Vestdijkkroniek. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Ed van Dompselaar
| |
[pagina 43]
| |
fresco van ‘Het laatste avondmaal’ van Leonardo da Vinci worden gekoppeld aan de twaalf tekens van de dierenriem.Ga naar eindnoot8. Vestdijk verwijst uitdrukkelijk naar mevrouw Burgers als iemand die naar zijn mening het diepst is doorgedrongen in de speculatief-wijsgerige structuur van de zodiak.Ga naar eindnoot9. Bovendien zou zij verreweg de scherpste psychologische karakteristiek hebben geleverd van de twaalf tekens. Al in 1949 kondigt hij een bundeling in boekvorm aan van haar artikelen. De verschijning van dit boek zou overigens nog tot 1963 op zich laten wachten.
Vestdijk schrijft in zijn aantekeningen voor De vreemde huisknecht, de werktitel voor Bevrijdingsfeest: ‘Grondidee: Verantwoordelijkheid t.o. zichzelf, familie en samenleving, belichaamd vooral in de Gemini-figuur Hoeck.’ In het nu volgende overzicht van de koppeling van de hoofdpersonen van de roman aan de tekens van de dierenriem zal ik daarom uitvoerig aandacht geven aan de manier waarop de auteur deze verantwoordelijkheid gestalte heeft gegeven. De volgorde der tekens is die van de zodiak, m.u.v. Gemini, het teken van jonkheer Evert Hoeck van Linden tot Kruytbergen, die als belangrijkste romanpersoon als laatste aan de beurt komt. | |
Indeling der karakters volgens de zodiakDe Ram in de roman is Jeanne Wisse, de vriendin van Evert Hoeck uit het verzet. Ariës is een voorloper, een wegbereider, en Vestdijk zegt van Jeanne: ‘Niet dat zij hem... koesteren wilde of overheersen; neen, zij wilde hem de weg wijzen’. (43)Ga naar eindnoot10.
Zij zou hem de weg wijzen hoe hij de wereld kon veranderen door in vredestijd te doen wat zij beiden in oorlogstijd hadden beproefd: het verwezenlijken hunner idealen voor een beter, vrijer en democratischer Nederland. De praktische uitwerking hiervan moest hij maar bepalen, daar had zij geen verstand van. Dit laatste is typerend voor het gemis aan verantwoordelijkheid van de Ram. Dit onverantwoordelijke gedrag van de Ram zien we ook terug wanneer Jeanne een buitenechtelijk kind verwacht van Evert. Als zij meent dat Evert niet meer van haar houdt, laat zij door haar man, de dokter Herman Wisse, een miskraam opwekken, zonder daarover eerst met Evert te praten. Als Evert hiertegen protesteert, | |
[pagina 44]
| |
verwijt zij hem karakterloosheid, onverantwoordelijk gedrag en laat zij het tot een breuk komen.
De N.S.B.-ster Rie Bentz is de Stier in de roman. Van de Stier zegt mevrouw Burgers o.a. dat hij een ontvankelijke mythomaan is. Ook valt de collectieve waan onder dit teken, alsmede een sterke gehechtheid aan het bezit. De Stier regeert hals en stem. Vestdijk schildert in Rie Bentz een schoonheid van een Stier: ‘En opeens begon zij te spreken, laag zingend, beheerst muzikaal, toch zonder goedkope galm. Traag verhief zich de stem, gedragen haar vlucht nemend in de kleine ruimte; het werd een Brahms-aria, een “ernster Gesang” van het beste soort.’ (89). Vestdijk werkt het verantwoordelijkheidsaspect bij Rie Bentz uit in de verhouding tot haar kinderen. De vrouw, die vanwege haar onverantwoordelijke gedrag in de oorlog gevangen zit in een vrouwenkamp, heeft erg te lijden onder het gemis van haar kroost. Als Hoeck haar zou kunnen helpen weer bij haar kinderen te komen, wil zij hem daarvoor in ruil wel inlichtingen geven over de rol van haar minnaar Backer-Schele in het oprollen van de verzetsgroep van Evert in de oorlog.
