Vestdijkkroniek. Jaargang 1993
(1993)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||
R. Marres
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||
1968, opnieuw uitvoerig aandacht aan Kafka besteed. Ik was benieuwd of Vestdijks interpretatie van Kafka, en vooral van diens roman Het proces, met de mijne zou overeenkomen, die me bij een recente herlezing inviel. Natuurlijk kunnen Vestdijks opstellen me daarbij beïnvloed hebben, maar ik geloof dat niet want het was op dat moment lang geleden dat ik ze gelezen had. En mijn opvatting staat ver af van de zijne in zijn eerste studie en in Het wezen van de angst. Door Vestdijks interpretatie af te zetten tegen de mijne en, op beperkte schaal, een paar andere interpreten, kan uitkomen wat typerend voor hem is. In zijn baanbrekende studie ‘De realiteit bij Franz Kafka’ poogt Vestdijk eerst moeizaam zijn Kafka-interpretatie in te bedden in een algemeen kader. Daarna maakt hij een aantal treffende opmerkingen, die bijna steeds door aanhalingen, in de voetnoten opgenomen, worden ondersteund. Het eerste deel van het opstel heet ‘Het ijspaleis’. Vestdijk laat daarin zien hoe de mens in Kafka's wereld niet kan leven en toch moet leven. Hij wijst erop dat een vermenging van weerbaar rationalisme en kinderlijke onbevangenheid tegenover de realiteit karakteristiek voor Kafka is en zegt dat je dat bij geen enkele andere moderne romanschrijver, voor zover hem bekend, aantreft. De beide K's uit Het proces en Kafka's laatste roman, Het slot, waarin de hoofdpersoon een erkende plaats in het leven tracht te veroveren op de autoriteiten, hebben deze combinatie in sterke mate. Vestdijk acht deze twee tendenties tegenstrijdig, ik vind dat niet. Kinderlijke onbevangenheid is juist nodig om het irrationele van de schijnbaar vanzelfsprekende gewoonten en absurditeiten te beseffen en er de eigen rationaliteit op los te laten. Vestdijk typeert de hoofdpersonen uit de laatste twee romans terecht als ‘denkmachines’, die zich door hun argeloze oprechtheid evenzeer in onze aandacht aanbevelen als door hun voorbeeldige redelijkheid. Door hen wordt ‘Aan de logica () de wereld gemeten; en het blijkt nu dat de wereld zich van de logica bitter weinig aantrekt en haar eigen gang gaat’ (1936, p.175). Heel juist. Vestdijk werkt dit uit. Zelfs als de hoofdpersoon meent een bepaald segment van de buitenwereld een beetje te kunnen beoordelen, dan blijkt dat dit segment als onderdeel van een groter geheel niet veel betekent, zodat hij er niets mee opschiet. De wereld is wel hiërarchisch geordend, maar onttrekt zich aan iedere overzichtelijke beschrijving. Vestdijk interpreteert de bureaucratische orde waartegen de hoofdpersonen moeten kampen als een (niet verplichtende) allegorie van de modern-natuurkundige, causaal-mechanistische wereldbeschouwing, waarin voor het leven alleen plaats is wanneer het zich naar de natuurwetten | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||
voegen wil (p. 180, ook 186, 197). Dat wil er bij mij niet in. De bureaucratische ‘orde’ in de romans is zo vol menselijke willekeur, door Vestdijk (1979, p. 502) later ook opgemerkt, dat de wetmatigheid ervan niet te ontdekken is, zoals Vestdijk ook aangeeft. Terwijl de causaal-mechanistische wereld daarentegen juist heel voorspelbaar werkt. Naar mijn oordeel is deze zogenaamde ‘bureaucratische orde’ niet meer dan wanorde en willekeur, die een schijn van orde wekt. Er staan vele aperçu's die ik heel goed vind en het heeft weinig zin die allemaal over te nemen. De lezer kan zelf van het opstel kennis nemen. Maar als voorbeeld wil ik vermelden dat volgens Vestdijk de beide K's niet slechts rationalist zijn, ze staan ook voor de menselijke waardigheid (187). Ik kom er nog op terug waarom die voor Josef K. uit Het proces zo belangrijk is. Vestdijk besluit het tweede deel van zijn opstel met de opmerking: ‘dat men ook in déze infernale wereld met redelijkheid en goede wil leven kan, is tevens een waarborg ervoor dat wij het kunnen in de onze’. Wel erg optimistisch, vind ik. Josef K. in elk geval kan niet voortleven in zijn infernale wereld. Vestdijk licht het nog toe in een noot: ‘De wereld wordt moeilijker (en waardelozer) gemaakt dan zij in werkelijkheid is; dit geeft de lezer de overtuiging, dat de werkelijkheid gemakkelijker (en waardevoller) is dan zij schijnt.’ (198). Zo kun je reageren. Ik reageer echter anders: ik geloof dat de wereld wel niet steeds zo is als in deze twee romans, ten minste niet in die sterke mate, maar dat ze zo kàn zijn, en dat deze romans de symbolische, juiste uitbeelding behelzen, juist, als je het karikaturale ervan aftrekt, van een mogelijke werkelijkheid, die steeds op de loer ligt. Weliswaar wordt lang niet ieder afgemaakt op de manier van Jozef K., maar velen zijn het in de loop van de geschiedenis wèl. Als het je niet gebeurt heb je geluk gehad. Als men deze boeken zo leest, bieden ze geen sterkte, maar inzicht. | |||||||||||||||||||||||||||
Schuldig of niet?Het derde deel van zijn studie gaat over een van de belangrijkste kwesties in de Kafka-interpretatie, de vraag of Josef K. in Het proces door het gerechtshof vervolgd wordt wegens enigerlei schuld. Om de lezer die deze onvergetelijke roman helaas niet kent enig houvast te geven presenteer ik een paar feiten eruit. Josef K. wordt op een ochtend onder arrest gesteld door ambtenaren van een onbekend gerechtshof. Aan het eind van de dag maakt hij juffrouw Bürstner die in zijn pension woont het hof. In hoofdstuk 2 bezoekt hij een chaotische zitting van het gerechtshof en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||
