Vestdijk-jaarboek. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermdHet oog van de meester. Vestdijk als recensent
[pagina 147]
| |
Vincent Hunink ‘Eenvoudig niet meer diskutabel!’
| |
‘Aangrijpend slot’Vestdijk was er vroeg bij om het talent van de jonge Reve te onderkennen. Zijn recensie van De avonden door, toen nog, Simon van het Reve, dateert van 28 november 1947, kort na de verschijning van het boek. Het stuk behoort daarmee tot de allereerste reacties op Reves werkt, samen met de besprekingen van onder meer Annie Romein-Verschoor, Anna Blaman, Adriaan van der Veen, Jef Last, W.L.M.E. van Leeuwen en F. Bordewijk.Ga naar eind2 Anders dan veel van zijn collega-recensenten reageert Vestdijk opmerkelijk positief. Hij begint evenwel met een kritische opmerking over het prospectus van de uitgeverij, die spreekt van het ‘tonen van de gees- | |
[pagina 148]
| |
telijke nood van de na-oorlogse tijd, in het bijzonder van hen, die in de oorlog volwassen werden’. Vestdijk suggereert dat de zinsnede uit de koker van Reve zelf afkomstig isGa naar eind3 en bestrijdt haar vervolgens uitdrukkelijk. Die oorlogsgeneratie wordt in het boek niet speciaal vermeld, merkt hij op, zoals eigenlijk de hele oorlog er nauwelijks in voorkomt. De avonden is volgens Vestdijk dus niet ‘het boek van een generatie’, zoals veel critici destijds dachten. Het ontbreken van oorlog brengt hem op het schijnbaar ontbreken van liefde in het boek. Frits van Egters probeert zich tevergeefs van de invloed van zijn ouders te bevrijden. Met veel cynisme en een hyperkritische blik tracht de held zich te wapenen, maar de psycholoog Vestdijk analyseert de zaak haarfijn:
‘[Men komt] aldra tot het inzicht, dat hier sprake is van een verdrongen liefde voor de ouders, de fixatie aan een jeugdphase die, met het hart nog beleden door de rijpende persoonlijkheid niet meer wordt aanvaard. Frits van Egters wil zijn ouders liefhebben, maar hij kan niet meer; en in plaats van zijn liefde op een ander object te richten - een meisje, een taak - blijft hij rondhangen op het toneel van zijn onmacht, telkens geneigd om zijn ouders de schuld te geven en toch ook weer te intelligent en te eerlijk om niet de schuld bij zichzelf te zoeken, terwijl er in werkelijkheid van schuld geen sprake is, doch slechts van een vertraagde gemoedsontwikkeling.’Ga naar eind4
Vestdijk concludeert dan ook dat het niet gaat om een ‘naoorlogsroman’, maar om een roman van ‘zelfopgelegde liefdeloosheid’. Frits' cynisme is niet een specifieke reactie van zijn generatie maar een tijdloze projectie van zijn dieper liggende probleem: een leven zonder zin. In het voorbijgaan prijst Vestdijk Reves sobere stijl, zin voor kenmerkende details en goede dialoog, en tot slot licht hij er nog twee elementen uit waardoor De avonden volgens hem uitstijgt boven de grauwe alledaagsheid: de bevrijdende humor en de befaamde religieuze apotheose in de laatste alinea's van de roman. ‘Van dit zeldzaam navrante slot, dat de gehele roman draagt, is geen denkbeeld te geven, men moet het gelezen hebben. Het behoort tot het aangrijpendste wat ik ooit onder ogen kreeg.’Ga naar eind5 | |
[pagina 149]
| |