Kenmerkend voor de Kreeft is de grote aandacht voor de onmiddellijke omgeving, de afhankelijkheid ook daarvan en de klemtoon op het emotievolle, dramatische gebeuren. In Lucy Kropholler tekent Vestdijk een tweederangs actrice, die hunkert naar het grote gebaar. Haar afhankelijkheid van de directe omgeving wordt door de auteur uitgewerkt als een gemis aan een diepte, waardoor zij een erg oppervlakkig persoon wordt: ‘...- het begrip “vlakte” was misschien de aangewezen sleutel tot haar karakter, dat zozeer door het grote-stadsleven gevormd scheen. Wilde zij overtuigen, dan toonde zij haar vlakke hand. Haar liefde was oppervlak, - een gladde, welverzorgde huid, - het platte bed haar wezenlijk milieu.... Een plat vlak kan geen ruimte vullen: dit vonniste haar als actrice.’ (217-218) Ook het verantwoordelijkheidsgevoel van Lucy wordt uitgewerkt volgens dit platte model: ‘Loyaal tegenover mensen op minder dan twee pas afstand, zou zij ze verraden en verkopen, zodra de lengte van een goedgekende Amsterdamse straat aan de afstand was toegevoegd.’ (218) En Evert wordt hier het slachtoffer van als in de vechtpartij van zijn huisknecht Klaver in een café, deze door Lucy herkend wordt als de S.S.-er Mahrholz. Lucy zegt niets aan haar ‘geliefde’ Evert, maar vertelt het | |
[pagina 45]
| |
verhaal wel aan haar vriend Markman, waardoor Evert in grote problemen komt.
De Leeuw is de douairiere mevrouw Hoeck, de moeder van Evert. Een leeuw is het verantwoordelijk middelpunt voor zijn omgeving en legt als zodanig een grote voorliefde aan de dag voor representatieve functies. Mevrouw Hoeck zit in vele besturen en beantwoordt daarmee aan het algemene beeld van de leeuw. Het gaat bij mevrouw Hoeck toch wel veel dieper dan deze oppervlakkige representatie. Een door een misstap in haar jeugd geboren onecht kind is door haar steeds verzorgd, zij het dat het te vondeling is gelegd. Voor de tijd waarin dit gebeurd moet zijn (eind vorige eeuw) was dit toch wel een blijk van groot verantwoordelijkheidsgevoel. Zo denkt Vestdijk er althans over in zijn aantekeningen.
De Maagd tekent zich volgens het zodiakale schema door oriëntering op het detail, onder verwaarlozing van de grote lijn, wat hem ongeschikt maakt voor leidinggevende functies. Maagden zijn dan ook gedienstige, ondergeschikte mensen. De dienstknecht Jan Klaver is de Maagd in de roman. ‘De vloeistofspiegel had de rand van het glas bereikt. Steeds in dezelfde stand bracht hij het glas voorzichtig aan de lippen, zonder te beven, de ogen listig gesloten, de lippen zeer dun; er ging geen druppel verloren, bijna capillair zoog hij de jenever van de rand af. (187). In deze Klaver schetst Vestdijk een laagstaande ‘Befehl ist Befehl’-variant van Virgo. De S.S.-er Klaver vraagt zich (uiteraard) niet af of de moordopdrachten van Evert moreel verantwoord zijn, maar stelt zich als goed ondergeschikte wel ten doel de opdracht zo goed mogelijk uit te voeren. Kenmerkend is ook dat de Maagd zich niet zal verschuilen achter de opdrachtgever, trouw ondergeschikte als hij is. In de muurschildering van Leonardo da Vinci stelt de apostel Thomas de Maagd voor: hij die niet gelooft voordat hij een keer gezien heeft. Dit element wordt door de schrijver uitgewerkt in de verering van de S.S.-er Mahrholz (alias Klaver) voor Hitler, die hij slechts één keer gezien heeft, maar die sindsdien als een god richting geeft aan zijn bestaan.
