L.Th. Lehmann De kritiek van Vestdijk
1938. In ‘ons gezin’ bestond een schrijfmachine. Aangezien die met mijn vader op een schip van de rederij Nievelt & Goudriaan tussen Zuid-Amerika en Europa heen en weer voer, kon ik die niet gebruiken. Een klasgenoot bij wie thuis de schrijfmachine stationair was, probeerde ook wel eens een gedicht te schrijven. Ik hoopte dat wat ik schreef niet zo wanordelijk zou lijken in drukletters. Hij nam wat velletjes - een schrift misschien - mee naar huis, tikte niet, maar liet ze zien aan een neef, genaamd Adriaan van der Veen. De rest is, zij het niet al te exacte, geschiedenis: brief, waarin ‘beloften voor de toekomst’ - wat heb je daaraan - genoemd. Ik vond het een grote grap en ging erop in, wat ik misschien beter niet had kunnen doen. Tijdschrift Werk, twee bundeltjes. Kort na elkaar kritieken van Ter Braak, Marsman en Vestdijk. Het was niet onstrelend voor de ijdelheid, maar voornamelijk bizar. Aan mij, die - toen nog - wel met gemak verzen schreef, maar daarvoor geen ‘roeping’ voelde, was het eigenlijk niet besteed.
Toen kwam de Duitse bezetting en daarmee, ook in mijn hoofd, een ontregelende hoeveelheid van nieuwe en ongewenste indrukken. En daarbij veel tijdverlies.
Nu, na meer dan een halve eeuw werd mij gevraagd mijn indrukken van die kritiek door Vestdijk te benaderen. Ik bezat het artikel niet; als ik het ooit bezeten heb, zal het in de oorlog wel zoek geraakt zijn. In ieder geval is het te vinden in het tweede deel van Vestdijks recensiebundel Muiterij tegen het etmaal (tweede druk 1966, p. 153-158). Ik betreur dat er niet bij gezegd is, in welk blad en op welke datum dit artikel verschenen is (Het Hollandsche Weekblad, jrg. 8 [1940] nr. 17, 27 april 1940; red.). Het artikel behandelt behalve mijn twee eerste bundeltjes ook Bertus Aafjes' Het gevecht met de Muze en Dingtaal door H.A. Gomperts. Voor deze vier bundels wordt als verschijningsjaar 1940 genoemd. Ik zou graag weten of ik het nog las in een van de maanden voor de Duitse inval, of in die in de herinnering zo schimmige tijd toen de listige Duitse machthebbers nog niet lieten merken wat ze van plan waren - of het misschien zelf nog niet wisten.
Al lezende kwamen er dingen terug, zo onder andere Vestdijks voorkeur voor Aafjes, wiens werk mij toen ‘zoetelijk’ leek. Ik vond dat van Gomperts heel plezierig, maar ik geloof dat ik die toen nog niet