ModernAls we Vestdijks recensie vergelijken met andere reacties uit de begintijd en beschouwingen die in de loop der jaren aan De avonden zijn gewijd, steekt ze gunstig af. Niet alleen is de recensie bondig en kernachtig, maar ze oogt eigenlijk nog altijd modern. Natuurlijk, de stijl is niet meer van onze tijd, maar Vestdijks observaties zijn voor een groot deel treffend. Stilistisch heeft Vestdijk in Reves boek ongetwijfeld veel van zijn eigen ideaal herkend, gezien zijn positieve uitlatingen hierover. Inhoudelijk gezien is het minste wat men kan zeggen, dat de somberheid en uitzichtloosheid van het boek Vestdijk niet, zoals veel andere recensenten, tot morele en veroordelende uitspraken leidt. Godfried Bomans bijvoorbeeld sprak van ‘een schrikbarend boek’ en bestond het zijn zorg uit te spreken voor de geestelijke gezondheid van de auteur. En Jef Last bezong liefdevol de frisse arbeidersjeugd, die van zo'n kleinzielig boek niets zou moeten hebben.Ga naar eind6 Zulke moraliserende uitspraken blijven bij Vestdijk achterwege. In zijn psychologische benadering is niet veroordelen maar begrijpen het doel. Hij legt Frits misschien wel iets te veel op de divan van de psychiater, op een manier die we tegenwoordig niet snel meer aantreffen, zeker niet in de literaire kritiek. Maar afgezien van het jargon is het psychologiserende denken ook anno 1998 nog heel herkenbaar. Positief is ook Vestdijks vermijden van vragen of het boek nu wel of niet realistisch en naturalistisch is, academische kwesties die de pennen van velen in beweging brachten. En over de ‘generatie-vraag’ lijkt de discussie inmiddels wel beslist: als De avonden slechts het boek van een generatie was, zou het niet telkens weer nieuwe groepen lezers weten te boeien, tot aan de dag van vandaag. Vestdijk heeft dus gelijk gekregen. In nog sterkere mate geldt dit misschien wel voor het slot van zijn recensie. Vestdijk is de eerste criticus die wijst op de bevrijdende werking van humor en religie in De avonden. Wat de humor betreft is hij lange tijd zelfs de enige: sommige collega-recensenten spreken zelfs expliciet over het ontbreken van humor, zoals Gerard van Eckeren.Ga naar eind7 Het is nu nauwelijks meer voorstelbaar dat hele groepen literatuurcritici de fundamentele rol van humor bij Reve niet opmerkten. Er is inderdaad, zoals Reve zelf al vroeg zei, ‘veel onzin’ beweerd over De avonden. Of waren de jaren veertig en vijftig echt zo'n tobberige periode dat haast niemand er oog voor had? Hadden critici toen geen gevoel voor humor? | |
[pagina 150]
| |
Ook Vestdijks korte en waarderende opmerkingen over de rol van de godsdienst zijn beslist terzake. In retrospectief gezien zijn ze bovendien meer dan juist gebleken. Wat in De avonden nog tussen de regels staat en in de kiem aanwezig is, zou in Reves latere werk volledig tot ontwikkeling komen. Met de combinatie ‘humor en godsdienst’ is de schrijver Reve feitelijk heel behoorlijk getypeerd. Of beter gezegd: godsdienst en humor,Ga naar eind8 want het tweede staat bij Reve in dienst van het eerste, of dient soms ter vervanging ervan. Of Vestdijk Reves latere ontwikkelingen voorzag, lijkt me de vraag. Maar hij moet in de vroege Reve een geestverwant herkend hebben. En als hij het al niet deed, legden anderen het verband wel. Zo schreef Fokke Sierksma: ‘Ook al zou Van het Reve nooit een letter van Vestdijk gelezen hebben, zijn boek is uit de school van deze schrijver.’Ga naar eind9 Ook Bert Schierbeek wees al vroeg op parallellen tussen Vestdijk en Reve. | |
