Vestdijkkroniek. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Kees van der Zwan
| |
[pagina 18]
| |
man. En dat had als gevolg dat Vestdijk het typoscript nòg eens met blauw-zwarte inkt is gaan wijzigen, ditmaal met het oog op het in de roman opnemen van het verhaal. Bij het vaststellen van de tekst die Vestdijk ooit als afzonderlijk verhaal heeft willen publiceren, moest die laatste categorie wijzigingen natuurlijk genegeerd worden. Maar hoe is nu te zien welke veranderingen bedoeld waren om de verhaalkopij te vervolmaken en welke om het verhaal in de roman in te passen? In een enkel geval leverde dat geen probleem op, maar in veel andere gevallen wel. Met inkt aangebrachte doorhalingen, bijvoorbeeld, konden hier twee betekenissen hebben: ‘dit gedeelte moet niet in het verhaal terechtkomen’, maar ook: ‘dit gedeelte is inmiddels in de roman opgenomen’ (het was immers Vestdijks gewoonte om in zijn schema's door te halen wat hij ‘verwerkt’ had). Uiteindelijk bleek dat veel doorhalingen een onderdeel vormen van een niet ongecompliceerd systeem van in de marge geplaatste rode potloodkruisen, verticale rode potloodstrepen en daarbij behorende getallen, een systeem waarmee Vestdijk aangaf wat er in het romanmanuscript moest komen, en in welk hoofdstuk. Ook sommige met inkt aangebrachte verplaatsingsaanwijzingen en toevoegingen bleken samen te hangen met dit systeem, en dus met het romanmanuscript. Hierdoor kon er worden vastgesteld wat de laatste versie van het verhaal moet zijn geweest. Toch bleven er een paar onzekere lezingen over, die overigens van betrekkelijk ondergeschikt belang waren. In die twijfelgevallen is er gekozen voor de lezing die overeenkomt met die in het manuscript van het verhaal.
De door Vestdijk gebruikte spelling van De Vries en Te Winkel en zijn interpunctie zijn ongewijzigd overgenomen. Alleen zijn de dubbele aanhalingstekens vervangen door enkele.
Dank ben ik verschuldigd aan T. van Deel, die mij wees op het bestaan van het verhaal, aan mevrouw A.C.M. Vestdijk-van der Hoeven, die mij toestemming gaf de bronnen te bestuderen, en aan de afdeling Documenten van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag, waar ik alle mogelijke medewerking kreeg. |
|