houdt een protestspeech. Vervolgens (hs. 3) gaat hij op onderzoek in de lege zittingzaal en de griffies; er blijken ook andere aangeklaagden te zijn. Dan verklaart een vriendin van juffrouw Bürstner dat deze laatste geen gesprek meer met hem wil (4). In 6 vindt een oom dat hij een advocaat moet nemen. Ze bezoeken er een, die een verpleegster, Leni, heeft, waarmee K. een verhouding begint. Ondertussen wordt meer dan eens gezegd dat het er niet goed voorstaat met het proces. Hij bezoekt een hofschilder die hem wenken geeft om te ontkomen aan een vonnis, die hij niet opvolgt (7). Hij zegt zijn advocaat op, iets ongehoords dat volgens de advocaat - tot dan toe - nooit door iemand gedaan werd (8). In 9 heeft K. in de domkerk een gesprek met een kapelaan, die hem de parabel ‘Voor de wet’ vertelt die ze proberen te interpreteren. Daarna wordt K. geëxecuteerd (10). In deze samenvatting komt niets van de betekenis van deze mysterieuze roman uit. Die komt nu aan de orde. Vestdijk begint met te zeggen dat wie beweert dat Kafka de schuld tot de eigenlijke levensinhoud maakt zwaarwegende argumenten tot zijn beschikking heeft: ‘Der Prozesz’ b.v. is één grote apotheose van de schuld, van het schuldgevoel, van de morele angst.’ (200). Maar onmiddellijk brengt Vestdijk hier veel tegenin. Ten eerste heeft Josef K. zich voorzover hij weet nergens aan schuldig gemaakt. In de tweede plaats wekt de vervolging waaraan hij bloot staat niet zozeer schuldgevoel bij hem op als angst, moreel onbezwaarde angst. Eerst de mogelijkheid van straf geeft hem het vermoeden, maar ook niet meer dan dat, dat hij schuldig zou kunnen zijn. (Dit laatste klopt voor verreweg het grootste deel van de roman, maar er is een uitzondering op, waarover zo meteen). Ik vind dit sterke argumenten tegen de schuldinterpretatie, vooral het feit dat K. zich nergens aan heeft schuldig gemaakt. Vestdijk vervolgt echter dat de hele geschiedenis zinloos zou worden, als men zich met dit inzicht tevreden stelde, en niet veel meer dan een ‘conte cruel’, een wreed verhaal, zou zijn. Er moet volgens hem meer achter zitten: Want wat is het ‘Gericht’ anders dan een projectie of objectivatie van een onbewust, een volledig verdrongen schuldgevoel bij Josef K.? Juist omdat het onbewust blijft, zodat () Kafka het ook niet hoeft te noemen! - kan het zijn demonische macht uitoefenen (). De vervolging die de angst opwekt is in waarheid een uitvloeisel ervan; primair is de morele angst () (200). Ik moet opmerken dat deze veel aangehangen schuldinterpretatie, bv. door Verhaar (1975) en De Visscher (1991), overigens om andere, op | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||
vage gronden berustende redenenGa naar eind2., weinig steun in de roman vindt. Zoals Vestdijk zegt wordt zo'n schuldgevoel niet genoemd. Er is wel een aanwijzing dat het gerechtshof een projectie van Josef K. zou kunnen zijn. Dat hij tegen een rechter van instructie zegt dat er slechts een proces is als hij het zelf erkent wijst echter nauwelijk in die richting. K. probeert zich dit wijs te maken als verdedigingsmanoeuvre en vanuit het gevoel ‘dit kan toch niet wat er hier gebeurt, het is te waanzinnig’, maar het kan wel, het gebeurt. De aanwijzing is dat de kapelaan in de dom zegt (ik vertaal vrij letterlijk): ‘Het gerechtshof wil niets van je, het neemt je op wanneer je komt en laat je vrij wanneer je weggaat.’ (1925, 189). Het lijkt er echter op dat dit niet juist is. In het begin gaat K. niet uit zichzelf: het gerechtshof ontbiedt hem voor een verhoor. Anderen weten ook van het proces af, zonder dat K. het hun verteld heeft. Als het hof een projectie van K. was, zou dit niet mogelijk zijn. De oom, de advocaat en Leni hebben een geheel andere opvatting dan de kapelaan. Zij beschouwen het gerechtshof als een onheilspellende realiteit, waartegen je je zo goed mogelijk teweer moet stellen. De moord aan het slot laat afdoende zien dat er niet met deze realiteit te spotten valt. Dat de kapelaan het onjuist voorstelt laat zich misschien hierdoor verklaren dat hij een actief lid is van het gerechtshof, de genoemde anderen niet. De aanname van schuld is een middel om de roman een bepaalde zin te geven. Zoals Vestdijk zegt: anders was hij slechts een wreed verhaal. Maar waarom zegt hij: ‘slechts’? Ik deel deze negatieve waardeschatting allerminst. | |||||||||||||||||||||||||||
Zelfbestraffing?Vervolgens gaat Vestdijk betogen dat schuld voor Kafka geen absolute grootheid is. Kafka heeft op verscheidene plaatsen de ontwikkeling van het schuldgevoel nagegaan, hetgeen onmogelijk zou zijn als in zijn ogen schuld niet afhankelijk was van iets anders, dus in wezen relatief. Gewapend met deze passages leest men dan ook Der Prozesz weer anders (201). De roman zou dan niet willen ‘“bewijzen” dat de mens steeds schuldig is, ook al weet hij het niet, maar dat schuld niet bestaat, ook al gelooft iedereen erin.’ In de tekst is wel het een en ander dat voor deze zienswijze pleit, betoogt Vestdijk. In de dom zegt K.: ‘Hoe kan een mens schuldig zijn?’, waarop de kapelaan antwoord: ‘Zo plegen de schuldigen te spreken’ (180). Mogelijk laat Kafka hier twee stemmen aan het woord, waartussen hij geen keuze wenst te doen. Dan zou Josef K. zo- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||