De Weegschaal is een wikkend en wegend type, logisch denkend en zoekend naar de waarheid, onpartijdig in zijn oordeel. Natuurlijk kan deze neiging van de Weegschaal om te bemiddelen leiden tot problemen t.a.v. de verantwoordelijkheid. Hij zal dan de druk van de verantwoording al te | |
[pagina 46]
| |
zwaar voelen. Dit leidt tot een delen van de verantwoording met anderen door b.v. overleg. Herman Wisse is een Weegschaal: ‘..., hij was alleen maar een geschikte kerel, onpartijdig, rechtvaardig, onzelfzuchtig en tegelijk erg moeilijk en erg gemakkelijk voor zichzelf.’ (210) Herman Wisse laat enerzijds zijn vrouw Jeanne volkomen vrij, maar voelt zich anderzijds wel verantwoordelijk voor haar en handelt daar ook naar, o.a. door zijn pogingen zijn verantwoordelijkheid voor zijn vrouw Jeanne met Evert Hoeck te delen.
Vestdijk zegt met mevrouw Burgers dat de Schorpioen aanleg heeft voor psychologie en deze eigenschap van Anna Hoeck wordt vele malen in de roman genoemd. Zo leest zij Proust voor de vele verschijningsvormen van ijverzucht, een typische eigenschap voor schorpioenen. Door deze aanleg voor introspectie zal een schorpioen de neiging hebben om de buitenwereld in zichzelf te integreren i.p.v. zich te richten op de buitenwereld. De Scorpio zal dan ook geneigd zijn de verantwoordelijkheid op zichzelf te betrekken. Anna Hoeck maakt het zichzelf niet gemakkelijk, want zij ontkent enige vorm van jaloezie t.a.v. Jeanne Wisse die toch haar rivale is. Zij gaat hierin zo ver dat zij niet tussen Jeanne en Evert in wil staan. In de loop van de roman evolueert Anna via het inzicht dat zij toch wel een hypocriet van een zeldzaam soort is, naar de erkenning van haar eigen ijverzucht, een erkenning die haar ook voor haar eigen belangen doet opkomen. In een dergelijke ontwikkeling staat Anna bijna alleen in de roman. Weliswaar komen er meer personen in voor bij wie de verantwoordelijkheid tot probleem is geworden, maar de meesten maken geen ontwikkeling door.
De kunstschilder Louis Drost is communist. Hij legt de nadruk op het collectief. ‘Hoe meer binding aan het collectief, des te sterker de persoonlijkheid. Een eenheid in tegenstellingen, - het collectief voedt de persoonlijkheid.’ (226) In deze abstracte denkwijze toont zich de Boogschutter, wiens verantwoordelijkheid t.a.v. de gemeenschap vorm wordt gegeven door de auteur.
Bij Valentijn, officier van justitie, is de verantwoordelijkheid weer tot probleem geworden. Hij is de Steenbok, getuige de volgende hem toegedichte eigenschappen: ‘..., - een personage met veel macht over zichzelf en de wereld, die met een uiterste economie aan middelen en stappen te werk ging. (97) Deze verantwoordelijkheidsdrager op een breed maat- | |
[pagina 47]
| |
schappelijk vlak lijkt in de gaten te hebben dat er aan de dienstknecht Jan Klaver iets niet helemaal pluis is en dat Evert daar meer van weet. In de afweging van loyaliteit tegenover Evert of t.a.v. de gemeenschap kiest hij voor Evert, zonder daar zichtbaar voordeel van te hebben.
