De zin die ik wil analyseren, staat in de tweede strofe, de derde en vierde regel ervan. Kusters las die zo: alles (het kruis, het overstag, de losse haren) biedt een overmachtige weerstand tegen het ontmoeten. Met andere woorden: die twee schaatsen wel samen, maar ze zouden het eigenlijk niet willen. Ze wensen elkaar niet te ‘ontmoeten’, niet verliefd te worden. Deze uitleg levert allerlei merkwaardigheden op. Het ‘kruis der armen’ (zijn rechterhand in haar rechterhand, zijn linkerhand in haar linkerhand, zodat hun armen zich kruisen,- wordt er zo nog geschaatst?) wordt bij Kusters: ‘de armen gekruist op de rug’. Het ‘overstag der voeten’ (samen, tegelijk de ene voet over de andere zetten,- een beeld voor de eenheid van het paar) wordt: ‘de benen verwikkeld in een balletachtig spel met zichzelf’. ‘De losse haren onder mutsenvacht’ (de haren van het meisje, die onder haar muts uitkomen,- ‘losse haren’ is door de eeuwen heen een beeld voor de erotische verleiding geweest) wordt: de haren zijn verborgen onder haar muts. Kusters constateert wel dat in de derde strofe sprake is van een ‘schaatsen naar de verliefdheid’, maar hij merkt niet op, dat die (juiste) interpretatie in strijd is met wat hij daarvoor beweerde. Want als het schaatsen een ‘weerstand tegen de verliefdheid’ is, hoe kan het dan tegelijk een ‘beweging’ naar de verliefdheid zijn?
De knoop zit in de al gesignaleerde kronkelzin: ‘Alles biedt den weerstand tegen 't ontmoeten, / Dat wij zoo lang vermeden, overmacht, / Een korte tijd [...]’. Let erop, dat er niet staat: ‘Alles biedt weerstand’ (zo is toch de uitdrukking), maar: ‘Alles biedt den weerstand’. Dat wijst er al op, dat hier waarschijnlijk iets anders staat dan de snelle lezer verwacht. De leraar Nederlands die deze zin in een proefwerk voor de derde klas atheneum durft op te nemen, zou volgens mij de volgende ontleding goed moeten rekenen: ‘Alles’ is onderwerp; ‘biedt’ is gezegde; ‘overmacht’ is lijdend voorwerp; ‘den weerstand tegen 't ontmoeten, / Dat wij zoo lang vermeden’ is meewerkend voorwerp. Wat staat hier dus? ‘Wij’ (de twee schaatsers) hadden een weerstand tegen het ontmoeten van elkaar. We vermeden dat ook zo lang mogelijk. Maar nu we samen schaatsen, vormen ons armenkruis, het overstag van onze voeten, jouw losse haren vanonder je muts een overmacht tegen die weerstand. Hij breekt bijna. We schaatsen als het ware naar onze verliefdheid toe.
Als men de zin zo interpreteert, valt ieder onderdeel op zijn plaats. Dan is de ijstocht inderdaad een beeld voor de aarzelende verliefdheid. Samen schaatsen betekent traditioneel immers ‘samen iets hebben’; het is iets feestelijks, iets tegen de verliefdheid aan. In Vestdijks romans functioneert het in ieder geval op deze manier. Deze gevoelservaring heeft