wel schuldig als onschuldig zijn. Hoe kan deze tegenstrijdigheid verklaard worden? Vestdijk antwoordt: K. heeft een fout begaan en begaat die nog steeds en daar deze fout hem niet bewust is, voelt hij zich ‘schuldig’ en projecteert de ‘schuld’ in het waansysteem van het ‘Gericht’. Deze opvatting wil Vestdijk hanteren als werkhypothese. De fout die K. begaan heeft is niet hetzelfde als schuld. Vestdijk laat dan zien hoe Kafka het onstaan van schuldgevoel heeft geanalyseerd in Skizze einer Selbstbiographie (zie 1991, 165-169) en concludeert dat de demonisering van fout tot schuld niet alleen irreëel is, het is oplichterij. Ik denk dat de lezer uit alles wat Vestdijk aanhaalt alleen maar kan concluderen dat er van een metafysische schuld in Het proces geen sprake is, en een gewone schuld zit er ook niet in. Vestdijk trekt de conclusie, in aansluiting bij een aforisme van Kafka, dat Het proces te beschouwen is als de geschiedenis van een zelfbestraffing, onafhankelijk van schuld (210). Hierop zou bv. K.'s opwelling in het slothoofdstuk wijzen om het mes aan de twee beulen te ontrukken en het zichzelf in de borst te steken. Waaruit bestaat de fout van Josef K.? Vestdijk meent dat hij zich tegenover vrouwen weinig scrupuleus en egoïstisch gedraagt. Vestdijk vindt die fouten overigens niet zo erg, ze zijn typisch van onze tijd en niemand let er nog op (214, noot 1). Maar niettemin: K.'s tekort is, grof gezegd, dat van de celibatair (216). Al zou dat zo zijn, deze fout staat in geen verhouding tot het lot dat hem treft. In zijn latere lezing vindt Vestdijk dit zelf ook (1942, 114) en laat daarom de hypothesen van zelfbestraffing en van schuld varen. Als de vervolging begint heeft Josef K. een verhouding met een cafémeid die hij een keer per week bezoekt. Dat is geen kwestie van liefde, maar hij doet daarmee geen kwaad. K. haat en veracht volgens Vestdijk Leni, maar ik heb geen teken daarvan kunnen ontdekken. Alleen is het twijfelachtig dat K. van haar houdt. Ook heeft hij, door Vestdijk aangehaald, even een denigrerend, en ook nog onjuist meninkje over Fräulein Bürstner, op wie hij verliefd lijkt te zijn. Hij denkt dat ze slechts een typistetje is dat hem niet lang weerstand zal bieden, als al gebleken is dat ze dat nu juist wel doet. Niet fraai, maar ik vind het ongerijmd de roman daarom als een kwestie van zelfbestraffing te zien. De hypothese houdt in dat het rechtshof een projectie van K. moet zijn en ik liet al zien dat dit niet zo is. Vestdijk wees op de opwelling aan het slot om zichzelf om te brengen. Deze komt hieruit voort dat de twee heren die K. dan in de tang hebben elkaar het mes teruggeven, zodat hij het idee krijgt dat ze van hem verwachten dat hij hun van de onprettige | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||
taak hem te liquideren zal verlossen, hetgeen hij echter niet doet. Ook al zou in deze opwelling iets van de wil tot zelfbestraffing zitten, dan zou de roman - het proces en het gerechtshof - geen zaak van zo'n wil tot zelfbestraffing zijn, omdat ze geen projectie van K. 's geest zijn. Vestdijk is er dus in zijn studie niet uitgekomen. Het is wel zijn verdienste dat hij heel wat andere interpretaties in ogenschouw heeft genomen en ook dat hij goed heeft laten zien hoe sceptisch Kafka tegenover het idee van schuld stond. Vestdijks voordurende wisseling van standpunt, die zijn handelsmerk is, is hier, over de ongrijpbare Kafka, wel bijzonder functioneel. Ik vind, in het algemeen, dat een roman in de eerste plaats vanuit zichzelf geïnterpreteerd moet worden. Ik ontken allerminst dat de roman voor Franz Kafka onder andere de betekenis van een zelfbestraffingsfantasie, eventueel uit schuldgevoel, gehad kan hebben. Vestdijks idee past in Kafka's wereld. In het minder geslaagde verhaal ‘Das Urteil’, dat niet genoeg is los gekomen van Kafka's persoonlijke vaderprobleem, komt wèl een soort zelfbestraffing voor, waartoe de hoofdpersoon veroordeeld is door zijn vader. Maar wat in Het proces gebeurt is geen zelfbestraffingsfantasie van Josef K. Uit niets blijkt dat het instellen van de vervolging iets te maken heeft met zijn verhouding met de cafémeid of schuldgevoel daarover. Wel wordt later zo nu en dan gezegd dat K. zijn zaak schaadt door te veel met vrouwen te rommelen, bij wie hij steun zoekt. Het sterkst als hij zich bij een bezoek aan de advocaat met diens verpleegster Leni inlaat. Zijn oom verwijt hem dat. Loopt K.'s proces om die reden slecht af? Ik geloof er niets van. Er zijn andere redenen, hiermee samen te vatten dat hij niet buigt voor het gerechtshof en het tenslotte door het opzeggen van zijn advocaat impliciet afwijst. Zijn gedoe met Leni en een deurwaardersvrouw maakt deel uit van deze algemene houding van verzet tegen afhankelijkheid. | |||||||||||||||||||||||||||
Een tweede interpretatie: K. onschuldigVestdijks interpretatie van Het proces in zijn lezing in het gijzelaarskamp is een andere. Hij is daarbij sterk beïnvloed door zijn ingrijpende ervaringen. Hij begint met een paar kampsituaties te schilderen die hem aan Kafka deden denken. Dan beantwoordt hij de intrigerende vraag waarom K. in het begin, hoewel onder arrest gesteld, vrij mag blijven rondlopen. Vestdijk heeft verschillende verklaringen. De eerste is: sluipende intimidatie, de tweede: slordigheid en overschilligheid van de kant van de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||
