigratie. Eenmaal begonnen met het bestuderen van dit aspect van de Ierse geschiedenis werd Vestdijk gefascineerd door de relatie tussen de landheer en diens pachters, speciaal in verband met het begrip afwezigheid. De afwezige landeigenaar en het lege kasteel kwamen centraal te staan in Ierse nachten. Vestdijk documenteerde zich voor zijn Ierse romans buitengewoon grondig, met name voor de eerste. In zijn studie zal hij waarschijnlijk zowel sociaal-historische als folkloristische aspecten hebben betrokken, maar het is niet meer mogelijk om gegevens te verkrijgen over omvang en aard van zijn speurtocht. Ook is niet duidelijk of hij alleen studiewerken over Ierland bestudeerde, of dat hij ook de betreffende Ierse literatuur las. Zo is er bijvoorbeeld geen bewijs van dat hij Maria Edgeworths Castle Rackrent en The Absentee heeft gelezen, of dat hij zelfs op de hoogte was van het bestaan van een genre als de ‘Big House’ roman. Welke zijn bronnen ook geweest mogen zijn, de beide romans passen, toevallig of niet, merkwaardig precies in die traditie en ze lijken op allerlei manieren rechtstreeks daarop aan te sluiten. Ierse nachten is gesitueerd in de periode van 1852 tot 1860 in Ballyvourney, een fictief dorp, waarvan wordt gezegd dat het in het graafschap Kerry lag ten noorden van Killarney, ten oosten van Tralee en ten westen van Newmarket. Het verhaal wordt verteld door Robert Farfrae, de zoon van Regan O'Sullivan, een Ierse, en van James Farfrae, een Schot, de vertegenwoordiger van de afwezige eigenaar, de landheer van Billatinny Castle. Vanaf zijn geboorte leert Robert te leven met het begrip afwezigheid en met het beeld van de Engelse landheer, Sir Percy Randall, die hij nooit heeft gezien. Door hun ambivalente sociale positie - de Farfrae familie behoort noch tot het dorp, noch tot het kasteel - hebben de belangrijkste figuren in de roman allemaal een loyaliteitsconflict. De vader gehoorzaamt de instructies die hij uit Londen krijgt, maar | |
[pagina 25]
| |
tegelijkertijd vult hij in het geheim de huur van die pachters aan die niet in staat zijn de volle pachtsom te betalen. De moeder wenst een beter lot voor de pachters en stelt aanvankelijk haar vertrouwen in Ulick Mac Carthy, een oproerling uit het dorp, maar als hij is vermoord, richt ze haar aandacht op Sir Percy, in de verwachting dat, als de landheer naar zijn bezitting terug zou keren, alles weer in orde zou komen. Robert wordt heen en weer geslingerd tussen zijn beide ouders, maar uiteindelijk is hij niet in staat zich met een van de twee te verbinden. Zijn moeder wordt waanzinnig nadat zijn vader per ongeluk is gedood in een ruzie tussen twee boze pachters en zij tevergeefs heeft getracht een vloek over Sir Percy uit te spreken, wiens terugkeer haar bitter heeft teleurgesteld. Uiteindelijk kan Robert niet anders doen dan emigreren. De gebeurtenissen in De vijfroeiers vinden plaats op één dag in het jaar 1869. Hoewel de sociale omstandigheden die in dit boek worden beschreven slechts in geringe mate afwijken van de eerdere roman is de aandacht veel meer gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de vijf mannen naar wie de titel van het boek verwijst, terwijl er daarnaast ook nog sprake is van een liefdesaffaire. De politiek, met name de verschillende vormen van Ierse rebellie tegen Engeland zoals het fenianisme, speelt een belangrijker rol in deze roman, speciaal ten aanzien van de ontwikkeling van John MacNamara, een van de hoofdpersonen. Hij is een seminarist, die uiteindelijk de kerk opgeeft en zich wil gaan inzetten voor de Ierse zaak.Ga naar eind(4) De gedetailleerdheid waarmee Vestdijk de achtergrond van de gebeurtenissen in zijn Ierse romans heeft geschetst, toont de uitgebreidheid van zijn onderzoek aan. Als de vele critici van Vestdijks Ierse romans al beweren ‘dat de schrijver zeer spaarzaam is met wat ik zal noemen het historische “decor” van de romans’Ga naar eind(5), duidt dat erop dat deze critici