PolemiekNa Vestdijks gunstige onthaal van De avonden wekt het geen verbazing dat hij ruim twee jaar later ook aandacht schenkt aan Werther Nieland, verschenen in november 1949.Ga naar eind10 Maar geheel anders dan bij De avonden is hij nu zowat de enige criticus die het boekje bespreekt.Ga naar eind11 Daarvan is Vestdijk zich zeer wel bewust en een flink deel van zijn stuk bestaat dan ook uit polemiek tegen de literaire wereld: die klaagt wel over de ‘lost generation’ van de oorlog maar leest het nieuwe werk niet. Eerst gaat men met veel rumoer in op een debuutroman, die zelfs bekroond wordt, maar daarna volgt een hardnekkig zwijgen. En waarom zweeg de kritiek over Werther Nieland? Vestdijk suggereert dat dit kwam door de ‘Vieze Woorden’ en de ‘Kinderlijke Sexualiteit’ in het werk, en rept van ‘doodzwijgen’ en zelfs van een ‘zwijgplicht’, die hij ook in de tekst zelf terugvindt. Met name de seksualiteit en de krankzinnigheid van Werthers moeder worden door de schrijver slechts indirect aangeduid, hoewel ze voor de goede lezer onmiskenbaar aanwezig zijn. Evenals in zijn vorige recensie gaat Vestdijk expliciet in op de werking van humor. Hij verbindt die met zijn motief van ‘zwijgplicht’: juist door het vele verzwijgen treedt een vis comica aan de dag, zoals in het verhaal over Werthers tante die de kinderen mee uit neemt, kennelijk om ze geen getuigen te laten zijn van het afvoeren van Werthers moeder naar een inrichting. Ironisch genoeg pakt de zaak ongelukkig uit omdat | |
[pagina 151]
| |
de voorstelling die ze bezoeken er een van ‘drastisch onfatsoen’ is. Kern van de novelle is volgens Vestdijk de subjectieve wereld van tien- en elfjarigen, waarin alles draait om machtsverhoudingen. Hij noemt het, met de psychoanalytici, de ‘latente periode’ of ook ‘de magische wereld der pre-puberteit’. Die psychische toestand verklaart waarom de ikfiguur, Elmer, verwoed medestanders werft en vijanden aanwijst, en maakt ook zijn magisch reageren op teleurstellingen begrijpelijk. De primitief-magische en mythisch-symbolische sfeer van de novelle zijn, in Vestdijks optiek, een toevoegsel van Reve aan wat verder in de lijn staat van het Hollands realisme (Het Hollandse realisme is niet altijd te versmaden!Ga naar eind12). Hij verbindt Reve zelfs rechtstreeks met ‘de traditie Woutertje Pieterse-Jaapje’. Via een wat merkwaardige omweg eindigt de recensie opnieuw polemisch. De moeder van Werther maakt Elmer bang maar fascineert hem ook, en is in elk geval het levende bewijs dat niet de hele volwassenenwereld bestaat uit ‘ontnuchterende kruideniers, Esperantomannetjes en Frauen von Stein’. Met die laatste naam trekt Vestdijk een al eerder door hem bestreden letterkundige dame zowat letterlijk ín de novelle. Aan het slot roept hij haar zelfs op om Reves boek nu eerst maar eens rustig te lezen, met geduld en aandacht en zonder haar ‘onverdragelijke bemoeizucht’. Over de stijl van het ‘kleine meesterwerk’ Werther Nieland staan kort voor het slot van de recensie nog een paar zinnen. ‘Er is mij weinig gelegen aan stilistische en compositorische bespiegelingen over deze novelle, die in aesthetisch opzicht de indruk wekt van een koel zilveren druppelgordijn onder een dreigende hemel. Iedere druppel is kristalhelder en bergt waterwezentjes: kreeftjes en infusoriën.’Ga naar eind13 Met deze klassieke praeteritio geeft Vestdijk een indringend beeld van de stijl en sfeer van de novelle. | |
De jaren vijftigHet is opvallend dat deze recensie aanzienlijk langer is dan Vestdijks eerdere stuk over De avonden. Misschien had hij nu eenvoudig meer ruimte tot zijn beschikking (in een literaire periodiek), maar het lijkt erop of hij ook werkelijk meer te zeggen had. De stellige en polemische toon van zijn bespreking kan niemand ontgaan. Kennelijk voelde hij de behoefte zijn tijdgenoten een lesje te leren, aan de hand van Reves no- | |
