Vestdijkkroniek. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| ||||||||||
René Marres
| ||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||
huis wordt gehaald na de dood van zijn echtgenote. Roel en zijn familie vinden haar aardig. Na een tijd stuurt Heslinga haar echter weer weg. Waarom ik haar speciaal vermeld zal nog duidelijk worden. In de loop van de tijd krijgt Roel, wanneer hij ongeveer achttien jaar oud is, verhoudingen met een nichtje van Heslinga, Jantine Schurink, die twee jaar jonger is dan hij, en zijn dochter, Koosje, die drie of vier jaar ouder is. Waarom juist die? Is dat toeval? Voor Jantine voelt hij, zoals al door verscheidene auteurs werd opgemerkt, onder andere medelijden (Jessurun d'Oliveira, 319; Fens, 164). Deze drijfveer is ook in de Anton Wachter cyclus een bekend motief om van een meisje te gaan houden (Marres, 1981, 112-124; 1983, 190-204). Verder is er seksueel heel wat met haar te beleven, een tweede beweegreden. Voor Koosje voelt hij echter weinig. Hij is eerder bang voor haar. Nu zal ik betogen dat de verhoudingen met beide meisjes toe te schrijven zijn aan het uitvechten van zijn vete en dat hij het erop aanlegt om vrouwen uit het vijandelijke kamp te veroveren. Bij Jantine is dat zijn derde beweegreden. Fens heeft hier in één zin op gewezen: Er is evenwel in de aantrekkingskracht van Jantine ontegenzeggelijk ook dit element: dat zij banden heeft met de Heslinga's: de buit is ook een uit het gehate nest geroofde (164). De Jonge heeft kort uiteengezet dat de roman het boek van de wraak is (27), maar richt zich vooral op Bijbelse en getallensymboliek. Op afbetaling is ook een roman van wraak, maar op een meer gebruikelijke manier, door verminking en doodslag. In Zo de ouden zongen... zijn liefde/seks en vete/vergelding op opmerkelijke wijze verbonden. Daarop zal ik diep ingaan, want niet iedereen zal door zo'n aperçu als van Fens meteen overtuigd zijn. Hartkamp (1989, 45-46) poneert dat de liefde voor Jantine niet een afgeleide is van Roels haat: deze wordt wel degelijk door Jantine veroverd, met name door haar stem, en er zijn ook nog andere redenen voor zijn fascinatie, zoals seks. Ik heb al gewezen op die andere redenen, maar zal proberen te laten zien dat de wil tot machtsuitoefening domineert. Het is overigens niet zo dat Roel bewust vanuit de vete als beweegreden toeslaat, maar achteraf voelt hij dat die de reden was. We mogen daarom veronderstellen dat dit motief hem van meet af aan min of meer onbewust bepaalt. Dat ziet hij ook meer dan eens in wanneer hij beseft verliefd op Jantine te zijn, al ontkent hij aan het slot dat het daarom ging. | ||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||
Wat Koosje betreft zal het mijns inziens niet zo moeilijk blijken om mijn stelling waar te maken, maar met Jantine is het niet eenvoudig, omdat hij duidelijk ook om het meisje geeft. Ook bij haar gaat het hem echter, naast seks, om macht. Voor zijn gevoel is het bezitten van een vrouw van de tegenpartij vermindering van de macht van die partij en vermeerdering van de zijne en van zijn familie. Dit kun je een archaïsch of primitief gevoel vinden, maar wie durft te beweren dat het tegenwoordig niet meer voorkomt? Dit motief uit de roman is dus, zoals De Jonge (27) al betoogde, een ander dan dat van Shakespeares Romeo en Julia. Weliswaar bemint Roel iemand van de vijandelijke familie, maar dit is geen toevallige, ongelukkige omstandigheid. Hij houdt van haar, omdat ze tot die familie behoort. In de roman wordt de vergelijking gemaakt. Roels vader veronderstelt dat Shakespeare zeker geloofd zou hebben dat er een verband moet bestaan tussen de familievete en de keus van het meisje (196). Niemand kan weten wat Shakespeare geloofd zou hebben, is mijn commentaar, maar in het toneelstuk tref je Vestdijks motief niet aan, al kun je het desgewenst er een beetje in leggen. In deze roman is het expliciet aanwezig als kernmotief en dat maakt de originaliteit ervan uit. | ||||||||||