ambtenaren. Beide zijn mogelijk, maar de derde verklaring geeft aan waar het ook volgens mij om gaat: men is reeds een gevangene ook wanneer men nog in vrijheid meent te zijn. Vestdijk beschouwt de roman nu als een angstdroom. Ik zie dat ook zo: het is een angstdroom waarin de zwarte zijde van de mens hel belicht wordt. Vestdijk stelt opnieuw de kernvraag of Josef K. schuldig of onschuldig is. Hij zegt dat iedereen die schuldig verklaard wordt in Het proces zich op den duur ook schuldig gaat voelen en in overeenstemming daarmee handelen, ook Josef K. (107, 117). Dit is een andere opvatting dan in zijn studie. Daar zei hij dat K. slechts gaat vermoeden dat hij wel eens schuldig zou kunnen zijn. Waarom Vestdijk er nu anders over denkt vermeldt hij niet. Waar dit ook aan ligt, zoals ik zal laten zien vertoont K. inderdaad tegen het eind schuldgevoel. Wat Vestdijk bedoelt met K.'s ‘in overeenstemming met schuldgevoel handelen’ legt hij niet uit.Ga naar eind3. Ondanks dit idee over K.'s schuldgevoel helt Vestdijk nu over tot de overtuiging dat K. onschuldig is. Vestdijk heeft nu het inzicht verworven dat je helemaal niet ergens aan schuldig hoeft te zijn om vervolgd te worden. Hij en zijn medekampgenoten zitten gevangen alleen omdat ze zijn wie ze zijn. En konden als represaille voor een verzetsdaad waar ze part noch deel aan hadden zomaar doodgeschoten worden, voeg ik eraan toe. Dan blijft de vraag wat de verklaring is voor de vervolging. Welke motieven hebben de rechters dan voor hun lugubere spel? Een van de redenen is dat iemand rechter kan zijn ten einde zichzelf van beschuldiging te vrijwaren. Dit komt uit in een niet in de roman opgenomen fragment, dat erachterin gepubliceerd is, waarin K. zich in een droom in de uniform van een ambtenaar van het hof ziet, waarbij zijn angst en beklemming van hem geweken zijn. De hoofdzaak is echter volgens Vestdijk dat het principe van het ‘Gericht’ dat van iedere collectieve organisatie is, die wil heersen en macht wil uitoefenen over het vrije en autonome individu. De kunst daarbij is om het de schuld van iets te geven, onverschillig waarvan. Het individu zal zich dan niet meer aan deze suggestie kunnen onttrekken, want er is altijd wel iets in zijn leven te vinden, op grond waarvan hij zich inderdaad als schuldig beschouwen kan. Over dit laatste is op te merken dat K. tot het einde toe volhoudt dat hij onschuldig is, nog tijdens het gesprek in de dom, en pas onder dreiging van de executie van schuldgevoel blijk geeft: ‘Ik wilde de wereld steeds met twintig handen tegelijk aanpakken en bovendien voor een niet goed te keuren doel’, denkt hij dan, ‘Dat was onjuist’ (192). Dit is één van zijn beweegredenen om zich neer te leggen bij de gang naar de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||
plaats van executie. Het lijkt erop dat dit schuldgevoel hem door de dreigende executie wordt opgedrongen. Hij heeft echter niet de indruk gewekt de wereld met zoveel handen aan te willen grijpen. Op de bank is hij procuratiehouder, een belangrijk iemand, en rivaal van de adjunctdirecteur. Hij heeft kennelijk willen vooruitkomen in de wereld, waarbij het niet te billijken doel kan zijn dat het voordeel louter voor hemzelf is, maar hij is in de tijd dat de roman speelt ook op de bank in het defensief. Dan is er nog zijn opdringerige gedrag jegens juffouw Bürstner, die hij per se - heel begrijpelijk en excusabel - over zijn arrestatie van die morgen wil vertellen, en het ongevraagd kussen van haar, maar daarmee hebben we het gehad. Milan Kundera heeft in een uitstekend essay over de kunst van de roman (1987, 81) gezegd dat bij Kafka de straf de zonde zoekt, d.w.z. dat de absurditeit van de straf zo ondraaglijk is dat de beschuldigde voor zijn gemoedsrust een rechtvaardiging voor zijn straf wil vinden. Dit is een soortgelijke gedachte als die van Vestdijk over zich schuldig gaan voelen door een hardnekkige beschuldiging. K. vindt aan het eind een rechtvaardiging, maar ze gaat niet op. Zijn schuldgevoel wijst niet op een werkelijke schuld. Volgens gangbare maatstaven heeft hij geen schuld die het proces rechtvaardigt. Ik vind Vestdijks interpretatie in deze lezing veel beter dan die uit de studie. Hij staat nu kennelijk niet meer achter zijn eerdere uitspraak dat er, als je geen schuld of zelfbestraffing aanneemt, slechts een zinloze conte cruel overblijft. Terecht. Wat er overblijft is dat de mens andere mensen die hem niet bevallen op irrationele wijze beschuldigt, en soms vervolgt tot de dood toe, om welke reden dan ook. In de moderne tijd heeft men meegemaakt dat dit gebeuren kan omdat ze zogenaamd van ander ras zijn (door de nazi's) of (door de communisten) omdat ze andere overtuigingen hebben, een zelfstandig beroep hebben (de boerenstand, die in de Sowjet-Unie werd gedecimeerd; geletterden en stadsbewoners in Cambodja) of alleen maar omdat men er zoveel mogelijk uit de weg wilde ruimen die wel eens tegenstander zouden kunnen zijn of worden. Volgens Vestdijk is de overeenkomst tussen de rechterlijke organisatie en de totalitaire staatsvorm geheel toevallig (107/108). Daar denk ik anders over, want Kafka leefde in Praag, in de autoritaire, nog half feodale Habsburgse monarchie en heeft als insider meegemaakt hoe de semistaatsinstelling waar hij werkte, een verzekeringsmaatschappij voor bedrijfsongevallen, arbeiders kon maken of breken, en niet zelden brak. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het procesDeze interpretatie van Vestdijk van Het proces is nogal beknopt en erg algemeen en zou nog uit te werken zijn. In de roman wordt het zo voorgesteld dat sommige individuen aangepakt worden door het gerechtshof, anderen niet. Redenen daarvoor worden niet gegeven, behalve dan, voor wat K. betreft, dat hij belasterd zal zijn. De meeste aangeklaagden behoren tot de hogere standen (57). Eenvoudige figuren als een hospita en typiste Bürstner zijn geen beschuldigden. Andere beschuldigden dan K. kruipen in het stof om een vonnis af te wenden, K. niet; daaruit spreekt zijn autonomie. K. wordt in het begin, vermoedelijk dus door laster, geïsoleerd. De aanklacht tegen hem is niet gespecificeerd, het zou alles kunnen zijn en om je te verdedigen zou je je hele leven moeten verdedigen, d.w.z. de aanklacht is dat K. überhaupt bestaat. Hij voelt zich niet schuldig, behalve aan het slot, en heeft geen enkel misdrijf begaan, maar het gerechtshof moet hem kennelijk niet en wil hem uitstoten. Alles maakt deel uit van het gerechtshof, zoals de hofschilder zegt (129). (Iemand wordt tijdens zijn leven voortdurend beoordeeld en veroordeeld, vaak achter zijn rug, door de kringen waartoe hij behoort. Hier kan hij zich alleen aan onttrekken door zo onopvallend mogelijk te zijn, door geen kring te hebben, door niet in concurrentie te treden met anderen.) Het proces is slechts schijn: de rechters lezen porno en laten zich vrouwen brengen. Wie eenmaal beschuldigd is wordt nooit meer vrijgesproken. (Zo behouden de veroordelingen die achter iemands rug worden uitgesproken altijd hun invloed. Verder werden zulke schijnprocessen door de communisten gevoerd ter voorbereiding van hun moordpartijen.) In het begin zoekt K. het gerechtshof een keer onuitgenodigd op. Het heeft nu eenmaal macht en machtigen moet je kennen als je wilt overleven. Maar hij past zich niet aan en daarom loopt het slecht met hem af. In de loop van de roman geeft hij steeds minder toe, in tegenstelling tot veel andere personages. Hij wil niet omkopen of soebatten, hij maakt geen gebruik van de twee manieren waarop iemand zijn hachje kan redden, namelijk een schijnvrijspraak nastreven of op de lange baan schuiven. Tenslotte zegt hij zelfs zijn advocaat op, die naar het lijkt bezig is met dat traineren. Zo daagt hij het gerechtshof uit, dat hem daarop laat executeren. K. heeft zijn menselijke waardigheid, waarop Vestdijk wijst, verkozen boven het leven. Waarom staat er dan aan het slot: het was alsof zijn schaamte hem zou overleven? Omdat hij als een hond wordt afgemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het gaat niet om schuld, maar om de schaamte van een onmachtige tegenover de brute overmacht, die zich vermomt als een gerechtshof. Daarom krijgt de schilder opdracht de godin der gerechtigheid als die van de overwinning voor te stellen, en gaat ze er voor K. tenslotte uitzien als de godin van de jacht, met nog de blinddoek voor de ogen van de godin van de gerechtigheid (hs. 7).Ga naar eind4. Het hof jaagt op mensen en neemt blinde wraak. In de dom zegt de kapelaan aan het eind: ‘Men moet niet alles voor waar houden, men moet het enkel noodzakelijk achten’, waarop K. antwoordt dat daarmee de leugen tot wereldordening wordt gemaakt (188). Het instrumentele begrip van noodzakelijkheid dat tegen de waarheid in het veld wordt gevoerd verwijst naar de technologie van het proces - wijst erop dat het niet om een substantieel begrip van schuld gaat maar om de dynamiek van een onderwerpingsstrategie (Lubkoll, 1990, 292). Er is geen aanwijsbare schuld in Het proces. Qua waardigheid en autonomie is Josef K. het best te vergelijken met Amalia uit Das Schloss (hs. 15), die, omdat ze een smerige brief van een ambtenaar van het slot verscheurd heeft, samen met haar familie door het dorp uit angst voor het slot wordt uitgestoten. De zwijgzame, compromisloze Amalia is echter trotser en sterker. Zij is superieur en dat laat zich van de bezorgde, beïnvloedbare Josef K. niet zeggen. Kafka zag de mens, ook zichzelf, bijzonder zwart, vooral als hij anderen boven en beneden zich heeft en bijna ieder heeft dat. (Alleen Hitler en Stalin hadden niemand boven hen en die waren nog het ergst.) Het gelijk dat hij had werd in de erop volgende tijden nog weer eens aangetoond. Niet alleen de communistische schijnprocessen maar ook de massamoord op personen van joodse afkomst past helemaal in de visie van Het proces, al zochten de Nazi's het niet in schijnprocessen maar in zwart maken en laster, zoals ook met K. gebeurd is. Dit wil niet zeggen dat Kafka zulke gebeurtenissen voorzien heeft. Hij doorzag dat ze, gezien de aard van de mens, mogelijk zijn. Hoofdstuk 5 uit Het proces, Der Prügler, en zijn koel-gruwelijke verhaal over martelen, ‘In der Strafkolonie’, tonen dat afdoende aan. En wat mogelijk is gebeurt altijd eens, vroeger of later, en altijd weer opnieuw. Het proces van Josef K. is, afgezien van de executie, het leven zelf zoals een angstig iemand het ondergaat die erin verstrikt is.Ga naar eind5. Het gerechtshof is een nachtmerrie-achtige concretisatie van de gewone mensen die als collectief anderen onder vuur nemen. Daarom is het proces niet openbaar en noemt zijn advocaat het hebben en benutten van persoonlijke relaties het belangrijkste (99, 101). Daarom ook is het onmogelijk | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||