niet in staat zijn om het historische kader te herkennen. De aantekeningen achterin Ierse nachten geven aan dat de schrijver (of zijn uitgever) zich bewust was van de problemen bij het schrijven over het negentiende-eeuwse Ierland voor een Nederlands lezerspubliek. Interessan t is het echter dat dergelijke toelichtingen ook een algemeen kenmerk zijn van vele Ierse romans van dit genre: John Cronin schrijft dat ‘again and again, the fiction will be blemished by lengthy explanatorv asides of an economic or political nature, directed at the English reader in an understandable, if regrettable attempt to help him get to know the strange occupants of the sister island, and to understand the tangled history which has made them what they are’.Ga naar eind(6) Castle Rackrent bijvoorbeeld heeft een verklarende woordenlijst, en de toelichting bij Ierse nachten vervult nagenoeg dezelfde rol. De aantekeningen bij Vestdijks roman geven een verklaring voor de historische en sociale gebeurtenissen en instellingen, volkstradities en volksgeloof, evenals voor specifieke Keltische en Engelse termen en uitdrukkingen. De namen van figuren als Brian Boru, Father Matthew, Saint Patrick en Daniel O'Connell worden uitgelegd en verklaringen worden gegeven onder meer van een Ierse wake, de ‘wren boys’ op het feest van Sint Steven, de ‘breekijzerbrigade’, ‘ribbonmen’, ‘mountain dew’, etc. Legendarische figuren zoals Miletius, Cuchulinn, Finvarra, als ook de Pooka en de Banshee krijgen eveneens aandacht. Vermeldenswaard is dat Vestdijk ook Ierse spreekwoorden en zegswijzen heeft vertaald, wat suggereert dat zijn onderzoek niet beperkt bleef tot naslagwerken maar ook de Ierse literatuur omvatte, misschien met de speciale bedoeling de taal van zijn werk een Ierse tint te geven. De aanspreektitel ‘Your Honour’ is bijvoorbeeld vertaald met ‘Uwe Edelheid’ en de versterkte ontkenning ‘nothing at all at all’ wordt ‘helemaal niets hoegenaamd’. Veel van het sociaal-historische materiaal in de roman wordt echter niet verklaard in de noten, maar is op natuurlijke wijze verweven in de tekst. Het zijn niet de algemeen bekende feiten van uitzettingen, extreem hoge pachtsommen, herinneringen aan de Grote Hongersnood, armoede en emigratie die de structuur vormen, maar de overvloed aan kleine details. Vestdijk zou dit soort informatie hebben kunnen vinden in boeken zoals John E. Pomfret's The Struggle for Land in Ireland 1800-1923,Ga naar eind(7) en het lezen van dit boek alleen al toont Vestdijks historische accuratesse aan. Een paar voorbeelden zijn voldoende om dit duidelijk te maken. Allereerst wordt de complexe relatie tussen de afwezige landheer, rentmeester, makelaar in landerijen of tussenpersoon en pachters stap voor stap onthuld door de verteller van Ierse nachten, die toegang heeft tot beide kampen. Zo wordt naar het feit dat de pachters in Ierland geen vergoeding ontvingen voor de | |
[pagina 26]
| |
Kilkenny Castle 'Irish Independent' foto van Kevin McMannus (illustratie uit Kees van Hoek, Country of my choice. Trallee, 1946. Vestdijkbibliotheeksignatuur AB: Vestdijk 3 B 21)
verbeteringen aan hun land, terwijl Engelse boeren dit wel kregen, in een aantal verbanden verwezen. De verteller verklaart eveneens gedetailleerd hoe de toch al kleine stukjes land constant verder werden onderverdeeld onder de getrouwde zoons van de pachters, zodat voor iedere pachter of onderpachter uiteindelijk maar een klein aantal verspreide stukken overbleef Pachters kon met zes maanden de pacht worden opgezegd. Pomfret wijst er op dat na de grote hongersnood een groot deel van het bouwland werd omgezet in grasland en dat vele kleine boerderijen werden samengevoegd tot grotere eenheden. In Ierse nachten breekt onrust uit wanneer de landheer een groot aantal pachters de pacht met zes maanden opzegt om hun land in weiland te kunnen omzetten. Dit resulteert erin dat Patrick Kelly, een van de pachters, Farfrae, de ‘middleman’, bedreigt met wat