Eén verbindingslijn die vanaf de notie van het verbindend-synthetische getrokken kan worden is die welke uitmondt bij het metafysisch-projecterende type van de religieuze activiteit zoals dat in De toekomst der religie (1952) beschreven wordt. Het meest fundamentele besef dat de metafysische mens projecteert is uiteraard het besef van zijn individuele lot, de dood, die dan in de projectie een antwoord krijgt van een Verlosser of in de belofte van een hiernamaals. Daarom valt het proces van de metafysische projectie inderdaad binnen het tragische levensbesef zoals Langer het beschrijft.
Analoog hieraan zou men kunnen zeggen dat Vestdijk voortdurend de isolerende mentaliteit in verband brengt met (bewustzijn van) het bijzondere, en de verbindende met het algemene. Vat men echter ‘het bijzondere’ hier op als ‘het ge-individueerde’, dan schaart het zich onmiddellijk aan de pool van het ‘tragische’ - immers alleen het ge-individueerde bewustzijn is, zo leerde ook Nietzsche al, tot doodsbesef in staat. Maar op bladzijde 75 van zijn boek lijkt het alsof Vestdijk het ‘isolerende’ van de poëzie juist met spel in verband brengt, terwijl het synthetiserende en verbindende van het proza met ‘ernst’ wordt geassociëerd. Vat men ‘spel’ hier als een aspect van het komische op, dan lijkt men tegelijk gedwongen, Vestdijks ‘spel’ als een notie te zien die aan de individuatie vreemd is, of er onmogelijk door wordt gemaakt. Alleen: dan wordt zijn parenthese op dezelfde bladzijde 75 uiterst raadselachtig: ‘en het allerbijzonderste, het meest individuele, is wel het spel!’
Ik geloof dat deze parenthese op een vergissing van Vestdijk berust - en ben er Langer dankbaar voor, mij daarop geattendeerd te hebben. Nemen we Vestdijks uitgangspunt serieus, dat ‘ieder individu tegelijk een exemplaar van zijn soort is’ en geven we de evolutiebiologische implicaties daarvan hun volle gewicht, dan kan het ‘spel van het individu’ alleen begrepen worden als een blind, of pre-bewust spel van een nog niet geindividueerd subject - als een manifestatie van het collectief-komische dus. Het ‘allerbijzonderste’ kan het dan wèl genoemd worden, maar ‘het meest individuele’ niét! En de keerzijde van deze vergissing is Vestdijks gelijkstellen van het verbindend-synthetische van proza met de ‘komische’ voortplantingswijze van eencellige organismen. Ook hier was het Langer die mij dit deed zien, wat niet wegneemt dat de denkfout toch al in Vestdijks eigen betoog verborgen ligt, - of in zijn beeldspraak?
In het laatste, moet men besluiten. In Langers boek is de biologische metafoor structureel en sturend voor het hele betoog. Vestdijks metafoor is typisch een geïsoleerde ‘inval’: speels, bijzonder, individueel, maar niet