krijgen van de zenuwen voor zijn eerste schooldag. Hij propte er toch wat in om straks niet met een luid knorrende maag door de school te lopen. Hij pakte de fiets en reed de kant op waar hij dacht dat hij heen moest.
Gisteren had hij de route met zijn ouders verkend, dat was in de auto. Nu, op de fiets, zag alles er heel anders uit. Niets kwam hem op dit moment bekend voor. Hij werd er zenuwachtig van. Op de eerste dag te laat komen was echt iets voor hem. Maar hij zou dit verschrikkelijk vinden, dus sprak hij zichzelf toe vooral rustig te blijven. Wat was het vroeger simpel geweest. Hij dacht glimlachend terug aan de tijd dat hij aan de hand van zijn moeder het speellokaal van de peuterschool inliep. Toen was hij ook zenuwachtig geweest, maar bij de aanblik van het speelgoed werd dat wat minder. Er was veel meer dan thuis en al het speelgoed was ook veel mooier. Hij had zijn moeders hand losgelaten en was uitgelaten op al dat moois afgerend, totdat hij de rest van de kinderen opmerkte en huilend onder de tafel kroop. Hij vond de andere kinderen eng. Zijn moeder trok hem onder de tafel vandaan en zei dat hij zich niet zo moest aanstellen. Ze zette hem in de kring op een ministoeltje tussen de rest van de peuters en ging naar huis. Hij moest maar gezellig gaan spelen met de andere kinderen. Hij begon opnieuw te huilen toen zijn moeder wegliep, de rest van de peuters volgde al snel. Het was een lawaai van jewelste in het lokaaltje. De juf sleepte wat speelgoed naar de kring en al snel daarna was hij zijn moeder vergeten. Iedereen had binnen de kortste tijd een vriendje of vriendinnetje. Zal het vandaag ook zo snel gaan?
Hij denkt van niet en zit daar best wel over in. Een leuke klas zou al een stuk schelen, met misschien een paar mensen uit deze stad, die zouden hem dan wat wegwijs kunnen maken in deze wirwar van straten. Hij had nog steeds geen bekend stukje gezien en stond nu voor een T-splitsing. Hij sloeg rechtsaf en herkende een paar rommelig neergezette vuilniscontainers. Blij hiermee fietste hij wat sneller door. Er sprong een zwarte kat voor zijn fiets en geërgerd stopte hij. Een zwarte kat, dat betekent niet veel goeds. Hij is altijd al erg bijgelovig geweest, maar hij nam zich voor om zich hierdoor niet op de kast te laten jagen.
Ondertussen fietste hij weer rond als een kip zonder kop en baalde hij ervan dat hij gisteren niet wat beter had opgelet. Als hij het station nu eens zocht. Elke inwoner van de stad zou hem dat wel kunnen wijzen. Dan kon hij daar op het informatiebord kijken waar hij heen moest.
Opgetogen met dit goede idee ging hij op zoek naar het station. Hij was blij met zijn goede conditie door het hardlopen. Elke dag jogde hij heel fanatiek een uur. Vroeger keek hij met een vriendje altijd naar bokswedstrijden. Vol bewondering keken ze dan naar supergespierde mannen. Ze wilden ook zulke enorme spierballen hebben. Tijdens het kijken naar een wedstrijd kwamen ze op het idee om naar een sportschool te gaan. Daar vertelden ze de juffrouw achter de balie dat ze spierballen wilden. Lachend had ze hen aangekeken en geduldig uitgelegd dat je geen spierballen kon kopen of krijgen maar dat je daarvoor moest trainen en als ze wat ouder waren konden ze dat hier wel gaan doen. Hij was nooit