[pagina 152]
| |
velle. Spelen hier onvereffende rekeningen van Vestdijk zelf mee? De nogal tijdgebonden polemiek doet anno 1998 wat afbreuk aan het stuk. Verder doet de poging om seksualiteit en andere taboes te expliciteren nu wel wat geforceerd aan. Maar misschien moeten we dit in de context van de vroege jaren vijftig zien. Als men toen werkelijk zo benauwd en kleinzielig was, werkte Vestdijks stuk misschien wel verhelderend. Los van deze tijdgebonden factoren bevat ook deze recensie toch een aantal waardevolle observaties, met name over karakteriserende details en over de humor. Het is opmerkelijk dat Vestdijk ook nu weer, in dit bij uitstek sombere verhaal, de humor opmerkt en bovendien nader weet te duiden. Zijn gevoel voor humor moet deels wel hetzelfde zijn geweest als dat van de vroege Reve. Hoe dit ook zij, hij treedt hier zonder meer op als verdediger en voorvechter van Reve, alleen al door zo nadrukkelijk aandacht voor Werther Nieland te vragen. Veel geholpen heeft het overigens niet. Vestdijks stuk mag dan worden gekwalificeerd als ‘onovertroffen’,Ga naar eind14 voor de interesse in Reve en de verkoop van zijn werk maakte het in zijn eigen tijd geen enkel verschil.Ga naar eind15 Vestdijk bleef hier dus een roepende in de woestijn. | |
InternationaalNog een derde maal nam Vestdijk het op voor Reve. Ook diens Engelstalige verhalenbundel The Acrobat and Other Stories uit 1956Ga naar eind16 werd door Vestdijk kort besproken.Ga naar eind17 Hij betreurt Reves ‘linguïstische desertie’ en vergelijkt het nieuwe werk vervolgens met niets minder dan de verhalenbundel Dubliners van James Joyce. Verder ziet Vestdijk een duidelijke lijn lopen van Werther Nieland naar de vier verhalen in Reves nieuwe boek, vanwege de hier weer volop aanwezige psychopaten, ‘lieden derhalve die zich aan beide zijden van de Noordzee in een opmerkelijk geringe populariteit verheugen, maar daarom toch evengoed een onwegdenkbaar bestanddeel vormen van het werkelijke leven.’Ga naar eind18 Of dit nog niet duidelijk genoeg is, verdedigt hij met kracht de vrijheid van Reve om psychopaten te beschrijven. Opnieuw wijst hij op de humor, ditmaal ‘in kleine en kille doseringen toegediend’. De schrijver beeldt gevoelens uit die gewone, gezonde mensen verborgen houden en de lezer volgt hem daarin graag, zegt de recensent, in een misschien wat onthullende opmerking. | |
[pagina 153]
| |
Een korte analyse van ‘Gossamer’ (later vertaald als ‘Herfstdraden’) besluit het stuk. Tot in de laatste regel blijft Vestdijk positief: hij merkt op dat de bundel beter wordt naar het slot toe, en ziet dit als een mooi compliment voor Reves ‘eerste schrede op het internationale pad’. Misschien was het een teleurstelling voor Vestdijk dat Reves internationale pad al snel doodliep. De auteur kwam weldra terug naar Nederland en stortte zich vooral op de wondere wereld van het toneel, als criticus, vertaler en toneelschrijver.Ga naar eind19 Deze bemoeienissen leidden echter niet tot literaire successen. Het zou tot begin jaren zestig duren voor Reve een geslaagde literaire vorm vond. Dat was die van de sterk autobiografische ‘reisbrieven’, waarin hij voor het eerst kon ingaan op zijn homoseksualiteit en zijn religieuze denkbeelden. De eerste weerslag van deze nieuwe productiviteit kwam in de beroemde bundels Op weg naar het einde (1963) en Nader tot U (1966), die een belangrijke doorbraak vormden voor Reve persoonlijk en maatschappelijk enorme betekenis kregen. S. Vestdijk was inmiddels als Reve-lezer afgehaakt. | |