misstanden te verbeteren (104). K. vraagt zich af of het mogelijk is buiten het proces om te leven (181). Nee dus, want het alledaagse leven temidden van anderen is het proces. Hoe komt het dan dat de roman onweerstaanbaar, niet alleen bij mij, associaties oproept met nationaalsocialistische en communistische wandaden? Dit komt omdat Kafka in de mens de eigenschappen ziet die daartoe kunnen leiden, lafheid, corruptie, onverschilligheid, de behoefte anderen te vernederen en zichzelf op de troon te zetten (de advocaat evenzeer als de rechters), de ‘bevel is bevel’ mentaliteit, noem maar op. De executie treft K. omdat hij zich gaat verdedigen en dan van verdere verdediging afziet. Hij wil het proces beëindigd zien, maar daarmee verbeurt hij zijn leven. | |||||||||||||||||||||||||||
Een raadselachtige dagboekaantekeningWie K. niet als schuldig beschouwt zit er echter mee dat Kafka in zijn dagboeken K. kortweg, zonder toelichting, ‘de schuldige’ noemt, in tegenstelling tot de schuldloze Karl Rossmann uit de niet voltooide roman Amerika (1990a, 351; d.d. 30/9/1915). Bedoelde Kafka misschien dat K. schuldig is op de wijze waarop Christenen de mens zondig achten, door de erfzonde? Oftewel, zoals Verhaar (1975, 143) het uitdrukt, dat zijn schuld is dat hij bestaat? Dat kan niet omdat Kafka Rossmann schuldeloos noemt, terwijl de erfzonde iedereen betreft. Bovendien worden in Het proces sommigen vervolgd maar anderen niet. Verder geloofde Kafka er niet in. De erfzonde bestaat alleen in het verwijt van de mens dat hem onrecht aangedaan is, dat de erfzonde aan hem begaan is, zegt hij in de afonsmenverzameling Er (1990b, 219). Zoals Vestdijk het uitdrukt: de schuld bestaat bij Kafka slechts hieruit dat de mens een hogere macht de schuld geeft van zijn lijden (208). Ik kan geen morele schuld bij K. vinden die het proces rechtvaardigt. In een aantekening (1991, 54; d.d. 20/10/1917) beschouwt Kafka ongeduld als een hoofdzonde. Josef K. is ongeduldig, vanaf hoofdstuk 7, en dit leidt mede tot zijn dood. Het probleem is echter dat ongeduld wel een fout is, maar dat het moeilijk als een moreel tekort dat de executie rechtvaardigt is aan te merken. Bovendien impliceert volgens Kafka zondigheid nog geen schuld (1991, 74; d.d. 18/1/1918). Bedoelde Kafka dan misschien dat de dertig jaar oude bankemployé Josef K. zijn ‘onschuld verloren heeft’, zoals het heet over mensen met levenservaring, anders dan de jonge, naïeve en goedaardige hoofdpersoon uit Amerika?Ga naar eind6. Dat wil zeggen dat K. de doortrapte wereld kent en er | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||
deel van uitmaakt, al haalt hij geen enkele valse streek uit. Maar zo'n ‘verlies van onschuld’ rechtvaardigt niet het vonnis. Kan het misschien het proces, afgezien van het vonnis, begrijpelijk maken? De schuldloze Rossmann wordt echter door anderen zeker niet minder slecht behandeld dan K. tijdens zijn proces; wel loopt het, op een sprookjesachtige manier, goed met hem af, maar Kafka stond een ander slot voor de geest, blijkens zijn uitlating in dezelfde dagboeknotitie dat zowel K. als Rossmann uit de weg geruimd worden. (Voor Rossmann gaat dat in de bestaande tekst niet op.) Het gegeven dat de schuldloze Rossmann, de afloop daargelaten, ook slecht behandeld wordt, zet een verband tussen K.'s ‘verlies van onschuld’ en zijn proces op losse schroeven. Al of niet schuldig zijn maakt blijkbaar niet veel uit. Toch hebben K.'s bankfunctie en het proces iets met elkaar te maken, getuige het feit dat drie jonge, ondergeschikte bankbedienden tijdens de arrestatie op de achtergrond aanwezig zijn. Door deze hoge functie is K. bedreigend voor minderen die hij kan ontslaan en wordt hij bedreigd door rivalen. Misschien verklaart het ‘verlies van onschuld’ dus enigszins Kafka's uidating. Ook is mogelijk dat Kafka met het woord ‘schuldig’ een bedoeling weergaf, die hij op dat moment had, maar die hij niet gerealiseerd heeft. Hij heeft de roman immers nooit voltooid, al heeft hij wel het slothoofdstuk al geschreven. Wat hij over Amerika zegt gaat niet op omdat die roman niet af is en wat hij over Het proces zegt gaat evenmin op om dezelfde reden. Ten tweede, hij besefte helder - dit blijkt uit het materiaal dat Vestdijk aandraagt - dat zijn schuldgevoel tegenover zijn ouders en vooral zijn vader hem opgedrongen was door diens grove machtsuitoefening en niet op schuld wees. Dit besef kan gemaakt hebben dat hij Josef K. geen schuld meegeeft. Maar zijn schuldgevoel en vereenzelviging met K. kunnen hem in de impuls van een moment zijn raadselachtige en verwarrende opmerking hebben doen noteren. | |||||||||||||||||||||||||||
De idee der gerechtigheid of der ongerechtigheid?In Het wezen van de angst werpt Vestdijk opnieuw een blik op Kafka. Ik beperk me voornamelijk tot wat hij zegt over Het proces. Een nieuwe observatie is dat Josef K. zelf weinig angst vertoont, hoewel de lezer het proces als angstwekkend ervaart. Vestdijk brengt dit in verband met een dwangneurose: bij iemand die daaraan lijdt wordt de angstwekkende gebeurtenis gescheiden gehouden van de emotie. Zijn mening dat de roman een poging is om zich van autoriteit te bevrijden doet terugdenken | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||