Een gefrustreerde annexatie: JantineEerst iets over Roels besef van macht. Als hij een zekere Gilles met Koosje Heslinga ziet lopen, luidt het ‘Gilles () kon wat mij betreft doodvallen, maar ik gunde de Heslinga's geen machtsuitbreiding op wie dan ook’ (44), d.w.z. hij gunt Koosje geen verloving. Een erotische relatie wordt door hem als een kwestie van machtsuitbreiding gezien. Wanneer hij op school kennis maakt met Jantine gelooft hij dat ze wellicht voor hem in de nevel van het jeugdige en ongevormde zou zijn teruggezakt als hij niet gehoord had dat ze een nichtje van Heslinga was, hetgeen hij later nog eens denkt (186). Dit spichtige meisje, dat veel krijst, betekent voor hem ‘een machtsuitbreiding van de kant van Heslinga’ (98). Zijn de gewone Heslinga's zwarte ratten, zij is meer een kleine witte muis, een verkeerde Heslinga, een indringster (99). Roel vindt Jantine in het begin afstotelijk lelijk (100). Hieraan zal bijdragen dat hij haar ziet als lid van de vijandelijke familie, maar men kan zijn latere verliefdheid dus in elk geval niet uit haar schoonheid of aantrekkelijkheid verklaren. Eerst boezemt hij haar angst in met dreigend opgeheven hand. Zij laat zich echter niet zomaar onderwerpen: ze | ||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||
stompt hem een andere keer met twee handen in de rug. Ze zal blijken iemand met een eigen wil te zijn. Hij stelt zich voor dat ze zoent ‘met droge, koude roerloze lippen, waar opeens een hapachtig schokje in kwam, en dat was dan de zoen geweest’ (117). Als een vis dus, het tegendeel van aantrekkelijk. Maar toch, zou ze niet fris ruiken, naar hooi bijvoorbeeld? Met deze gedachte komt het belangrijke motief van seks naar voren: Jantine is een boerendochter over wie het gerucht de ronde doet dat ze seksueel alles gedaan heeft en zelfs in een hooiberg incest gepleegd met haar broer. Iets wat Roel benauwt, maar ook weidse vergezichten opent en ertoe stimuleert dat hij later op dat gebied alles van haar gedaan zal krijgen. Vervolgens krijgt hij medelijden met haar wanneer een medeleerling haar de bons geeft. Hij vraagt zich dan af of hij soms verliefd op haar is, maar dat kan niet, denkt hij, want het is een Heslinga-meisje (121). Dit schijnt tegen het idee te spreken dat hij haar wil, omdat ze verwant is aan de vijandelijke familie. Hij denkt hier conventioneel. Daardoor hoeft de lezer zich echter niet te laten misleiden, want vele andere gedachten en gevoelens spreken ertegen. Op een schoolbal gunt hij het niemand anders om Jantine naar huis te brengen. Hij heeft een bezitsinstinct ten opzichte van de Heslinga's. Hij voelt zich dan ‘geketend aan het volstrekt fatale en onbegrijpelijke van een aannemersfamilie’ en erkent verliefd te zijn op Jantine en het altijd geweest te zijn ‘vanaf dat die andere vervloekte naam [Heslinga] met haar in verband was gebracht’. Maar ook weet hij, wat De Jonge (27) ook al aanhaalde, ‘dat het bij een iets andere samenloop, andere leeftijdsverhoudingen () evengoed Koosje had kunnen zijn’ (149). Het gaat er dus om dat Jantine een Heslinga is, tot het vijandelijke kamp behoort. Vijanden haat men gewoonlijk. Haat behoort naast angst en hunkering ook tot zijn gevoelens (149). Waarom zou hij een vrouw van een gehate vijandelijke stam liefhebben? Zij betekende toen ze op school kwam een machtsuitbreiding van de Heslinga's en dat persoontje gaat hij nu trachten te annexeren. Zo maakt hij die machtsuitbreiding onschadelijk en keert die om ten gunste van zichzelf. Jessurun d'Oliveira (314) meent dat Roel zijn pas ontloken liefde een keer een ramp noemt, omdat de machtsuitbreiding van de Heslinga-familie, die hij had willen tegengaan, zich nu ook over hem zelf uitstrekt. De vete zou beginnen af te brokkelen. Dit lijkt logisch gedacht, omdat Roel het eerder als machtsuitbreiding van de Heslinga's beschouwde als Koosje een verloofde zou krijgen. Toch is het omgekeerde het geval. Als | ||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||