VenijnNa alle lof die hij over de vroege werken van Reve uitstortte is het verbazend te zien hoe snel hij hem laat vallen. De liefde is in één keer helemaal over, lijkt het. Ligt het aan Reves emancipatie en zijn uitbundig gevierde homoseksualiteit? Of aan zijn eigenzinnige opvattingen over religie? Het laatste lijkt de hoofdfactor te zijn geweest. In het befaamde ‘ezelsproces’ uit de jaren 1965-1968 schaarde Vestdijk zich niet in de rijen van literatoren die het voor Reve opnamen. Ook Reves toetreding tot de rooms-katholieke kerk in 1966 kon hij duidelijk niet waarderen. In een gesprek uit 1968 met Theun de Vries reageert Vestdijk als volgt op de naam Van het Reve: ‘Antwoord: (lachend) Kom nou...! De man is zeker goed begonnen, ik had na De avonden veel fiducie in hem. Maar sinds hij zich te buiten gaat aan zijn “zendbrieven” en vooral nadat hij zich heeft laten bekeren tot het Katholicisme... nou ja! Eenvoudig niet meer diskutabel.’Ga naar eind20
Reve zou op een hem kenmerkende manier wraak nemen. Aanvankelijk, in de vroege jaren zestig, was hij nog betrekkelijk vriendelijk gebleven. In een fictief ‘interview’ in zijn Tien vrolijke verhalen (1961) noemt | |
[pagina 154]
| |
hij de romancier Vestdijk nog onder de literair waardevolle schrijvers in Nederland, te midden van Hermans, Bordewijk, Nescio en Couperus.Ga naar eind21 Maar zijn oordeel over de criticus Vestdijk is al heel wat minder voorkomend. In een (echt) interview uit 1964 met H.U. Jessurun d'Oliveira reageert hij als volgt op een vraag over Vestdijks gunstige kritieken op zijn werk: ‘Als Vestdijk gunstig over je schrijft, dan zegt dat niks. Ik heb nog nooit een ongunstige kritiek van hem gelezen ergens op, jij? Nou ja, een of twee mensen waar hij gewoon persoonlijk om een of andere reden wat tegen heeft.’Ga naar eind22 Een paar jaar later, in 1969, is het duidelijk dat het tussen beide heren niet meer goed komt. In alweer een interview, dit maal met Michiel Schmidt, geeft Reve desgevraagd uitvoerig commentaar op Vestdijk. Dat levert drie wel zeer venijnige pagina's tekst op. Vestdijk is ‘te benepen’, zegt Reve, om zijn recente werk te begrijpen, en de afkeer van de rooms-katholieke kerk is niet alleen kleinburgerlijk en dom, maar heeft een pikante persoonlijke achtergrond: Vestdijk zou een jaar of zeven tevoren zelf hebben willen toetreden.
‘Hij heeft zich maandenlang laten uitleggen hoe alles in elkaar zat, eerst door een dominicaan geloof ik, en toen die barstte van de hoofdpijn, door jezuïeten. Ze werden doodberoerd van de domheid van die man. Hij interpreteerde namelijk alles letterlijk, van de Heilige Drieëenheid tot de Lichamelijke Tenhemelopneming van Maria toe! Hoe dat nu kon, want dat kon toch allemaal nooit? Die man, dat is een computer, dat is een kasregister. Als je van voren op die man drukt, komt er van achteren een kassabon uit, maar daarover straks. Hoe het zij, na een tijdje wilden ze Vestdijk eigenlijk liever kwijt, want zelfs de meest geharde jezuïet kreeg na vijf minuten praten jeuk op zijn kop en ondraaglijke maagpijnen. Maar ze kwamen niet van hem af.’Ga naar eind23
Uiteindelijk leek er licht te gloren: men legde de schrijver uit dat hij de grote dogma's alleen maar moest aanvaarden en verder naar believen mocht interpreteren. Het ketste toch nog af, aldus Reve, op de hoogte van de jaarlijkse kerkelijke bijdrage.