Pomfret noemt ‘agrarische misdaad’: Ik vind, dat we lang genoeg gepraat hebben, heren. Ik stel dit voor: we blijven op ons land, en doen precies waar we zin in hebben. Eerder verprutsen we het land nog een beetje, en putten het uit, en kruien de mest naar het dorp en gooien die in de rivier. In elk geval ga ik niet van mijn grond af, want de grond is van mij. Vroeger, vó6r Cromwell en de Hollandse William, was alle grond hier van mij! Ik weet van niets. Ik erken de Saksen niet. Ze kunnen verrekken. En ondertussen zitten de groenen niet stil, Mr. Farfrae, Uwe Edelheid! Zo nodig zullen we hier meetings organiseren, waarbij die van de oude Dan kinderspel waren, en optochten met de zwarte vlag, net als tijdens de hongersnood!Ga naar eind(8). Pomfret vertelt ons verder: ‘The Irish landlords had suffered severely during the famine [...] Roughly onethird were ruined and many others were in financial difficulties’ (p. 43). Velen waren gedwongen om hun land te verkopen. De verteller van Vestdijk merkt op: Onze landheer, de eigenaar van Billatinny Castle, en van Ballyvourney tot even over de rivier, en van al het land tot aan de weg naar Mothel, en tot aan Knocknadrooa en de ruïne in het noorden, en nog een flink eind naar het oosten, de kant van Newmarket uit, was Sir Percy Randall. Het gebied was nog klein genoeg voor een Iers grondbezitter. De smalle westelijke strook, met het moeras, waar de Gallaghers woonden, had Sir Walter Randall trouwens overgedaan aan de markies van Lansdowne, kort nadat hij de bezittingen van de | |
[pagina 27]
| |
Brownes had gekocht, toen die in het derde jaar van de hongersnood hun schulden niet meer konden betalen. In dat jaar was mijn vader rentmeester geworden, en een jaar later was Sir Walter gestorven, zonder zijn besluit om op Billatinny Castle te komen wonen ten uitvoer te hebben gebracht. (p. 43) Het is best mogelijk dat Vestdijk deze specifieke details ontleende aan hetgeen hij las. Hier volgt een citaat van W.E. Vaughan: One of the most publicized clearances of the post-Famine period was the evictions at Derryveagh, Co. Donegal: in November 1860 notices to quit that had been served ten months previously expired; the tenants gave up legal possession to allow their farms to be rearranged, but they were actually left in situ; in February 1861, the landlord, John George Adair, having decided that his tenants were involved in the murder of his steward, James Murray, proceeded to enforce the ejectments.Ga naar eind(9) In Ierse nachten vinden we: Zulk een middleman was bij ons Denis Murray, een protestantse Ier uit Tralee, die de tienduizend morgen lands van de markies Lansdowne ten westen van ons gebied had gepacht. Het was ter gelegenheid van zijn vierentwintigste ontruiming dat de kogel van Ulick Mac Carthy hem trof, - bijna een jubileum. (p. 45). Opvallend is bovendien dat Vestdijk op p. 146 een Colonel Adair noemt die door zijn eigen pachters werd gedood. Als de overeenkomst tussen de twee gevallen al toevallig is, dan is deze wel erg opmerkelijk.Ga naar eind(10). Vestdijks aanvankelijke uitgangspunt voor zijn Ierse roman: de Keltische mythologie en het bijgeloof is nog sterk aanwezig in Ierse nachten. Er zijn vele bronnen waarin Vestdijk zijn informatie over Ierse mythologie en bijgeloof gevonden kan hebben. Zo kan hij het werk van Van Hamel, de Nederlandse kenner van de Keltische literatuur, van de dichter Adriaan Roland Holst of Yeats's Fairy and Folk Tales of Ireland hebben geraadpleegd. Vele boeken kunnen hem de basis hebben verschaft waarop hij de specifieke details die hij voor zijn doel nodig had, kon enten. Hoewel geen van de personages in het boek helemaal en bewust in het bovennatuurlijke gelooft of in de kracht van oude gebruiken, worden de tradities gehandhaafd omdat, zoals Vestdijk aangeeft in een brief aan De Vries, bijgeloof en katholicisme positieve factoren kunnen zijn in de strijd tegen de ‘onderdrukker’. Een belangrijke rol wordt in Ierse