Vader Vestdijk als fotograaf
Eens was hij daar als soldaat gekiekt, met een helm op, een rood frontje met gouden tressen voor, een wespentaille dank zij de geel-leren ceintuur van zijn moeder, en onder zijn neus een snor geplakt, die akelig rook. Dan nog een brilletje en een blikken degen. Een somber portret, ondanks de medaille op zijn borst! Wantrouwend keken de donkere ogen in het bleke, ronde gezicht en de stijve boord scheen wel nodig te zijn om het hoofd onder de zware helm voor scheefhangen te behoeden. Het hoofd leek te groot.
Men had hem te lang gekweld. Die paar seconden stilstaan waren niets vergeleken bij de voorbereidingen, bij het groteske wapenarsenaal, uit honderd oorlogen saamgeraapt, benut bij elk plukharen, dat hem daar knevelde, vastspeldde, worgde, hoofdpijn bezorgde. Maar zijn ouders waren er zo trots op, iedereen moest het zien, en dan bekeken ze hem ook, en dat was nog vervelender dan de hele vermomming geweest was.
(Simon Vestdijk: Kind tussen vier vrouwen, geciteerd uit Nol Gregoor: Simon Vestdijk en Lahringen)