aan zijn lezing van 1942, maar verder herinnert weinig daaraan. Hij keert terug, met een vereenvoudiging, tot de opvatting in zijn studie van 1936. Hij meent dat Het proces en Het slot de gewetensangst behandelen; ‘het kernprobleem is zuiver ethisch: er is sprake van schuld, straf en de ontoereikendheid van het menselijke pogen.’ Vervolgens zegt hij dat de schuld in Het slot eigenlijk uit niets anders bestaat dan dat K. een vreemdeling is. Geen schuld van K. dus, is mijn reactie, maar als er enigerlei schuld is dan ligt die bij de autoriteiten van het slot, niet bij hun slachtoffer. Vestdijk ontkracht met zijn opmerking meteen zijn eigen stellingname wat Het slot betreft. Over de andere roman heeft Vestdijk een opvatting die samenhangt met zijn idee dat Josef K. schuldig is: ‘Der Prozess belichaamt de idee der gerechtigheid en tevens de caricatuur daarvan, de zeer onvolmaakte wijze waarop zij zich in de wereld der verschijningen weerspiegelt.’ (504). Deze opvatting is idealistisch in mijn ogen, d.w.z. hij ziet het te mooi. Ze is verwant aan de opvatting dat het hof God is, zoals bv. door Citati (1990) aangenomen, in de lijn van Max Brod, al verwerpt Vestdijk in zijn recensie Brods idee. De roman belichaamt mijns inziens echter de idee der ongerechtigheid, die van de macht van het redeloze collectief, en is een karikatuur dààrvan. In het werkelijke leven is er vaak geen schuld bij vervolging. Ik begrijp niet hoe iemand aan gerechtigheid, laat staan God, kan denken bij de waardeloze procedures, kwaadaardige opvattingen en misdadige executie van dit gerechtshof. Denk bv. eens aan de opvatting van het hof dat een beschuldigde altijd schuldig is. Wel staat in de roman de onbereikbare wet uit de parabel ‘Voor de wet’ mijns inziens voor de gerechtigheid. Het individu wacht voor de poort die tot de wet leidt totdat hij sterft. Dèze wet is de rechtvaardigheid, maar het individu zal nooit weten wat die voor hemzelf inhoudt. (Ook de korte schets ‘Zur Frage der Gesetze’ (1990b) wijst daarop.) Over Josef K. uit Het proces verdedigt Vestdijk zijn opvatting van 1936 in versimpelde vorm. Hij zegt niet meer dat K. schuldig en onschuldig tegelijk is, maar beschouwt hem als schuldig, omdat het met zijn liefdesleven fout zit, en dit laatste dikt hij aan. Waarom ik deze opvatting afwijs heb ik al gezegd: de vervolging staat in geen verhouding tot dit tekort, als het er een is. Vestdijk ziet deze wanverhouding zelf ook in, maar terwijl dit hem in de lezing ertoe bracht de schuldhypothese te laten varen, zegt hij nu dat het hoge morele niveau van K. in andere opzichten dit tekort tien keer zo erg maakt als bij een middelmatig persoon het geval zou zijn geweest. Ik zie niet in dat K. in andere opzichten moreel zo to- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||
renhoog staat, maar dat daargelaten is het een in mijn ogen onaanvaardbare redenering. Zo mag je nooit de zwakheden van verder voortreffelijke mensen beoordelen. Vestdijk slaat door over K.'s vermeende ondeugd, misschien vanuit het besef dat hij anders zwak staat: ‘Liet men hem zijn gang gaan, hij zou zich van iedere vrouw meester maken die hem voor de voeten liep.’ (507). Geen sprake van. Als het om een levend mens ging, zou dit laster zijn, laster waarvan K. in de roman het slachtoffer is! K. omhelst, als gezegd, ongevraagd de passief blijvende juffrouw Bürstner, maar maakt zich niet van haar meester. Ze wijst hem daarna af. Al behoort ieder in beginsel of potentie tot het proces, dit meisje is er niet actief in. Haar afwijzing houdt in dat hij geen gewone vrouw meer zal krijgen. De vrouw van de deurwaarder biedt zich aan hem aan voordat ze naar een rechter gesleept wordt. De verpleegster van de advocaat, Leni, krijgt hij, maar K. verleidt haar niet: zij verleidt hem. Vestdijk zegt op zijn idee gekomen te zijn door een opmerking van Brod (506), maar deze gaat veel minder ver: hij vindt dat K. te kort schiet in de liefde (1986, 255). Daarna geeft Vestdijk nog een paar verontschuldigende omstandigheden aan. Het proces heeft K. uit zijn evenwicht gebracht en de vrouwen dienen als narcoticum. Daar de meeste vrouwen tot het ‘Gericht’ behoren kan men er ook een wraakneming op hun mannelijke aanhang in zien, terwijl ze hem misschien ook zullen kunnen bijstaan met raad en daad. Die laatste twee motieven heeft K. inderdaad. Hij denkt zelf dat hij helpsters ronselt. Ze willen of kunnen echter geen hulp geven. En het advies van Leni om schuld te bekennen, omdat iemand pas daarna kan ontsnappen, slaat hij in de wind. Bovendien, gaat Vestdijk verder: ‘zijn deze [vrouwelijke] wezens dermate gecorrumpeerd dat hij waarlijk geen grote schade aanricht met zijn deels nogal belachelijke () avonturen’. Waar blijft de schuld dan?! Vestdijk ziet veel van de redenen waarop mijn afwijzing van zijn conclusie dat K. schuld treft berust, maar blijft er bij. Zijn ervaring dat je onschuldig in een kamp kunt opgesloten worden speelt kennelijk geen rol meer. Hij houdt te weinig rekening ermee dat, wanneer de vervolging begint, het enige dat K. door een puritein te verwijten zou zijn, zijn verhouding met de cafémeid, Elsa, is. Het gevolg van zijn soort liefdesleven is dat hij daardoor meer alleen staat dan wanneer hij getrouwd was geweest. Van Elsa heeft hij geen steun te verwachten. Bedoelde Kafka met K.'s schuld misschien - nog een laatste veronderstelling - dat hij geen echte liefdesverhouding heeft? Dat kun je als een tekort zien en Kafka zag het zeker zo. Maar het is geen schuld in gewone zin en rechtvaardigt | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||
in geen enkel opzicht de vervolging. Wel maakt het hem kwetsbaarder dan hij anders geweest zou zijn. Wanneer K. naar zijn executie gesleept wordt en tegenstand biedt meent hij juffrouw Bürstner te zien, die hem afgewezen heeft; meteen acht hij zijn verzet waardeloos. Hij zou daardoor slechts een laatste ‘schijn van leven’ genieten. Hierin is te lezen dat een leven zonder liefde voor hem niet genoeg waarde heeft om het tot het laatst te verdedigen. Het is naast zijn schuldgevoel zijn tweede beweegreden om zijn verzet te staken. | |||||||||||||||||||||||||||