nachten gespeeld door romanfiguren die wraak zweren en die door de oude goden aan te roepen een banvloek trachten te leggen op anderen, hoewel ze niet noodzakelijk ook in hun krachten geloven. Bij Ulick Mac Carthy's wake, treedt Regan Farfrae naar voren om de banvloek uit te spreken over de landheer als verantwoordelijke voor de dood van Ulick. Als ze op het punt staat de traditionele vloek uit te spreken, vat de gedachte echter bij haar post dat de vijand niet noodzakelijkerwijze de vijand zou hoeven te zijn als hij het groene eiland en zijn volk maar kende. Dit is het begin van haar stortvloed van brieven waarin ze de landheer smeekt naar Ierland te komen. Als haar man Farfrae echter wordt gedood, stelt ze de landheer aansprakelijk voor diens dood. Ze gaat er toe over haar vloek over Sir Percy uit te spreken, maar ze slaagt daar niet in en wordt waanzinnig, mogelijk ook omdat haar zoon Robert al die tijd de kat uit de boom keek en niets deed. Hij kon zich niet volledig binden aan zijn moeder noch aan moeder Ierland, op de manier waarop John Mac Namara in De vijf roeiers met zijn moeder | |
[pagina 28]
| |
breekt om voor Ierland te vechten. Daarom is het passend dat hij ten slotte het land verlaat. Aan de andere kant heeft Peter Mac Carthy zijn eigen redenen om James Farfrae te vervloeken: hij zegt dat hij een Ier is die zich als een 1er wenst te gedragen. Voor hem zijn de oude gebruiken een manier geworden om zijn eigen identiteit en betrokkenheid uit te drukken. Robert Farfrae's moeder gebruikt de oude Ierse legende van Conan en het monster van Lough Derg om de relatie tussen Engeland en Ierland ofwel landheer en pachter aan haar zoon uit te leggen: ‘Wanneer men van een worm moedwillig een monster maakt, kan men ook niet anders verwachten dan door het monster verzwolgen te worden en zich weer door de buik naar buiten te moeten snijden. Zover zijn de Ieren nu: ze snijden zich uit het donker naar buiten; maar donker is het om hen heen, want zij zijn verstoken van alle redelijkheid. Maar het is hun verdiende loon: wie maakt ook van een worm een monster en geeft hem bovendien nog te drinken, opdat hij heel Ierland vernietigen kan! Men kan een worm beter als een worm behandelen, toespreken als een worm, desnoods dreigen als een worm, dan zal de worm zich ook als een worm gedragen, en men is van hem af, men kan zelfs met hem samenleven, in een draaglijke verstandhouding. Dan kruipt hij in de grond, waar hij thuishoort, dan keert hij naar zijn eigen grond terug... Maar de Ieren wilden hun monster, en een monster is het geworden.(p. 140).Ga naar eind(11) Uit deze gedachte komen ook haar brieven aan Sir Percy voort, waarin ze hem vraagt naar Ierland te komen. Zijn initialen maken hem echter nog niet tot een St. Patrick. Father Kavanagh, in de roman de parochiepriester, vertelt dat St. Patrick droomde dat hij naar Ierland werd teruggeroepen via talloos vele brieven, maar Father Kavanagh merkt daarbij op dat de Heilige slechts vanwege het feit dat hij een 1er was op deze manier kon worden aangesproken. Op Sir Percy zullen de brieven het tegengestelde effect hebben, want, zo zegt Father Kavanagh: ‘Redelijkheid is alleen een macht op de wereld, wanneer ook de tegenpartij redelijk is’ (pp. 148 - 149). Door de landheer te schrijven dacht Regan Farfrae dat ze de worm als een worm behandelde, maar ironisch genoeg was het juist haar vasthoudendheid die een monster naar Ballyvourney bracht. Het centrale thema van de afwezige landheer verbindt Vestdijks roman in grote lijnen met gelijksoortige romans in de Ierse literaire traditie, met name met Maria Edgeworths veel oudere Castle Rackrent en The Absentee. Bij nadere beschouwing blijken de overeenkomsten tussen Castle Rackrent en Ierse nachten verder te gaan dan alleen de overeenkomst in thema; er is veel overeenkomst in details, zo veel dat het zeer aannemelijk lijkt dat Vestdijk Edgeworths romans heeft gelezen, of in ieder geval andere werken in