Piet Markman, chanteur en (zwart)handelaar, is genoemd naar de apostel Petrus, de Waterman op de muurschildering van Leonardo da Vinci. Markman is inderdaad de Waterman van de roman. Aquarius is de zorgeloze, onberekenbare levenskunstenaar, zonder verplichtingen tegenover zichzelf of anderen. ‘...hief Markman zijn bruin, lachend gelaat omhoog, zwaaide met zijn grijze flambard; er lag iets van hulpeloze extase, jolige alcoholische verstandhouding in zijn enorme zwarte kijkers’. (8). Veel verantwoordelijkheidsgevoel mag je in eerste instantie van de Waterman dan ook niet verwachten. Vestdijk heeft in Markman echter een Waterman van een wel zeer laag peil geschilderd. Het de Waterman toegeschreven gemeenschapsgevoel uit zich bij Markman in zijn lust om de papieren van gedeporteerde joden te verzamelen en door te nemen op iets bruikbaars. Markman is ook degene die tante Gien, een caféhoudster zonder vergunning, aangeeft, met als aanklacht dat zij gelegenheid zou geven tot tegennatuurlijke ontucht. Ook op kleinere schaal gedraagt Markman zich onverantwoordelijk. Om zijn haatgevoelens tegen Evert Hoeck, die door hem gechanteerd wordt, te voeden, moedigt hij de verhouding van zijn vriendin Lucy met Hoeck juist aan. Ook in andere opzichten wordt Lucy misbruikt door Markman. Zo moet zij met behulp van dreigementen worden gedwongen op bezoek te gaan bij Antoinette Hoeck in verband met de chantagezaak. Zelfs voor zichzelf voelt Markman kennelijk weinig verantwoordelijkheid. Hij is graag bereid van identiteit te wisselen om als bastaard in de familie Hoeck opgenomen te worden. Zijn kostje zou dan gekocht zijn. Piet Markman is dus een Waterman die het wat verantwoordelijkheid betreft laat afweten op alle fronten: t.o.v. de maatschappij, t.o.v. zijn naaste omgeving en zelfs tegenover zijn eigen persoon.
De plaats die Markman in zou hebben moeten nemen in de familie Hoeck is die van de musicus Flip Petit. Petit is de bastaardzoon van Antoinette Hoeck. Zijn muzikaliteit wijst erop dat hij de Vis is. Van een Vis wordt verder de slappe, willoze houding benadrukt. Zij hebben de neiging zich op te offeren of te verslingeren door de sterke neiging zich met andere mensen te identificeren. | |
[pagina 48]
| |
‘Wat loerend, wat wantrouwend en slachtofferachtig kwam zijn bebrild hoofd naar voren,... Zijn grijze haar, vroeger blond geweest, was glad achterover gekamd en in lang niet geknipt. Ondanks de wallen onder zijn ogen,..., herkende Evert dit gezicht onmiddellijk. Alleen - maar dit zag men niet in profiel - was Petits gezicht scheef door een of ander geboortetrauma.’ (119) Van een Vis zou je dus t.a.v. de verantwoordelijkheid problemen mogen verwachten. Flip Petit beperkt zich wat zijn verantwoordelijkheid betreft tot zijn allernaaste omgeving. Hij wil geen gebruik maken van het feit dat hij een bastaardzoon is van mevrouw Hoeck; hij blijft zichzelf, zorgt voor zichzelf en zijn gezin zonder daarbij een beroep te doen op anderen. Verantwoordelijkheid op een klein bestek dus en het zou dit kleine bestek kunnen zijn waar de romanfiguur Petit zijn naam aan dankt. In de opzet van de roman heet hij nog Wester, naar zijn pleegvader. In de uiteindelijke versie van de roman vestigt Vestdijk eenmaal nadrukkelijk de aandacht op de naam van de musicus. In een gesprek met zijn moeder overpeinst Evert Hoeck: ‘Wie wàs Petit eigenlijk?... En waaròm Petit? De naam bleef hem intrigeren. Evenveel letters als Hoeck, maar dat was het natuurlijk niet...’ (146) Flip Petit is door Vestdijk gemodelleerd naar Theun de Vries, aan wie de roman is opgedragen. De Vries' ene halsspier is korter dan de andere, zodat zijn gezicht een beetje scheef is. In de opzet van de roman wordt De Vries ook aangegeven als model voor Petit.
