verbergen achter analyse: die ontroering ziet hij niet als uitzonderlijk, die heeft elke jongen als potentie. Maar het komt haast nooit voor dat er een meisje is dat aan het beeld beantwoordt.’
Tot zover dit fragment uit mijn dagboekaantekening over dat gesprek van bijna een halve eeuw geleden, die ik heb opgenomen in mijn memoires. Ik heb dat gesprek toen als volstrekt persoonlijk beschouwd en er geen enkele publiciteit als journalist aan verbonden. Dat dit gesprek en die houding hebben bijgedragen tot onze als vanzelfsprekende vertrouwelijkheid lijkt mij voor de hand te liggen. Dat Simon of Lies Koning er Gregoor niet op opmerkzaam hebben gemaakt dat zij al heel lang de kennismaking, per brief, hadden hervat, vind ik nog steeds onbegrijpelijk. Vestdijk kreeg de Van der Hoogtprijs in 1938 en het duurde tot 1949 voordat hij zijn belofte haar De andere school toe te zenden kon inlossen. De eerste druk van Gregoors boekje dateert van 1958; over die twintig jaar en de correspondentie van die jaren, hoe schaars ook, moet nog interessant biografisch materiaal gevonden kunnen worden.
Ik heb die foto's van ‘Ina Damman, zijn jeugdliefde’, die in het aan Vestdijk gewijde schrijversprentenboek zijn opgenomen, weer eens bekeken. De tweede foto waarover hij het met mij had, Lies Koning op veertienjarige leeftijd, is het die ‘hem niets meer zei’. Zij staat, en face gezien en met de handen op de rug, zo te zien in een lange witte jurk, een grote breedgerande hoed op het hoofd, waaronder donker en wat verward haar zichtbaar is. De foto zal in de zomer gemaakt zijn. Ze staat er niet lachend maar ook niet bepaald ernstig op, eerder nadenkend, de ogen niet op de camera maar op de grond gericht. Simon zelf, over de volle pagina, ‘in zijn hbs-tijd’: in pak op de fiets, pet op, tegen de achtergrond van een haag klimop. Wel heel ernstig, deze jongen, al spoedig gestorven. Weer herboren zit hij, zoals ik hem gekend heb, met de pen in de hand en een stompje sigaret in de mond proeven te corrigeren.