diezelfde traditie. Sommige overeenkomsten kunnen inderdaad louter toevallig zijn. Thady in Castle Rackrent vertelt ons dat ‘the family of the Rackrents is, I am proud to say, one of the most ancient in the kingdom. Everybody knows this is not the old family name, which was O'Shaughlin, related to the kings of Ireland’.Ga naar eind(12) De dienstmeid Maria in Ierse nachten vertelt Robert: ‘Heel vroeger was het kasteel en alles wat er bij hoort van de O'Sullivan More's; [...] En je moeder is een O'Sullivan, of eigenlijk een O'Sullivan More; [...] het is een van de oudste koninklijke families hier in Kerry...’ (p. 13). Verdere overeenkomsten betreffen het aspect dat beide afwezige landheren (Sir Kit en Sir Percy) hun geld met gokken wegsmijten; het vermelden van het feit dat de Ieren whiskey drinken en de Engelsen bier (in de betekenis dat whiskey meer gedistingeerd is); het specifiek noemen van ‘Engelse pachters’ - pachters die hun pacht op tijd betalen; het gebruik van het ontsteken van een houtvuur als teken van welkom; het ontsteken van een vuur in vochtige ruimtes, en de dichtgespijkerde kapotte ramen van het kasteel; het bijgeloof verbonden met de maandagmorgen; het aanbieden van whiskey wanneer de pachters hun pacht komen betalen; en de klaagzangers, de kaarsen, de pijpen, het verbranden van stro en het doen van spelletjes bij een Ierse wake. Een aantal andere overeenkomsten is echter nog opmerkelijker. Een verwijzing in de woordenlijst in Castle Rackrent legt uitvoerig, met plastische voorbeelden uit, hoe dol zelfs de gewone Ieren zijn op de wet: | |
[pagina 29]
| |
‘It is a kind of lottery, in which every man, staking his own wit or cunning against his neighbour's property, feels that he has little to lose, and much to gain. [...] It is impossible to convince them that time is money. They do not set any value upon their own time, and they think that others estimate theirs at less than nothing. Hence they make no scruple of telling a justice of the peace a story of an hour long about a tester (sixpence); and if he grows impatient, they attribute it to some secret prejudice which he entertains against them. Their method is to get a story completely by heart, and to tell it, as they call it, out of the face, that is, from the beginning to the end, without interruption. In Ierse nachten wordt een gelijksoortige situatie vermeld.: De benadeelde man ging naar mijn vader en hield hem twee uur op. Dan kwam de boosdoener en bewees, onder andere op grond van het getuigenis van een kindse grijsaard die hij had meegebracht, 1e. dat de perceeltjes nog steeds bij elkaar hoorden, 2e. dat hij niet met zijn handen aan het muurtje was geweest, want muurtjes storten altijd vanzelf in, 3e. dat het perceeltje van zijn tegenstander (‘hoeveel meineden heeft hij al gepleegd om dat belachelijke lapje grond, Uwe Edelheid’) zo slecht onderhouden was, dat hem de pacht - als hij die bewijzen kon! - zeker voor het volgend jaar zou worden opgezegd, en dan zou Mr. Farfrae blij zijn als hij het erbij nam, 4e. dat zijn koe dat beroerde gras niet eens lustte, 5e. dat zijn tegenstander zich altijd vergist had: het perceeltje was van een derde, een buurman, die het hém, de man die het muurtje zou hebben opengebroken, tijdelijk had afgestaan, omdat hij niet werken kon wegens een verzwering aan zijn duim; dat was zo zeker als Sint Patrick de gifslangen in het meer van Glendalough had verbannen! Met elkaar kostte dit mijn vader een halve dag; want hij mocht de tweede spreker gemakkelijk zijn ongelijk kunnen bewijzen, met de kaart en de contracten erbij, geloofd werd hij nooit. (p. 118). Al is de aard van de klachten verschillend, de portee van beide passages is in hoge mate gelijk. Thady in Castle Rackrent vertelt ons van de slechte voortekenen die zullen leiden tot de dood van Sir Murtagh: He dug up a fairy-mount against my advice, and had no luck'afterwards. ‘Ihough a learned man in the law, he was a little too incredulous