Jonkheer Evert Hoeck van Linden tot Kruytbergen is een Tweeling. Niet geheel toevallig hebben Evert en Anna een tweeling onder hun kinderen. De tweeling is het teken van de waarneming, de belangstelling: ‘...hij was alleen maar klaar voor het onverwachte, een paraat station voor indrukken.’ (34) Zolang dit onverwachte, deze nieuwe indrukken blijven komen, zal een tweeling één en al belangstelling zijn, maar niet zodra is er stabiliteit, of de Tweeling zal op zoek gaan naar nieuwe indrukken of zich mateloos gaan vervelen, zoals Evert Hoeck dan ook overkomt nadat het verzet zijn werk gedaan heeft en bevrijdingsfeest kan worden gevierd. Evert neemt na de bevrijding zijn baan weer op bij het kantongerecht en is daarnaast werkzaam bij het Openbaar Ministerie, waar hij helpt bij de voorbereiding van de tribunalen. Voor een van nature toch al naar oppervlakkigheid neigende persoonlijkheid als een tweeling is, wordt dat allemaal wat teveel van het goede en hij raakt in een ernstige crisis. De kern van het gewetensconflict, voorzover Hoeck zich daarvan bewust is, kan worden aangeduid met de frictie tussen verantwoordelijkheid op een (te) | |
[pagina 49]
| |
groot bestek en op een klein bestek. Vestdijk heeft deze wrijving uitgewerkt in Hoecks verhouding tot de N.S.B.-ster Rie Bentz. Waar hij enerzijds verantwoordelijk is voor de berechting van deze vrouw en haar soortgenoten, kan hij een sterk gevoel van medelijden dat in hem opkomt in een directe confrontatie, niet onderdrukken. Als hij deze vrouw bij het afscheid een kus op het voorhoofd drukt, blijkt zijn in wezen onverantwoordelijke karakter. De ambivalente houding van Hoeck t.o.v. Rie Bentz leidt tot een droom waarin zij hem verschijnt als een gestorven geliefde. Ten aanzien van Piet Markman doet zich hetzelfde conflict voor, getuige de volgende passage: ‘Hij zag niet in, dat men tegenover de grootste schoft verplichtingen heeft, wanneer men eenmaal zijn Franse cognac heeft gedronken of hem zelfs maar glimlachend in de ogen heeft gezien. Zelf voelde hij van deze gewetensconflicten (...) hoogstens iets in de vorm van een malaise, die meer en meer bezit van hem nam.’ (216) En ook dit gewetensconflict leidt tot een droom, nu van Markman in combinatie met Rie Bentz. Volgens mevrouw Burgers heeft de Tweeling de neiging zich wat verantwoordelijkheid betreft, te beroepen op een hogere instantie, wellicht niet zichtbaar aanwezig, maar wel het middelpunt van alle overwegingen dienaangaande. Voor Hoeck is dit onzichtbare middelpunt de Nederlandse God. Voor de bevrijding waren de illegale acties gelegitimeerd door de oorlogstoestand, maar daarna ontbreekt deze legitimatie. Hoeck zoekt ze nu in de Nederlandse God, een verpersoonlijking van de geest zoals die door het Nederland van voor en na de bevrijding waarde. De illegaliteitsman Hoeck acht zich na de oorlog verheven boven alle wetten. Uit de nieuwsgierige wil opzienbarende dingen te laten gebeuren, neemt hij de S.S.-er Mahrholz aan als huisknecht. Deze huisknecht moet voor Hoeck een aantal liquidaties verrichten, schaamteloos vooruitlopend op de raadsbesluiten van de Nederlandse God. Verantwoordelijkheid nemen voor deze terechtstellingen durft hij niet; hij prent Mahrholz (alias Klaver) goed in wat hij moet zeggen als hij onverhoopt gegrepen mocht worden. Van de vele manieren waarop Vestdijk gestalte geeft aan het conflict tussen verantwoordelijkheid op een groot en op een klein bestek, wil ik nog wijzen op die van de strijd tussen de Nederlandse God, het in het Wilhelmus in zijn diepste wezen te onderkennen Opperwezen, en de God van het meewarige geduld, de God van de als een leidraad door de roman heen lopende Inventione van Bach, de muziek van Hoecks moeder.Ga naar eindnoot11. | |