Angst van de onschuldige voor schijnrechtersOndertussen heeft Vestdijk ook de interpretatie vermeld die in hoofdlijn de mijne is en waarvan hij zegt dat hij ze eens aangehangen heeft en dat ze te verdedigen zou zijn tegenover niet al te nauwkeurige lezers van de roman: Josef K.'s angst is die van de verlichte mens voor de brute, georganiseerde massa; van de Oostenrijkse intellectueel voor een verstarde bureaucratie; van de fijnbesnaarde voor de knuppeldrager. Het is dan geen morele angst die K. ervaart. Er is angst voor de dood, voor lijden, benadeling. Er is de angst van de onschuldige voor schijnrechters, die toevallig over macht beschikken; de angst voor de vader aan wiens invloed men zich ontworsteld heeft maar die ons evengoed benadelen kan als ieder ander agressief individu. Deze interpretatie is naar mijn idee ook door nauwkeurige lezers te verdedigen. Als Vestdijks interpretatie zich bij lezing aan mij opdrong zou ik, en ik niet alleen, de roman nogal idioot vinden, maar ze komt nooit bij me op, hoe vaak ik hem ook herlees. Ik had nooit aan enige schuld van Josef K. gedacht voordat ik dat bij anderen, waaronder Kafka zelf, las. En hoe hard ik er daarna ook over nagedacht heb, ik kan geen schuld bij K. vinden. Als Kafka zelf het woord ‘schuldig’ niet had laten vallen zou ik de mening van die anderen niet zo serieus hebben genomen, al kan ik ze uiteindelijk niet accepteren. Maar misschien is ‘onschuldig’ toch te stellig uitgedrukt, omdat alles zwevend blijft in de roman, en moet je met verder gaan dan te constateren dat het geheel onduidelijk blijft waaruit een eventuele schuld van K. dan wel zou bestaan.Ga naar eind7. Volgens het in Nederland van kracht zijnde rechtssysteem, volgens welk iemand onschuldig is tot het tegendeel bewezen is, wordt iemand dan als onschuldig beschouwd, wat hij echter niet hoeft te zijn. Kafka zal bij het concipiëren van Het proces sterk beïnvloed zijn door de verhouding met zijn door hem gevreesde, heerszuchtige vader, de au- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||
toriteit, die in deze roman als willekeurig te werk gaand, corrupt en immoreel ontmaskerd wordt, maar die overwint. En waarschijnlijk door de jodenhaat die hij bespeurde. Hij schrijft in een van zijn brieven aan zijn vriendin Milena: ‘Hele middagen ben ik nu op straat en baad in jodenhaat’ (1966, 184). Dat was in de periode na 1918 toen er anti-joodse rellen waren uitgebroken, maar zulke incidenten waren ook eerder voorgekomen (vgl. Pawel, 1988, hs. 4; Verhaar, 1975, 108). Met zijn zakelijke stijl weet Kafka een sinistere sfeer op te roepen. Tegelijkertijd zijn zijn karikaturen van bv. het gerechtshof en de zich vernederende verdachten (zoals koopman Block) komisch. Kafka's geestelijke erfgenaam Samuel Beckett, bij wie het vruchteloze streven van Kafka's personages vervangen is door louter (af)wachten, heeft die combinatie ook, maar bij hem overheerst voor mijn gevoel de komische manier, waarop het uitzichtloze van het leven gepresenteerd wordt, bij Kafka staat de stille terreur voorop. Vestdijks interpretatie van Het proces was eerst optimistisch, niet slechts door zijn reactie dat de lezer er sterkte uit kan putten. Ook de opvatting van zelfbestraffing is optimistisch. Als het daarom gaat hoef je je namelijk niets van de roman aan te trekken als zo'n neiging je vreemd is. Je mocht verwachten dat Vestdijk, omdat hij zelf het gevoel van dreigende uitstoting, niet op een traceerbare schuld gebaseerd, kende, eerder op een interpretatie buiten schuld of zelfbestraffing om zou komen, maar dat wordt niet bewaarheid. Opvallend is dan hoe Vestdijk door verandering van omstandigheden tot een geheel andere interpretatie wordt gebracht. Natuurlijk kon hij al lang weten dat wat hij in het kamp ervoer al vaak in de geschiedenis gebeurd was, maar pas toen hij het zelf onderging beïnvloedde het hem. Daarna keerde hij weer terug, globaal, tot zijn eerste interpretatie, nu niet meer in subtiele maar in conventionele vorm. Hij maakt een andere keus dan in zijn lezing zonder te verantwoorden waarom, hetgeen een indruk van willekeur maakt. Vestdijk behoort, even afgezien van het intermezzo van zijn kamplezing, tot de categorie interpreten, van wie ik Verhaar en De Visscher noemde, die, omdat K. gestraft wordt, per se een zonde of fout wil aangeven, waarvoor hij gestraft wordt. Omdat die echter niet te vinden is komt ieder met andere zonden aandragen (zie daarvoor desgewenst de noten 3 en 4). Daarbij klampt Vestdijk zich, als was hij een op hol geslagen feministe, vooral in zijn laatste stuk vast aan K.'s vermeende vrouwenjacht, waar weinig van klopt. Zijn opvatting dat het proces de idee der gerechtigheid vertegenwoordigt is m.i. te idealistisch. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||
Van Vestdijks Kafka-opstellen vind ik het stuk in Het wezen van de angst, waarin hij op routine lijkt te drijven, het minste en de lezing het beste. Maar de interpretatie die zich aan mij opdringt, staat toch maar in elk van de stukken vermeld. Vestdijk heeft zich zelf goed gehouden aan zijn aansporing de poly-interpretabiliteit van Kafka in het oog te houden. Wellicht moet je wanneer het om Kafka gaat niet meer verlangen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie* Ik heb me beperkt tot een keuze uit de door mij geraadpleegde literatuur.
|
|