in other matters. I warned him that I heard the very Banshee that my grandfather heard under Sir Patrick's window a few days before his death. But Sir Murtagh thought nothing of the Banshee, nor of his cough, with a spitting of blood,... (p. 9-10). Een verhaal van een man die een elfenheuvel tracht op te graven treffen we ook afzonderlijk aan in Ierse nachten, maar de Banshee verschijnt in een gelijksoortige verband in Vestdijks roman wanneer Peter Mac Carthy, die tuberculose heeft en weet dat hij gaat sterven, naar de banshee verwijst alleen om Robert Farfrae te stangen: ‘Kijk, daar zit Cliodhna bovenop het fort!’ Verwezen staarde ik hem aan. ‘De banshee van de Mac Carthys, ezel! Vraag haar of ze nog wat geduld heeft en nog even wacht met haar kreet, want ik wil nog één dag leven!’ De ironie van het geval is dat, of de banshee er nu is of niet, Peters dood toch met deze toespeling wordt aangekondigd: enkele minuten later stroomt het bloed uit zijn mond, en hij sterft die nacht. De vloek die Peter uitspreekt over Roberts vader is misschien door hem bedoeld als een wrede grap. Het is niet van belang of Peter er in gelooft of niet; Roberts vader sterft evengoed. Het echte of gefingeerde bijgeloof in Ierse nachten is eerder de uitdrukking van een onderliggend, onvermijdelijk - want zelfgekozen - lot dan van losse voorvallen. | |
[pagina 30]
| |
Het is onmogelijk om te bewijzen dat de bovengenoemde overeenkomsten tussen Ierse nachten en Castle Rackrent het resultaat vormen van Vestdijks lezing van Edgeworth. Als hij het wel gelezen heeft, heeft Vestdijk het materiaal zozeer aangepast aan zijn eigen behoeften en aan de later historische tijd in zijn boek dat hij er iets geheel eigens van heeft gemaakt. Echter wanneer de mate van overeenkomst van de beide romans toeval is, toont het aan hoe sterk Vestdijk zich vertrouwd heeft gemaakt met de omstandigheden die hij beschrijft in Ierse nachten. Bewust of on bewust, hij heeft een roman geschreven die geplaatst kan worden naast andere ‘Big House’ romans binnen een traditie, die begonnen is met Edgeworth. Afgezien van het algemene thema van de terugkeer van de afwezige landheer zijn er geen overeenkomende details in Ierse nachten en The Absentee, dat geschreven is vanuit een ander standpunt. Deze tweede roman van Edgeworth speelt in de tweede helft van de achttiende eeuw en heeft als doel te laten zien dat de terugkeer van de landheer naar diens Ierse bezit zowel hem als zijn pachters ten goede komt. De gebeurtenissen in Vestdijks roman vinden zo'n zestig jaar later plaats en lijken deze geïdealiseerde visie te bestrijden. Net als bij The Absentee, maar dan van de andere kant bezien, leidt Ierse nachten tot de terugkeer van de landheer naar Ierland. Alleen leidt in dit geval zijn terugkeer tot een uitbarsting van geweld en dood. Binnen de ontwikkeling van het genre van de ‘Big House’ roman - van Edgeworths idealisering tot de veel latere beelden van het symbolische instorten van het ‘Big House’ - lijkt Vestdijks roman dus perfect te passen. Het feit dat Vestdijk Ierse nachten in de begin jaren van de Tweede Wereldoorlog schreef, maakt het misschien begrijpelijker waarom hij het negentiende-eeuwse Ierland koos als decor en verheldert vooral waarom het thema van de landheer (de onderdrukker) en de pachters (de onderdrukten) hem aansprak. De omstandigheden waaronder hij schreef hadden duidelijk invloed op de vormkenmerken van het boek, bijvoorbeeld op zijn keuze voor de onpartijdige verteller: ‘... was ik uiteraard eenigszins gehandicapt doordat ik dit boek in déze tijd schreef en niet al te veel tegen Engeland te keer wou gaan. Want [...] zoodra men zich ook maar íets dieper gaat begeven in de Iersche kwestie, in haar sociale, cultureele en historische aspecten, is men gedwongen partij te kiezen tegen Engeland.’Ga naar eind(13) Houtsnede Geert Jonker (illustratie uit Vestdijkkroniek nr. 29, september 1980)