‘Niemand stelde enige eis, maar hij, de zoekende ziel zelf dus, Vestdijk, wilde dat men officieel iets overeenkwam. En na eindeloos wikken en wegen en gereken kwam men op 45 gulden per jaar, nee, nu weet ik het weer precies: f 43,50 per jaar. En dat was hem te bar: ruim 83½ cent per week, dat is geen kattepis. Zal ik u nog eens bijschenken?’Ga naar eind24 | |
[pagina 155]
| |
Zout in de wondeReves wraaklust was kennelijk nog allerminst bekoeld. Bovenstaande anekdote is in zijn roman Moeder en zoon (1980) uitgebreid en omgewerkt tot een heel hoofdstuk (het negentiende). Vestdijk wordt daar beschreven onder de fictieve naam Onno Z., maar zo herkenbaar aangeduid dat alle lezers snappen over wie het gaat. Het hele verhaal uit het bovengenoemde interview wordt vervolgens in geuren en kleuren verteld, met tal van sappige details over des schrijvers ‘onvoorstelbare schrielheid’, die hem bijvoorbeeld belet om de hem bezoekende geestelijken meer dan één borrel te schenken. Volgens Reve kón Onno Z. de leer van de kerk niet begrijpen:
‘[...] met zijn uitsluitend op logies, empiries en meetlatkundig denken ingestelde brein kon hij de in wezen irrationele totaliteit van de leer, die niet op de rede steunt en de rede slechts als middel tot verwoording hanteert, met geen mogelijkheid bevatten. Religie is geen mening of overtuiging, maar een ervaring, die met het vermogen tot mythies denken en met het gevoel te maken heeft. Onno Z. bezat tal van fakulteiten, maar niet die van het gevoel: elk werkelijk menselijk gevoel was hem vreemd.’Ga naar eind25
Dan volgt het hilarische verhaal over de geldelijke bijdrage waar Onno Z. tegenaan hikt, aangevuld met een paar excuses waarmee hij formeel onder de zaak uitkomt: de rooms-katholieke kerk zou de dictatuur van Franco steunen en in de oorlog te weinig goeds hebben gedaan. De huichelachtige rationalist Onno Z. komt daarmee wel in schril contrast te staan tot de ‘oprechte katholiek’ Gerard R. Reve sluit het hoofdstuk in zijn roman wel af met een gebed voor de ziel van de betrokkene, maar verder is het natuurlijk een vernietigende reactie. En of het nog niet genoeg is, zijn er ten slotte twee brieven uit 1981 aan de Vestdijk-biograaf Hans Visser, waarin Reve nog eens heel serieus, zonder slapstickeffecten, ingaat op zijn oordeel en er nog een schepje bovenop doet. Het verhaal in Moeder en zoon, beweert Reve, is in de kern historisch waar. Verder noemt hij Vestdijk een ‘sterk sadisties gefixeerde homoseksueel, voor wie vrouwen volstrekt niets betekenden’, ‘een losgeslagen kleinburger’, ‘een totaal a-religieus mens’ en rekent hij hem onder de ‘symboolblinden’.Ga naar eind26 Het hele oeuvre wordt, kort en goed, getypeerd als ‘slechte kinderboeken’, en zo dendert Reve nog even door. | |
[pagina 156]
| |
Het is een wrange ironie dat de psycholoog Vestdijk hier door Reve, een over het algemeen toch niet erg psychologisch ingestelde schrijver, tot de grond toe wordt afgebroken in een meedogenloze zielkundige analyse, die letterlijk op het nulpunt eindigt: ‘De man zelf is zo schrikbarend oninteressant, dat hij net zo goed niet bestaan had kunnen hebben.’Ga naar eind27 Tussen de vroege loftuitingen van Vestdijk voor Simon van het Reve en de wel zeer harde woorden van de Volksschrijver over Onno Z. liggen enige decennia tijd en hele werelden van verschil. Voor Vestdijk heeft de katholiek en homoseksueel Reve als kunstenaar afgedaan. Omgekeerd is hijzelf in Reves universum bijgezet in de nogal druk bevolkte afdeling ‘intellectuelen, rationalisten en symboolblinden’. Misschien strekt het Vestdijks schim tot troost dat daartoe ook schrijvers behoren als Rudy Kousbroek, Gerrit Komrij en W.F. Hermans, om nog te zwijgen van broer Karel van het Reve. Hij is er dus wel in goed gezelschap. |
|