Roel met een Heslingameisje gaat ligt het namelijk anders, omdat hij kan proberen haar te stelen. Het houdt in dat hij als mogelijk veroveraar vijandelijk territorium binnendringt. Hij vindt zijn liefde ook een zaligspreking (162). Hoe ze zich gaat ontwikkelen zal over de betekenis ervan beslissen. Hij zal macht uitoefenen over een van de Heslinga's, maar lang niet volledig. De vete zal zich met dezelfde intensiteit voortzetten, ook na de verhouding met Jantine. In een merkwaardige en veelzeggende droom omhelst hij, na een afspraakje met Jantine, de naakte mevrouw Grootjes, de al vermelde, weggestuurde, tweede vrouwelijke huisgenote van Heslinga. Jantine schuilt in iedere naaktheid en omhelzing, en Koosje heeft er ook mee te maken, luidt het (168). Hij droomt niet speciaal van de jonge Jantine, op wie hij verliefd is, zoals je zou verwachten bij gewone verliefdheid, maar van de Heslingavrouwen, de oudere mevrouw Grootjes voorop, die hij niet eens aantrekkelijk vond, al nam haar stem hem voor zich in (77). Het gaat hem niet speciaal om Jantine, het gaat hem om het bezitten van de vrouwen van het vijandelijke kamp. Zij is een geschenk van de vijandschap van twee families, heet het (170). Dit impliceert dat het juist door de vijandschap komt dat hij Jantine met gedeeltelijk succes probeert te veroveren. Zijn liefde is geboren uit zijn haat en daardoor gedicteerd. In een beslissende scène vraagt hij haar dat ze in het huis van zijn familie komt slapen en niet meer naar de hare terugkeert. Hij heeft dan al gedacht dat ze nooit van de Heslinga's af zal komen en nooit zal begrijpen dat ze hen moet haten om zijnentwil. Ze weigert en hij zegt dat het dan uit raakt tussen hen (209-210). Dat neemt hij wel terug, maar hierna begint de neergang van hun relatie. Zij laat zich niet losweken uit de Heslinga-familie, ofwel, primitief uitgedrukt, zoals bij hem past: ze laat zich niet meeslepen naar zijn hol. (Later heeft ze een keer wèl felle kritiek op de Heslinga's, maar dat is voor hem dan nergens meer voor nodig (257). Ze wil dan geen seks meer en hij heeft Koosje als plaatsvervangster genomen.) Na haar weigering wordt hij ziek. In koortsvisioenen neemt hij denkbeeldig wraak op Jantine en vooral: hij stelt zich voor dat hij Heslinga verwijt hem en zijn familie het leven onmogelijk te hebben gemaakt, waarop de man antwoordt: Moet het dan zo? Ik kan dat toch niet toelaten? Eerst Koosje al, wat heb je met Koosje gedaan? Je zat op een muur met een ander satanskind. [Hij en een vriend bespiedden Koosje tijdens een vrijpartij.] Toen met mevrouw Grootjes ()Wat heb je met háar gedaan?() ze is weg, jouw schuld. Daarna mijn eigen nichtje (212/213). | ||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||
In deze wraakdroom van Roel verwijt Heslinga hem meer dan hij bewerkt heeft. Niet Roel, maar Heslinga zelf, heeft mevrouw Grootjes afgestoten. Roel zou kennelijk wel willen meer tegen Heslinga gedaan te hebben, al mocht hij deze vrouw. Koosje werkelijk pakken, in plaats van met zijn gluurdersblik, daar zal hij pas later aan toekomen. Een onthullende fantasie van hem geeft uitsluitsel over wat hem bezielt: daarin neemt hij Jantine in een steeg, waarbij Heslinga voorbij komt en het ziet. Een scheldduel volgt (214). Dit toont aan dat haar seksueel bezitten voor Roel het tarten en de machtsvermindering van de vijand betekent. Wat is de sociale achtergrond van dit alles? Men kan hier denken aan het vroegere gebruik dat de vader, die zijn dochters financieel onderhield, een dochter weggaf aan een toekomstige echtgenoot, die haar dan op zijn beurt ging onderhouden. Roel pakt een meisje zonder toestemming, laat staan onderhoudsplicht. In die tijd was er dan uiteraard het risico van een onecht kind, hetgeen als een schande werd beschouwd en maatschappelijk onaangename gevolgen