Zelfs gedurende de Duitse bezetting van Nederland was Vestdijk in staat in te zien dat de onderdrukker van vandaag de bevrijder van morgen kan zijn en omgekeerd. Hij weigerde zwart-wit te denken: de menselijke neiging om te zondigen is niet gebonden aan ras of nationaliteit. In De vijf roeiers drukt John Mac Namara, ook al begreep hij het maar voor de helft, deze visie uit in samenhang met de geschiedenis van Ierland wanneer Father Sheehy de sacramenten toedient aan het lichaam van Maurice O'Flanagan, die zichzelf doodde: ‘... en zijn ogen waren nu niet meer spottend, of stekend, of onderzoekend, doch toornig, en deze toorn gold niet hem, de seminarist die moeite had met waarheid spreken, en niet de sergeant, of het bedrog, maar (...) alles wat deze dood mogelijk had gemaakt, van de R.I.C. tot aan de middeleeuwse veroveraars, en van dezen tot aan het eerste mensenpaar, dat de voet op Ierse bodem had gezet, de dieren verdrijvend en de eigen zonden uitzaaiend.’ (p. 238) Vestdijk is sceptisch over te veel idealisme. Ook al werd het vertellersstandpunt in Ierse nachten voor Vestdijk gedeeltelijk door externe omstandigheden bepaald, het is ook een houding die hijzelf als onvermijdelijk beschouwde. Vestdijks scepsis in dit opzicht wordt bevestigd aan het eind van zijn tweede Ierse roman. De gebeurtenissen van de dag hebben John Mac Namara geholpen bij zijn | |
[pagina 31]
| |
beslissing om het seminarie te verlaten en in plaats daarvan zijn leven te wijden aan zijn land en aan de politiek. Hij denkt dat hij en zijn vrienden de waarheid hebben gevonden en dat de toekomst er voor hen allen mooi uitziet: Pat wist eens en voor al, dat hij zijn meester, een gewezen bookmaker uit Dublin, liefhad en vereerde als niemand anders ter wereld; en de waarheid te weten was altijd goed, zelfs voor een lichtzinnige. Shaun zou Jimmy niet meer haten, want hij had hem vergeven. Owen Conic had zich vol afschuw van Moyna Donovan afgewend en stond nu misschien op het punt - en ook daarvoor zou hij bidden - om naar vrouw en kinderen terug te keren. En hijzelf, John Mac Namara, ook hij had geen klagen...’ (p. 246). Maar de lezer weet dat op hetzelfde moment Owen Conic is teruggekeerd naar Moyna Donovan en dat Owens beeld van de ‘waarheid’ aanzienlijk afwijkt van dat van John: ‘Maar Maurice is dood, en... - En Kate is ongelukkig, en misschien Pat, en we zijn allemaal ongelukkig, en Mr. John zal het niet vinden, en Conic is ongelukkig, en allemaal...’ (p. 245). Door te laten zien dat zijn oordeel over Owen Conic onjuist is en misschien ook dat over de anderen, typeert Vestdijk Johns idealisme en laat hij twijfel bestaan aan de juistheid van zijn keuze. Als Vestdijk voor zijn romans Ierse nachten en De vijf roeiers materiaal ontleende aan de Ierse geschiedenis en de Ierse literatuur, dan deed hij dit niet in de eerste plaats om commentaar te leveren op de Ierse geschiedenis of maatschappij, maar omdat het materiaal hem de gelegenheid gaf thema's te ontwikkelen die hij belangrijk vond: de strijd van het individu om zich te bevrijden van de krachten die hem onderdrukken - zowel in familieverband als in de maatschappij - de rol van de religie en de zinloosheid van geweld. In dit opzicht verschillen de romans wellicht nog het meest van hun Ierse tegenhangers. Maar het feit dat een niet-Ierse schrijver in staat was de perfecte metafoor voor zijn ideeën in het Ierse ‘Big House’ te vinden, of hij zich nu baseerde op Ierse literaire voorbeelden of niet, toont het enorme symbolische potentieel van het genre aan en verklaart waarom de ‘Big House’ roman nog steeds levend is in Ierland, wanneer het ‘Big House’ zelf allang verdwenen is. Dit artikel verscheen eerder onder de titel ‘Simon Vestdijk and the Irish Literary Tradition’ in Études Irlandaises, No XIV-1-Nouvelle Série, Juin 1989, p. 105. De vertaling is met toestemming van de auteur, Associate Professor, Department of Classics and Letters, The University of Oklahoma, Norman, Oklahoma, in dit nummer opgenomen |
|