[pagina 50]
| |
Bevrijdingsfeest is te lezen als een zoektocht naar een nieuwe moraal voor na de bevrijding. Hoeck begint met aan te sluiten bij de moraal van in de oorlog: een verantwoordelijkheid voor het opbouwen van een nieuwe samenleving. Een brede verantwoordelijkheid dus. Na een periode van volstrekt immoreel handelen komt hij tot de keuze van een verantwoordelijkheid voor zijn kinderen en zijn vrouw Anna, door zijn baan bij het Openbaar Ministerie op te zeggen en te breken met Jeanne Wisse, zijn vriendin uit het verzet. In de woorden van Vestdijk: ‘Hij leert in de loop van de roman verantwoordelijkheid in klein bestek, na een ongebonden tijd als reactie op de krampachtig gespannen en op te groot bestek gerichte verantw.’ | |
Planetaire structuurEen al of niet symbolische tocht door de onderwereld, waarbij de menselijke ziel tot inkeer en zelfkennis komt, wordt door Vestdijk vaak voorzien van een planetaire structuur.Ga naar eindnoot12. Daarvan lijkt in Bevrijdingsfeest geen sprake te zijn. De tocht van de rode jonker Hoeck loopt langs een reeks vrouwen: Jeanne, Rie Bentz, Lucy, het sponsje, en aan het einde van de roman, Anna. Op het absolute dieptepunt van zijn tocht brengt Evert Hoeck een nacht door bij een naamloos hoertje, het sponsje, bij wie hij veelzeggend de genietingen van het diepzeesponzenbestaan smaakt. Volgens de aantekeningen van Vestdijk hebben de vrouwen een symbolische functie. Anna staat voor geest, respect; Jeanne voor ziel, vervoering, avontuur; Lucy voor lichaam, sportief; sponsje voor dierlijk sensueel; Rie Bentz voor medelijden etc. Antoinette, de moeder van Hoeck die de verantwoordelijkheid voor haar bastaardzoon niet uit de weg ging, is bij deze tocht het onzichtbare richtpunt (denk aan de rol van de Inventione van Bach). Haar dood is de ommekeer in Hoecks uiteindelijke keuze voor zijn kinderen en zijn vrouw Anna. | |
Opposities en vierkanten:De astrologie kent de begrippen oppositie en vierkant. Beperken we ons tot de dierenriem, dan liggen oppositietekens 180o uit elkaar, zodat een combinatie van twee oppositietekens in beginsel disharmonisch is. Omdat de tekens weliswaar tegengesteld zijn, maar elkaar aanvullen is deze disharmonie ophefbaar, in tegenstelling tot tekens die vierkant op elkaar staan. Bij twee vierkant op elkaar staande tekens is de onderlinge afstand | |
[pagina 51]
| |