had. In de roman wordt gezegd dat dit door anti-conceptie maatregelen wordt voorkomen. Hoe dan ook, het gezag van de familie, in dit geval een oom, wordt genegeerd en bespottelijk gemaakt. En de meisjes verliezen volgens de normen van die tijd hun eer en kunnen vrijelijk voor sletten uitgemaakt worden, hetgeen weer terugslaat op hun familie. Jantine wordt door haar broer Abram voor ‘hoer’ uitgescholden (207/208). Roel doet hier verontwaardigd over, maar heeft wel mede bewerkt dat het zover kwam. Wanneer Jantine vervolgens van school wordt genomen schaamt hij er zich voor dat men haar van hem heeft afgepakt, voor zijn machtsverlies dus. Hij meent dat zijn liefde voor haar niet verminderd is, maar wel veranderd (214). Echter: ‘Wie steeds maar van ()de oude Heslinga heeft gedroomd kan moeilijk nog als volwaardig minnaar gelden’ (219). D.w.z. hij hield niet van het meisje om haar zelf. Zijn liefdesgevoel wordt al gauw vager en krachtelozer (220). Jantine wil geen seks meer. Wanneer hij haar nog eens op haar boerderij bezoekt, valt ze tegen en is demonstratief onaantrekkelijk. Maar hij heeft ook nooit een lief of knap gezichtje liefgehad, overpeinst hij, maar ‘haar naam() Haar familie, haar noodlot en het mijne’ (233). Dat noodlot creëert hij zelf door het verbeten volgen van wat zijn verbeeldingskracht hem ingeeft over de Heslinga's.Ga naar eind1. | ||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||
Een tijdelijke overwinning: KoosjeDan gaat hij aan Koosje denken als een bemiddelaarster tussen hem en Jantine. Koosje heeft hem wel eens gewaarschuwd voor haar broer Abram en is hem dus gunstig gezind. Ze heeft een hekel aan haar familie. Zij vertoont dus zwakke plekken, die een aanval begunstigen. Eerst lijkt contact met haar hem echter contact met een walgelijke familie. Net als bij Jantine, is hij niet meteen welbewust uit op verovering. Koosje geeft bij hun eerste ontmoeting af op de seksuele zeden van haar familieleden en ze steekt haar hand achter zijn jaskraag, waardoor hij aan intimiteiten gaat denken. Met haar bemiddelaarsrol wordt het niets. Zijn motief om haar daarvoor in te schakelen is nauwelijks serieus te nemen, want hij zoekt ondertussen Jantine zelf op. Hij heeft echter zin in een nieuw meisje, nu Jantine seks afwijst. Wanneer hij fantaseert over Koosje zoenen lijkt dit hem eerst iets wat vermeden moet worden en onzinnig is. Dat is weer zijn conventionele, oppervlakkige reactie, zoals hij in het begin ook ten aanzien van Jantine had. Maar onder conventies en oppervlakkig denken ligt iets anders op de loer. Dit fantaseren gebeurt ‘in geheimzinnige en afgelegen streken’ van zijn ziel, luidt het, ‘waar Heslinga als opperduivel troonde, en slanke en in zwart bont gehulde duivelinnen’ (Koosje) hem belagen. En dan heeft hij al een vrijplan met Koosje, dat volgens hem echter geen wraakneming is, omdat het te positief is en geen corvee (242). Dat is echter helemaal geen argument tegen het idee dat het wraak is! Het aangename en vergelding kunnen samengaan. Hij vindt het mooiste van alles dat hij een beetje bang is voor haar. Ze is behalve een paar jaar ouder ook wat langer dan hij. Dat vindt hij allemaal prikkelend, al boezemt ze hem een zekere afkeer in. Zij is ‘donker en heerszuchtig en een tikje wreed als Koosje behoorde te zijn’ (243). Haar veroveren gaat dus niet alleen betekenen een Heslinga bezitten, maar ook een vrouw proberen te overwinnen, die hem bang maakt. Als ze bij een volgende ontmoeting weer begint met haar hand achter zijn kraag denkt hij: als ze me gaat wurgen zal ik dat dan het eerst aan haar gezicht merken of aan haar hand? Koosje fluistert ‘niet doen’ en ‘ik wil niet’ (249). Hij doet wat ze zegt niet te willen en verkracht haar dus volgens de normen van de huidige tijd. Volgens de minder strenge normen van toen misschien niet, want later blijkt ze het goed gevonden te hebben. Hij denkt: ‘Tenslotte ()betaalde zij met haar lichaam de schadevergoeding voor het huis, waaruit vijf jaar tevoren mijn ouders waren verdreven’ | ||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||
(250). Ze betaalt graag, ze geniet ervan. Het is dus niet of maar voor een klein deel zo dat haar hebben wraak nemen op haar is, maar via haar wil hij de oude Heslinga treffen. Hij fluistert als hij met haar in de weer is: ‘zo moest je vader ons eens zien’ (250). Pas als die het ziet zal de overwinning compleet zijn. Met Jantine had hij uitwisselingen van tederheid, met Koosje niet. Koosje lijkt soms een willekeurig wezen, omdat hij niet van haar houdt, maar dan twijfelt hij daar weer aan. Eerder dacht hij immers dat hij evengoed van Koosje als van Jantine had kunnen houden, daar het beiden Heslinga's zijn. Vroeger was hij bang voor haar geweest; nu kronkelt ze onder zijn handen. Toen had hij als voyeur haar hoofd omgekeerd gezien, terwijl ze samen was met Gilles; ‘nu, vier jaar later, nu is haar hoofd recht, en de rest is van mij’ (252), denkt hij triomfantelijk. Zijn liefde, voor zover aanwezig, of neutraler gezegd: de aantrekkingskracht die zij voor hem heeft, berust op zijn machtsuitoefening. Afkeer van Koosje neemt, nadat hij haar en het Heslinga-achtige in haar bedwongen heeft, echter tamelijk snel de overhand. Ze blijkt meer en meer geneigd zichzelf en hem te laten betrappen. Een keer komen ze, na het vrijen, terwijl zij haar kleren nog in orde aan het maken is, Heslinga tegen. Hij moet hen heel goed gezien hebben, denkt Roel (260). Wat fantasie blijft bij Jantine wordt dus met Koosje werkelijkheid. Dat was wat hij vanaf het begin wilde. Maar Heslinga gaat niet schelden, zoals in de fantasie. Zij wil de vrijerij steeds dichter bij haar ouderlijk huis laten plaats vinden, wat Roel te roekeloos is. Maar hij begrijpt heel goed wat ze beoogt, zonder het te kunnen uitleggen. Namelijk, vul ik aan: uitdagen, wat hij ook wel wil, maar hij durft niet zo ver te gaan. Koosje belichaamt datgene waar voor zijn gevoel de Heslinga's voor staan. Zij doet hem pijn en is op destructie uit. Angstdromen tonen hem haar als een monster, dat hem opvreet en weer uitspuwt. Hij overpeinst: ‘Eigenlijk had mijn vader zich met Koosje moeten afgeven, iedere avond () tot er de dood door uitputting op volgde’ (265). Want het is wraak en die had de vader volgens de zoon grondiger moeten nemen. Nadat hij haar haar congé gegeven heeft verklapt ze de verhouding aan Jantine, die hem daarop de bons geeft. ‘Bij Koosje moest van het totaal der liefde natuurlijk altijd de liefde zelf afgetrokken worden, - op dat ene restant na: de Heslingaliefde, - ()’ (268), heet het paradoxaal. Hij houdt niet van haar in enigerlei ideële zin, begeert haar seksueel vanuit de behoefte haar te onderwerpen, hetgeen echter evenmin definitief gelukt als met Jantine. Hij kent geen Heslingaliefde, hij haat hen, maar hij wilde haar, omdat ze een Heslinga | ||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||
is, van wie hij een afkeer heeft. Dat wordt liefde genoemd, omdat hij haar wilde hebben. Nadat hij Koosje heeft afgedankt, en Jantine hem, heeft hij het gevoel aan één vrouwmens, Jantine-Koosje geheten, ontsnapt te zijn (268). Zijn ‘zending’, die hij zichzelf opgelegd had, is voltooid, voor zover dat te bereiken was. | ||||||||||
Het zelfbedrog van de oudere manDe slotbeschouwing van Roel als oudere ik-verteller is merkwaardig. Hij kijkt in de roman terug op zijn jeugd en probeert meestal de gevoelens van toen te vertolken, maar openbaart hier en daar zijn gevoelens van nu. Hij constateert dat de zoenen, die hij en Jantine aan het eind van hun relatie nog uitwisselden, tenslotte elke overtuiging en warmte misten, maar voegt eraan toe later gedacht te hebben dat dit een vermomming was van zijn niet verdwenen liefde voor haar (269). Hoe kan gebrek aan warmte en overtuiging nu een vermomming zijn van een niet verdwenen liefde?! Het lijkt erop dat de oudere ik-verteller