90o. Disharmonie tussen twee vierkant op elkaar staande tekens is in beginsel onoplosbaar, al zijn er natuurlijk gradaties denkbaar. Van de zes verschillende opposities worden er door Vestdijk twee min of meer uitgewerkt; de overige vier staan nauwelijks in relatie met elkaar. De door Vestdijk in zijn aantekeningen genoemde oppositie is die tussen Louis Drost (Booschutter) en Evert Hoeck (Tweeling). De oppositie wordt in de roman uitgewerkt in de gesprekken van Drost over en met Evert Hoeck (10 e.v. en 221 e.v.), waaruit de tegengestelde karakters blijken: Drost de gemeenschapsman en Hoeck de individualist. De door Vestdijk niet genoemde oppositie is die van Jeanne Wisse (Ram) en haar man Herman (Weegschaal). Omdat deze tekens elkaar zo goed aanvullen wijdt mevrouw Burgers zelfs een korte beschouwing aan deze oppositie in het hoofdstuk over Ram. De impulsieve Ram zal vaak de weloverwegende Libra opzoeken en aan de andere kant zal de Weegschaal gefascineerd worden door Ariës' ondernemingsgeest. Deze combinatie kan dus een nagenoeg ideaal huwelijk opleveren. Van alle mogelijke vierkant-combinaties (12 stuks) werkt Vestdijk er drie meer of minder zichtbaar uit, waarvan hij er twee in zijn aantekeningen vermeld, t.w. het vierkant Ram (Jeanne Wisse) en Kreeft (Lucy Kropholler), van wie de eerste over de laatste opmerkt, dat zij een akelig mens is, en het vierkant Anna (Scorpio) en Antoinette Hoeck (Leo). De vijandschap tussen deze dames is dermate ingehouden dat zij nauwelijks zichtbaar is, al is de verhouding koel te noemen. Slechts in Anna's overwegingen over de vrijgevigheid van haar schoonmoeder (niet zozeer menslievend alswel belust de grote dame uit te hangen (162)) herkennen we expliciet het door Vestdijk genoemde vierkant. Het derde vierkant is dat van Evert Hoeck (Gemini) en Klaver (Virgo). Met name in hun gesprek over het verdwijnen van Klaver blijkt de onverenigbaarheid van hun karakters. Uit geringe aantal uitgewerkte aspecten blijkt dat deze aspectenleer voor Vestdijk alleen bruikbaar was als hem dat toevallig in de kraam te pas kwam. | |
Opdracht aan Theun de VriesDe opdracht van de roman aan Theun de Vries is door de keuze van Evert Hoeck voor de kleinschalige verantwoordelijkheid, het individu, opvallend. Daarbij komt nog dat Theun de Vries model was voor Flip Petit, de verpersoonlijking van deze kleinschaligheid en de ironische behandeling van de communist Louis Drost. | |
[pagina 52]
| |
Theun de Vries was inderdaad niet zo bijster gelukkig met de roman,Ga naar eindnoot13. niet zozeer door de keuze van Hoeck, die door Vestdijk aan het slot van de roman ook gerelativeerd wordt, maar door de manier waarop Vestdijk het verzet en zijn idealen behandelt. De opdracht aan Theun de Vries moet volgens Vestdijk als volstrekt toevallig worden gezien,Ga naar eindnoot14. hoewel zij gezien de thematiek van de roman, erg toepasselijk was. De door Vestdijk genoemde toevalligheid slaat op het wegvallen van de opdracht aan De Vries in De toekomst der religie door een fout van de drukker. Om dit gemis weer goed te maken droeg de auteur Bevrijdingsfeest aan zijn vriend Theun de Vries op. | |
SlotsomVestdijk gebruikt in Bevrijdingsfeest de zodiakale psychologie om het hoofdthema verantwoordelijkheid gestalte te geven. Daarbij gaat hij eclectisch te werk, want sommige bijfiguren zijn niet verbonden aan een teken van de zodiak (zoals de inkthandelaar Backer-Schele) en van het uitwerken van opposities en vierkanten tussen de verschillende zodiakale karakters is niet of nauwelijks sprake. In plaats van de voor de hand liggende planetaire structuur van de reis door de onderwereld, maakt Vestdijk gebruik van een reeks vrouwen, die de verschillende stadia van Hoecks ontwikkeling markeren. |
|