dit er later van maakt, omdat hij het zo wil zien. In de slotbeschouwing ontkent hij wat in het voorgaande zo duidelijk tot uitdrukking is gekomen. Volgens de ouder geworden Roel is de enige reden dat Jantine en hij niet getrouwd zijn dat ene jaar dat ze elkaar niet mochten zien en elkaar daarom te ongeregeld zagen. Hun liefde was ‘een bezeten bezien en betasten, zoals alleen het lichaam dat kent, - wie dat afsnijdt snijdt alles af’ (270), meent hij. Hier brengt hij zijn liefde dus terug tot hun of in elk geval zijn ontloken, overweldigende seksuele begeerte. Hij vergeet zijn medelijden, waarmee zijn liefde begon. Hij vergeet ook dat de reden dat er geen seks meer was bij hun ontmoetingen tijdens dat ene jaar was dat Jantine dat niet meer wilde. Hij ontkent zelfs dat het feit dat ze een Heslingaverwant was ermee te maken had: Ook dat Jantine niet meer in de bancirkel der Heslinga's leefde, en daardoor haar betovering voor mij verloren had, is een overweging waarmee men mij niet aan boord moet komen (270). Deze overwegingen spreken veel van wat we gelezen hebben tegen of negeren het. Mijns inziens lijdt de verteller aan zelfbedrog. Hij, die getrouwd is en een paar kinderen heeft, wil om redenen, die we niet te horen krijgen, zijn liefde voor Jantine nieuw leven inblazen. Hiervoor is nodig dat hij ontkent wat die liefde voor hem betekende, behalve het | ||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||
seksuele element, want als hij de volle betekenis ervan erkende zou hij moeten inzien dat het idee van de Heslinga's bestrijden via hun vrouwen alleen in de onherroepelijk voorbije jeugd serieus genomen kon worden. Hij heeft kennelijk heimwee naar die jeugd, naar de tijd dat seks nog een nu verloren gegane ‘bezeten wellust’ (204) voor hem was, waaraan hij zich totaal overgaf. Ook die bezetenheid is uiteraard niet terug te halen, omdat ze afhankelijk was van de initiatie in het ongeremd seksuele, zodat zijn gevoel van oudere man geheel op een illusie berust, waaraan hij zich vastklampt. Dit doet denken aan de trouw aan de aanvang der liefde, waarover Vestdijk het heeft in zijn essay ‘Waarom blijft men trouw?’. Daarin zegt hij een paar dingen, die op de ik-verteller van toepassing zijn, zoals dat we trouw zijn ‘aan het gefixeerde beeld, aan de tot idee geprojecteerde volmaaktheid van het vluchtige moment’ en: ‘In iedere liefde komt een moment, dat de minnaar terug wil’ (52). Dat is wat Roel wil: terug. Maar als iemand dit gevoel heeft zijn er twee uiteenlopende reacties mogelijk: gelijktijdig besef dat het onmogelijk is, zoals Anton Wachter weet ten aanzien van Ina Damman, en dat hij vooruit moet als hij wil leven, of niet kunnen accepteren dat het voorgoed voorbij is, zoals met Roel het geval is, en daarom het verleden fout opvatten en kunstmatig proberen het vroegere liefdesgevoel weer op te wekken. Roels liefde voor Jantine is samengesteld uit drie elementen die al in de Anton Wachter cyclus voorkwamen, medelijden in het begin, sterke seksuele begeerte later en uitbreiding van macht steeds. Maar deze laatste beweegreden, die in de cyclus terloops even opduikt, en ten aanzien van een volkomen ondergeschikt personage, is hier tot een obsessie uitgebouwd. Dit kernthema komt mij, als gezegd, hoogst origineel voor. Ik herinner me geen andere roman waarin het zo centraal staat. En het is in mijn ogen overtuigend uitgewerkt. Hartkamp (1988, 103) heeft gesteld dat macht en liefde de twee polen zijn waartussen het werk van Vestdijk zich beweegt. Macht stelt het ik voorop, liefde plaatst de ander in het middelpunt. Beide uitersten zijn gedoemd te mislukken, aldus Hartkamp. In Zo de ouden zongen... doordringen deze twee polen elkaar. Machtsbegeerte verandert zich hier in, of neemt de gedaante aan van, liefdesbegeerte en de schipbreuk ervan is onontkoombaar, al wil Roel dit niet erkennen. | ||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||
Bibliografie
|
|